ECLI:NL:RBZWB:2023:5448

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/394652 / FA RK 22-65
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging contactregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de contactregeling en hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De vrouw verzocht om de contactregeling te wijzigen, zodat de man minder contact zou hebben met de kinderen, en om het hoofdverblijf van de oudste minderjarige bij haar te laten bepalen. De man verzocht om de contactregeling te handhaven zoals deze was, met een weekendregeling en een co-ouderschapsregeling. De rechtbank heeft de wensen van de minderjarigen, die aangaven de huidige weekendregeling met hun vader te prefereren, gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende redenen zijn om de hoofdverblijfplaats van de oudste minderjarige te wijzigen, en dat de huidige contactregeling in stand kan blijven, met de mogelijkheid tot uitbreiding in onderling overleg. De rechtbank heeft ook benadrukt dat hulpverlening noodzakelijk is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, en dat de ouders moeten investeren in hun onderlinge verstandhouding. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/394652 / FA RK 22-651
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Nadere beschikking over wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en hoofdverblijf
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats01 ] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,
tegen
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. N. van Vliet te Breda.
betreffende de minderjarige kinderen van partijen:
- [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag01] 2007, hierna te noemen: [minderjarige01] ;
- [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedag02] 2011, hierna te noemen: [minderjarige02] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 24 mei 2022 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief met bijlage van de Raad van 1 februari 2023, betreffende het raadsrapport van 1 februari 2023;
  • het F9-formulier met bijlage van 9 februari 2023 van mr. Van Kerkhof;
  • het F9-formulier van 28 februari 2023 van mr. Van Vliet;
  • het op 14 juli 2023 ingekomen verweer, tevens houdende zelfstandige verzoeken met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren van 21 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
De minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’ met de kinderrechter. Hiervan hebben zij op 19 juli 2023 gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van
[datum01] is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking tijdig is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de voormelde minderjarige kinderen geboren.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat [minderjarige01] zijn hoofdverblijf heeft bij de man en [minderjarige02] zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw. Daarnaast is in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen bepaald dat de minderjarigen steeds in de oneven weken van woensdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur en in de even weken van dinsdag 19:00 uur tot vrijdag 19:00 uur bij de man verblijven alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen te regelen.
2.5
Sinds eind 2021 verblijven de minderjarigen iedere twee weken een weekend bij de man, alsmede gedurende de helft van de (school)vakanties en feestdagen.
2.6
Bij de in deze zaak gegeven beschikking van 24 mei 2022 heeft de rechtbank, met instemming van partijen en zonder voorafgaande mondelinge behandeling, de Raad verzocht om onderzoek in te stellen, te rapporteren en te adviseren ter beantwoording van de in rechtsoverweging 4.4 van die beschikking gestelde vragen. De behandeling van de verzoeken is aangehouden.
2.7
De rechtbank heeft kennisgenomen van het raadsrapport van 1 februari 2023. Zakelijk weergegeven, adviseert de Raad de rechtbank als volgt.
De Raad concludeert dat er geen zorgen zijn over het veilig opgroeien van de minderjarigen. Voor hen is het van belang dat zij een fijn en onbelast contact met hun beide ouders kunnen blijven hebben en dat de ouders ook uitstralen dat dit mag. Het is voor de minderjarigen belangrijk dat er duidelijkheid over de contactregeling bestaat. Voor [minderjarige02] is het belangrijk dat hulpverlening vanuit [naam01] wordt doorgezet. De ouders moeten de onenigheid over de contactregeling gaan loslaten. Zij kunnen hulpverlening zoeken via de gemeente.
Ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige01] zijn er enerzijds geen grote zorgen over de opvoedsituatie bij de man die maken dat zijn hoofdverblijfplaats moet worden gewijzigd. Anderzijds is de feitelijke situatie dat [minderjarige01] meer bij de vrouw verblijft. In de basis is dit voor de Raad leidend, maar van dat uitgangspunt wordt afgeweken, omdat er geen aantoonbare zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de man. Daarnaast draagt behoud van het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de man bij aan de (beperkte mate van) samenwerking tussen partijen. De Raad adviseert het hoofdverblijf van [minderjarige01] dan ook niet te wijzigen.
