ECLI:NL:RBZWB:2023:546

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
22-024122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave inbeslaggenomen auto

Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.M.E. van Fraaijenhove, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van haar Opel Corsa, die op 2 oktober 2022 was in beslag genomen onder haar vriend, die verdacht werd van rijden zonder geldig rijbewijs. Klaagster stelde dat zij geen toestemming had gegeven aan haar vriend om in haar auto te rijden en dat zij de auto dringend nodig had voor werk en privézaken, waaronder het vervoeren van haar kinderen.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 17 januari 2023 werd de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, gehoord, evenals klaagster en haar raadsvrouw. De officier van justitie betoogde dat het beslag op de auto gehandhaafd moest blijven, gezien de eerdere overtredingen van haar vriend. Klaagster erkende dat er in het verleden problemen waren geweest, maar hoopte op een positieve beslissing van de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat klaagster als rechthebbende van de Opel kon worden aangemerkt en dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen. Gezien de omstandigheden en het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer, verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Opel aan klaagster. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. E.B. Prenger en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-024122
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1979,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S.M.E. van Fraaijenhove, advocaat te Breda, op het adres Haagweg 391, 4813 XD Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 10 oktober 2022 onder
[naam] in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam] in beslag is genomen: een personenauto van het Opel Corsa-C; Y1.7dt, kleur grijs, voorzien van het [kenteken] (hierna: de Opel);
  • het klaagschrift, ingediend op 20 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 17 januari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R.S. Jacobs, klager en mr. S.M.E. van Fraaijenhove als gemachtigd raadsvrouw van klager.
De belanghebbende overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv, zijnde [naam] , is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat op 10 oktober 2022 de Opel van klaagster onder haar vriend [naam] in beslag is genomen wegens verdenking van het rijden zonder geldig rijbewijs. Klaagster had aan haar vriend geen toestemming gegeven om in haar Opel te rijden. Zij heeft belang bij een spoedige teruggave van de Opel aan haar nu zij deze auto dringend nodig heeft voor haar werk en voor privé aangelegenheden.
De raadsvrouw heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat klaagster een laag inkomen heeft en de Opel echt hard nodig heeft voor haar werk en voor het naar school en de sport brengen van haar kinderen. De afstanden die zij hiervoor moet afleggen bedragen meer dan 12 kilometer (enkele reis). Klaagster heeft aangegeven dat zij na een eerdere waarschuwing in september 2022 de autosleutels inmiddels dagelijks voor haar vriend verstopt. Zij erkent dat het in oktober 2002 toch nog een keer is misgegaan, maar hoopt dat de rechter haar bij deze stand van zaken het voordeel van de twijfel geeft en de teruggave van de Opel aan haar zal gelasten.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het CVOM en zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de Opel gehandhaafd dient te blijven. Klaagster was gewaarschuwd doordat haar vriend [naam] al tweemaal eerder zonder geldig rijbewijs in haar Opel had gereden. Zij had er daarom voor moeten zorgdragen dat de autosleutels niet meer in het bezit van die [naam] konden komen. Gelet op deze omstandigheden - in deze stand van zaken - zou de officier van justitie ter zitting de verbeurdverklaring van de Opel hebben gevorderd en acht hij het niet hoogst onwaarschijnlijk dat ook de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Opel zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat klaagster als rechthebbende van Opel kan worden aangemerkt. Dit wordt door de officier van justitie ook niet betwist.
Op 2 oktober 2022 is de Opel van klaagster onder haar vriend [naam] inbeslaggenomen terzake verdenking van het rijden zonder geldig rijbewijs. Uit de toelichting van de officier van justitie in raadkamer begrijpt de rechtbank dat hij op 23 augustus en 8 september 2022 ook is aangehouden terzake verdenking van hetzelfde feit en toen ook in de Opel van klaagster reed. Klaagster is daarvan op 9 september 2022 schriftelijk in kennis gesteld. De raadsvrouw heeft in raadkamer aangegeven dat klaagster erkent dat het op 2 oktober 2022 opnieuw is misgegaan, maar dat zij er thans alles aan doet om ervoor te zorgen dat de autosleutels niet meer in het bezit van haar vriend zullen komen. Daarnaast heeft de raadsvrouw gemotiveerd uiteengezet waarom voortduring van het beslag voor klaagster zo bezwaarlijk is. Gelet op deze omstandigheden - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van onderhavig klaagschrift en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Opel zal bevelen. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook gegrond verklaren en de teruggave van de Opel aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Opel aan klager.
Deze beslissing is op 30 januari 2023 gegeven door mr. E.B Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze beslissing te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).