ECLI:NL:RBZWB:2023:5463

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/399757 / HA ZA 22-367 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaald gelaten facturen en verweer op basis van opschorting en verrekening in transportovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert [eiser in conventie] BV betaling van onbetaald gelaten facturen door [gedaagde in conventie] BV. De partijen zijn transportbedrijven die in 2022 diverse transporten hebben uitgevoerd. [eiser in conventie] heeft facturen gestuurd voor de geleverde diensten, maar [gedaagde in conventie] heeft deze facturen onbetaald gelaten, met een totaalbedrag van € 27.513,94. [gedaagde in conventie] voert verweer en beroept zich op opschorting en verrekening, stellende dat [eiser in conventie] niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, met name met betrekking tot het ruilen van fust. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde in conventie] niet voldoende heeft aangetoond dat [eiser in conventie] in gebreke is gebleven en wijst de vordering in conventie toe. In reconventie vordert [gedaagde in conventie] betaling voor niet ingeleverd fust, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten aan [eiser in conventie].

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/399757 / HA ZA 22-367
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiser in conventie] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. J.J. Wolleswinkel te Barneveld ,
tegen
[gedaagde in conventie] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. J. Wassink te Wijchen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het B-3 formulier van 21 oktober 2022 met (nogmaals) productie 15 van [eiser in conventie]
- de akte overlegging producties 17 t/m 20, ingekomen op 28 maart 2023, van [eiser in conventie]
- de mondelinge behandeling van 6 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn transportbedrijven. [eiser in conventie] heeft in 2022 in opdracht van [gedaagde in conventie] diverse transporten over de weg uitgevoerd vanuit verzendadressen in Italië naar diverse afnemers in Nederland, België en Duitsland. De lading bestond telkens uit planten, die zich bevonden op karren (hierna: fust).
2.2.
In diverse opdrachtbevestigingen van [gedaagde in conventie] staat vermeld:

Fust 1 op 1 ruilen
Indien niet mogelijk bellen voor vertrek
Fust dient in [vestigingsplaats 2] gelost te worden
Binnen de transportweek
(…)
Algemene condities
Betaaltermijn 30 tot 45 dagen
Uw factuur dient vergezeld te zijn van de originele leveringsdocumenten en voorzien te zijn van ons ritnummer.
Wij kunnen alleen een ondertekende CMR accepteren welke is voorzien van een firmastempel en een duidelijke naam van de afzender en ontvanger. (…)
Voor zowel CC containers, kooikarren als Europallets etc. geldt de verplichting tot 1 op 1 ruilen op zowel laad- als losadres. Als bewijs van ruil dient een originele fust- palletbon aan ons overgelegd te worden, tevens dient een vermelding plaats te vinden op de CMR.
Indien, om welke reden dan ook, de afzender of ontvanger weigert e.e.a. te ruilen dient dit direct aan ons kenbaar gemaakt te worden, en dienen acties ondernomen te worden zoals door ons kenbaar worden gemaakt.
Bij het niet ruilen conform de voorwaarden zullen wij dit bij u in rekening brengen.
We behouden ons het recht voor alle aan u in rekening gebrachte kosten te verrekenen met de openstaande transportfacturen. Bij constatering van onregelmatigheden tijdens laden, lossen of transport, bestaat er een directe meldingsplicht aan ons. (…)”.
2.3.
[eiser in conventie] heeft voor de uitgevoerde transporten facturen aan [gedaagde in conventie] gestuurd. In de bij de facturen behorende begeleidende e-mails heeft [eiser in conventie] telkens vermeld:

Reclamaties m.b.t. bijgevoegde factuur dient u binnen 10 dagen bij ons te melden”.
2.4.
Van de facturen van [eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] de volgende onbetaald gelaten:
[nummer 1] d.d. 6 april 2022 € 3.277,89
[nummer 2] d.d. 30 maart 2022 € 3.225,86
[nummer 3] d.d. 29 april 2022 € 3.267,00
[nummer 4] d.d. 29 april 2022 € 3.811,50
[nummer 5] d.d. 29 mei 2022 € 2.591,82
[nummer 6] d.d. 19 mei 2022 € 3.267,00
[nummer 7] d.d. 19 mei 2022 € 3.781,25
[nummer 8] d.d. 19 mei 2022
€ 3.251,88
Totaal € 26.474,20