Ten aanzien van de contactregeling adviseert de Raad om de vastgestelde contactregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen om het weekend bij de man verblijven, alsmede een doordeweeks dagdeel (woensdag na schooltijd tot in de avond). De Raad vraagt zich af of co-ouderschap in de situatie en leefwereld van de minderjarigen passend is. Zij geven beiden aan de weekendregeling fijner te vinden. De Raad kan zich voorstellen dat een weekendregeling in het belang van de minderjarigen is, maar vindt het ook belangrijk dat de man ook doordeweeks meer betrokken kan zijn bij de minderjarigen.
2.8
In reactie op het raadsrapport bericht de vrouw de rechtbank, bij F9-formulier van 9 februari 2023, dat zij het advies van de Raad ten aanzien van het hoofdverblijf onbegrijpelijk vindt. Het algemene uitgangspunt dient te gelden, te weten het hoofdverblijf van het kind is bij de ouder bij wie hij het meest verblijft. Daarnaast heeft de vrouw praktische bezwaren tegen het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de man. Zo blijft de man post voor [minderjarige01] ontvangen en maakt de vrouw geen aanspraak op kindgebonden budget. Ten aanzien van de contactregeling kan de vrouw zich verenigen met het advies van de Raad, echter zullen de minderjarigen bezwaren hebben tegen het doordeweekse contactmoment.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, naar de rechtbank begrijpt:
I.
primair:
de (reguliere) contactregeling (alsmede de regeling voor de zomervakantie) zoals bepaald in de beschikking van de rechtbank van [datum01] te wijzigen in die zin dat de man gerechtigd is tot contact met de minderjarigen op de wijze zoals onder punt 29 van het verzoek beschreven, te weten:
- één weekend per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19:00 uur;
- de helft van de zomervakantie, waarbij de minderjarigen nooit langer dan twee aaneengesloten weken bij één ouder verblijven. De overige vakanties kunnen jaarlijks op basis van een 50/50-verdeling worden verdeeld;
subsidiair:
de geldende contactregeling tussen de man en de minderjarigen te wijzigen op een wijze zoals door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
II. te bepalen, onder wijziging van de beschikking van [datum01] , dat [minderjarige01] voortaan zijn hoofdverblijf bij de vrouw heeft;
III. dusdanige beslissingen te nemen die de rechtbank in het belang van de minderjarigen geraden acht.
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. Hij verzoekt haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- in zoverre met wijziging van de beschikking van [datum01] te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen met betrekking tot de minderjarigen gelijk worden verdeeld, in die zin dat de minderjarigen de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw met als wisselmoment zondagavond na het avondeten en met verdeling van de (school)vakanties en feestdagen bij helfte in onderling overleg nader te bepalen, althans te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen op een zodanige wijze worden verdeeld als de rechtbank juist en redelijk acht;
Subsidiair:
- in zoverre met wijziging van de beschikking van [datum01] te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen met betrekking tot de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] worden verdeeld aldus dat zij bij de man verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag na school tot zondag na het avondeten;
- wekelijks van woensdag na school tot donderdag naar school;
- gedurende de helft van de (school)vakanties en feestdagen, door partijen in onderling overleg nader te bepalen; althans te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen op een zodanige wijze worden verdeeld als de rechtbank juist en redelijk acht.
3.3
Op de standpunten van partijen, de mening van de minderjarigen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
[minderjarige01] vertelt de kinderrechter, samengevat, dat hij de contactregeling zoals deze nu is (de weekendregeling) het fijnste vindt. Deze contactregeling geeft [minderjarige01] structuur en dat bevalt hem goed. Het zorgt ervoor dat hij minder met zijn spullen heen en weer moet. Een contact met zijn vader op woensdag vindt [minderjarige01] niet praktisch. Een vakantieperiode van drie aaneengesloten weken bij zijn vader vindt [minderjarige01] geen probleem. [minderjarige01] geeft verder aan dat het voor hem niet erg is dat hij op het adres van zijn vader staat ingeschreven, al lijkt het hem logischer om bij zijn moeder ingeschreven te staan omdat hij daar ‘echt’ woont.
4.2
[minderjarige02] vertelt de kinderrechter, samengevat, dat hij de sfeer bij zijn moeder het fijnste vindt. [minderjarige02] wil de contactregeling laten zoals deze nu is. Hij is dan ook geen voorstander van een extra contact op de woensdagmiddag. Volgens [minderjarige02] kan hij in de zomervakantie drie weken achter elkaar naar zijn vader.
4.3
Door en namens de vrouw is ter onderbouwing van haar verzoeken, kort samengevat, aangevoerd dat de (ouder)communicatie tussen partijen moeizaam verloopt. Zij hebben uiteenlopende visies over de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Veilig Thuis is betrokken geraakt en heeft aan partijen geadviseerd om hulpverlening in de vorm van mediation in te zetten. Daarop zijn Stichting Jeugdbescherming Brabant (op vrijwillige basis) en De Gezinsmanager betrokken geraakt. Partijen hebben vervolgens een bemiddelingstraject in de vorm van intensieve oudergesprekken gevolgd, maar dat is zonder positief resultaat afgesloten. Jeugdbescherming Brabant heeft de casus daarmee ook afgesloten. Ondanks dat er meerdere vormen van hulpverlening zijn ingezet, verloopt de (ouder)communicatie tussen partijen volgens de vrouw nog steeds moeizaam, met als gevolg dat de minderjarigen steeds meer signalen van loyaliteitsproblematiek vertonen. De Gezinsmanager heeft volgens de vrouw geconcludeerd dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen op basis van co-ouderschap niet mogelijk is zolang de communicatie tussen partijen niet verbetert en de ouders niet meer op één lijn komen wat betreft de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daarnaast voelen de minderjarigen zich volgens de vrouw niet gehoord en gezien door de man en is de verhouding tussen de man en de minderjarigen als gevolg van een aantal incidenten, zoals een forse brand die in de woning van de man heeft plaatsgevonden, onder druk komen te staan. Tijdens de Kerstvakantie 2021 is het verblijf van de minderjarigen bij de man ook niet goed gegaan. De vrouw stelt dat de minderjarigen momenteel een minder intensieve contactregeling met de man willen hebben, waarbij zij eenmaal per twee weken een weekend bij de man verblijven, alsmede tijdens een gedeelte van de zomervakantie. Deze regeling duurt nu al enkele jaren voort en dat gaat goed. Het hoofdverblijf van [minderjarige01] dient bij de vrouw bepaald te worden; dit overeenkomstig het uitgangspunt dat het hoofdverblijf van een kind is bij de ouders bij wie hij het meest verblijft. Er is geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Bovendien loopt de vrouw kindgebonden budget en kinderbijslag mis, terwijl de man een hoog inkomen heeft en niet voor kindgebonden budget in aanmerking komt. Het is niet in het belang van de minderjarigen om de overheidsbijdrage, waarvoor de vrouw in aanmerking komt, te laten liggen.
4.4
Door en namens de man wordt ter onderbouwing van zijn verweer en zelfstandige verzoeken, samengevat, het volgende aangevoerd. De vrouw heeft in december 2021 eenzijdig besloten om de contactregeling te wijzigen, dit na een brand in de woning van de man. De vrouw heeft hierover geen overleg gepleegd en ook bij de hulpverlening was er geen ruimte om afspraken te maken. Hiervoor hebben partijen vijf jaar lang uitvoering gegeven aan een co-ouderschapsregeling. De man begrijpt dat moet worden gekeken naar de belangen van de minderjarigen. Maar, wat zijn deze belangen? In de rapportage van de Raad leest de man terug dat de minderjarigen ‘het wel goed vinden zo’. De man ontkent niet dat de brand bij de minderjarigen mogelijk voor een trauma heeft gezorgd, maar dit hadden partijen met elkaar moeten bespreken. Dit is niet gebeurd en in plaats daarvan heeft de vrouw eenzijdig de contactregeling gewijzigd. In de visie van de man ligt het probleem niet in de contactregeling, maar in de communicatie van partijen. Daarnaast blijkt uit het raadsrapport niet dat de minderjarigen weerstand vertonen tegen een co-ouderschapsregeling of dat er contra-indicaties zijn voor de co-ouderschapsregeling. Het advies van de Raad wordt gebaseerd op de leeftijd van de minderjarigen. Daarnaast spelen er ook geen praktische bezwaren; de minderjarigen hebben bij hun beide ouders vrienden, de school is in het midden en de minderjarigen zijn, nu zij ouder zijn, mobieler geworden. Wanneer de rechtbank het advies van de Raad volgt, dan is de man bang dat zijn rol als vader verder zal afnemen en dat is niet in het belang van de minderjarigen. Volgens de man is de inzet van hulpverlening noodzakelijk om de oudercommunicatie te verbeteren. Daarnaast kan er bij hulpverlening gekeken worden naar parallel solo ouderschap. De man benadrukt dat de co-ouderschapsregeling zoals partijen deze voor december 2021 uitvoerden goed ging. Hieraan dient weer uitvoering gegeven te worden. Subsidiair, dient de weekendregeling uitgebreid te worden met een doordeweeks contactmoment met overnachting.
4.5
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat, als volgt. De Raad volhardt in het advies zoals volgt uit het raadsrapport. De Raad is het met de man eens dat hulpverlening, direct na de brand, het meest aangewezen was. Er had toen gepraat moeten worden. Dat dit niet is gebeurd, is een gemiste kans. Ook al is de brand even geleden, dit neemt niet weg dat er alsnog over gepraat kan worden. Het betreft een ingrijpende gebeurtenis. In aanvulling op het rapport stelt de Raad dat de minderjarigen in principe evenveel bij hun beide ouders kunnen zijn. Er zijn inderdaad geen contra-indicaties voor (meer) contact met de man. Echter, er moet ook tegemoet worden gekomen aan de wensen van de minderjarigen. Zij hebben een bepaalde leeftijd en behoefte en daar moet naar geluisterd worden. Met een contactmoment op een doordeweekse dag kan de man betrokken blijven bij de dagelijkse zaken. Het hoofdverblijf van [minderjarige01] kan bij de man blijven. Enerzijds zal dit ervoor zorgen dat de man betrokken blijft. Anderzijds, vraagt dit van partijen om samen te blijven werken.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling onder andere omvatten:
- een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken;
- de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.2
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e BW van toepassing. Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Gelet op de uiteenlopende visies van partijen is een vergelijk tussen hen niet mogelijk gebleken. Dit betekent dat de rechtbank op de verzoeken zal beslissen.
Wijziging verdeling zorg- en opvoedingstaken
5.4
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. In het kader van de echtscheiding heeft de rechtbank bij beschikking van [datum01] bepaald dat de zorgtaken ten aanzien van de minderjarigen evenredig tussen partijen worden verdeeld. Aan deze regeling wordt door partijen sinds december 2021 geen uitvoering meer gegeven, nu de minderjarigen sindsdien een weekend per veertien dagen, vanaf vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19:00 uur, bij de man verblijven. Dit brengt een wijziging van omstandigheden met zich mee. De vrouw is derhalve ontvankelijk in haar verzoek.
5.5
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat partijen zeer betrokken zijn bij hun kinderen. Beiden beschikken over opvoedingsvaardigheden en zijn in staat om de minderjarigen een adequate opvoedingsomgeving te bieden, zo blijkt ook uit het raadsrapport. Over de opvoedsituatie van zowel de vrouw als de man bestaan dan ook geen zorgen. Het ouderschap bevat echter meer dan het (alleen) bieden van een goede opvoedsituatie. Zo dient een ouder zijn/haar kind ook de ruimte te bieden om het contact op een natuurlijke wijze vorm te geven, waarbij het van belang is dat zij een band kunnen opbouwen. Uit het kindgesprek met de minderjarigen is gebleken dat hun band met de man goed is. Als zij naar de man gaan, hebben zij het fijn bij hem. De rechtbank begrijpt dat de minderjarigen op een leeftijd zijn dat zij meer eigen activiteiten krijgen in de weekenden (onder andere een bijbaantje, vrienden, sport) en hun eigen agenda voeren. Tijdens het gesprek dat de kinderrechter met zowel [minderjarige01] als [minderjarige02] heeft gehad, hebben zij aangegeven dat zij zich kunnen vinden in de contactregeling zoals deze nu wordt uitgevoerd, waarbij zij één weekend per veertien dagen bij de man verblijven. Beiden hebben, los van elkaar, aangegeven geen behoefte te hebben aan een extra contactmoment met de man op de woensdagmiddag. Gelet op de huidige feitelijke situatie, de wensen van de minderjarigen en hun leeftijd, ziet de rechtbank aanleiding om deze huidige contactregeling als uitgangspunt te nemen en deze in hoofdlijnen te volgen, waarbij het belangrijk is dat er ruimte bestaat voor flexibiliteit. Ondanks dat het een grote angst is van de man dat hij betrokkenheid verliest, geeft de rechtbank hem mee dat ook het tegendeel waar kan zijn. Door de minderjarigen de ruimte te geven, bestaat er ook meer ruimte voor hen om, vanuit een toestand van ontspanning contact te hebben met hun vader buiten de weekendregeling om. Flexibiliteit brengt echter niet met zich mee dat het belang dat de minderjarigen op frequente basis contact hebben met de man, uit het oog wordt verloren. De rechtbank acht het daarom van groot belang dat de minderjarigen in ieder geval één weekend per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19:00 uur bij de man verblijven. In onderling overleg tussen de man en de minderjarigen kan deze regeling verder uitgebreid worden, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft opgemerkt dat zij het ook belangrijk vindt dat de minderjarigen contact hebben met hun vader. Er dient rekening gehouden te worden met de situatie dat één van de minderjarigen uitbereiding van het contact wenst. Ook daar dienen partijen dan flexibel mee om te gaan.
De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw het contact tussen de minderjarigen en de man blijft stimuleren. De rechtbank wijkt hiermee deels af van het advies van de Raad en volgt hiermee de wens van de minderjarigen, welke op de kinderrechter gemeend en authentiek is overgekomen.
5.6
Ten aanzien van de vakanties volgt de rechtbank het verzoek van de man, te weten dat de minderjarigen bij hem verblijven gedurende de helft van de (school)vakanties en feestdagen, door partijen in onderling overleg nader te bepalen. De minderjarigen hebben de kinderrechter hierover aangegeven dat zij er geen probleem mee hebben om in de zomervakantie drie weken aaneengesloten weken bij de man te verblijven. De rechtbank ziet geen reden hierover anders te bepalen.
5.7
Een en ander betekent dat de rechtbank de beschikking van deze rechtbank van [datum01] zal wijzigen en een nieuwe zorgregeling tussen de man en de minderjarigen vaststelt als na te melden.
Hoofdverblijfplaats [minderjarige01]
5.8
Zoals in deze beschikking eerder al is besproken, gaat het in deze zaak, gezien de omstandigheid dat beide ouders geschikt zijn om de minderjarigen op te voeden en er ook geen contra-indicaties zijn ten aanzien van hun respectievelijke verblijfplaatsen om kleine dingen die voor de rechtbank de doorslag zullen geven. Over het hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] oordeelt de rechtbank als volgt.
5.9
De rechtbank volgt de Raad in zijn advies om het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de man te laten. Met de Raad is de rechtbank eens dat er geen sprake is van zwaarwegende redenen waarom een wijziging van de huidige hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] in zijn belang zou zijn. Bovendien heeft [minderjarige01] de kinderrechter verteld er geen bezwaar tegen te hebben dat hij op het adres van zijn vader ingeschreven blijft staan. Ook de minderjarigen onderling hebben er geen hinder van dat zij verschillende hoofdverblijfplaatsen hebben. Doorslaggevend is ook dat partijen op die manier hun, toch al beperkte, samenwerking in stand moeten houden.
Tot slot
5.1
De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad om hulpverlening in te zetten om de oudercommunicatie te verbeteren. In het belang van een verdere gezonde ontwikkeling van de minderjarigen benadrukt de rechtbank partijen om te investeren in hun onderliggende verstandhouding en communicatie. In dat kader kan wellicht ook tussen partijen besproken worden hoe zij omgaan met de kinderbijslag die de man ontvangt nu de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] ongewijzigd blijft en het kindgebonden budget wat de vrouw misloopt. Gezien de financiële mogelijkheden van de man kan hij de vrouw compenseren in het gemis van de gelden van de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Voorts dient ook oog te zijn voor mogelijk onverwerkte trauma’s bij de minderjarigen als gevolg van de brand.
Proceskosten
5.11
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.12
Een en ander betekent dat de rechtbank de volgende beslissing neemt.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van [datum01] voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende hierna te noemen minderjarigen betreft:
bepaalt dat de man en de minderjarigen [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag01] 2007 en [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedag02] 2011, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- één weekend per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19:00 uur;
- gedurende de helft van de (school)vakanties en feestdagen, door partijen in onderling overleg nader te bepalen, waarbij geldt dat de minderjarigen in de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de man verblijven;
- waarbij geldt dat deze zorgregeling in onderling overleg tussen de partijen en de minderjarige(n) kan worden uitgebreid en wel op de wijze en in de frequentie zoals de minderjarige(n) zelf te kennen geven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.