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert - samengevat – om [gedaagde in conventie] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 27.513,94, vermeerderd met wettelijke handelsrente, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
3.2.
[eiser in conventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij aan al haar verplichtingen jegens [gedaagde in conventie] heeft voldaan en dat [gedaagde in conventie] ten onrechte de onder 2.4 vermelde facturen onbetaald heeft gelaten. Zij heeft [gedaagde in conventie] tevergeefs tot betaling gesommeerd en [gedaagde in conventie] verkeert in verzuim. [eiser in conventie] heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. In verband daarmee vordert zij een bedrag van € 1.039,74.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie] , dan wel [eiser in conventie] de vorderingen te ontzeggen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure, met wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde in conventie] beroept zich op opschorting en verrekening. Zij stelt dat [eiser in conventie] , in strijd met de voorwaarden van de overeenkomst, niet aan al haar (administratieve) verplichten heeft voldaan, waardoor [gedaagde in conventie] de juistheid van de documenten niet kan controleren. Verder heeft [eiser in conventie] niet bij elk transport het fust één op één geruild en het lege fust bij [gedaagde in conventie] of [bedrijf] ingeleverd, terwijl dat wel overeengekomen was. [eiser in conventie] verkeert daarom in verzuim en kan daarom geen betaling van haar facturen vorderen. Voor zover [eiser in conventie] wel een opeisbare vordering heeft, kan [gedaagde in conventie] die verrekenen met haar vordering op [eiser in conventie] wegens het ontbrekende fust.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[eiser in reconventie] vordert - samengevat en na vermindering van eis ter zitting - om [verweerder in reconventie] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primairte veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 20.789,93, met wettelijke rente, althans
subsidiairtot afgifte van 47 karren, 490 legborden en 732 opzetstukken, op straffe van een dwangsom en betaling aan haar van een bedrag van € 2.500,00, met wettelijke rente,
primair en subsidiairmet veroordeling van [verweerder in reconventie] in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.7.
[eiser in reconventie] verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar hetgeen zij in conventie heeft gesteld. Op grond van de overeenkomst was [verweerder in reconventie] gehouden om al het getransporteerde fust één op één te ruilen en bij of ten behoeve van [eiser in reconventie] in te leveren. Dit heeft [verweerder in reconventie] niet altijd gedaan. Er ontbreken nog 47 karren, 490 legborden en 732 opzetstukken. De waarde hiervan is € 20.789,93, inclusief btw. Daarnaast heeft [verweerder in reconventie] jegens [eiser in reconventie] onrechtmatig gehandeld door 88 karren en 240 platen van een andere partij bij Euroveiling mee te nemen en namens [eiser in reconventie] in te leveren bij [bedrijf] . [eiser in reconventie] heeft hierdoor meermaals naar Euroveiling moeten rijden en derhalve transportkosten moeten maken. Zij vraagt de rechtbank om haar schade schattenderwijs vast te stellen op € 2.500,00.
3.8.
[verweerder in reconventie] voert verweer. [verweerder in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel [eiser in reconventie] de vorderingen te ontzeggen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.9.
[verweerder in reconventie] voert aan dat [eiser in reconventie] niet tijdig tegen de door haar verzonden facturen heeft geprotesteerd en dat sprake is van verval van recht dan wel rechtsverwerking. Zij betwist dat partijen voor elk transport zijn overeengekomen dat [verweerder in reconventie] het fust één op één zou ruilen. In de praktijk was dat ook niet altijd mogelijk. Er werd daarom per geval afgestemd of er fust geruild moest worden en dit heeft telkens conform de wens van [eiser in reconventie] plaatsgevonden. [verweerder in reconventie] heeft al het ingenomen fust weer bij of ten behoeve van [eiser in reconventie] ingeleverd. Voor zover dat niet het geval zou zijn, geldt dat [eiser in reconventie] [verweerder in reconventie] nooit een termijn heeft gegeven om de fusten alsnog in te leveren. [eiser in reconventie] heeft daarom geen opeisbare vordering. Er is ook geen grond voor het opleggen van een dwangsom. Subsidiair betwist [verweerder in reconventie] de hoogte van het door [eiser in reconventie] gevorderde (schade)bedrag. [verweerder in reconventie] betwist tot slot dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door ten onrechte fust mee te nemen bij Euroveiling. Het fust is ten behoeve van [eiser in reconventie] ingeleverd en [eiser in reconventie] kan daar over beschikken. Er is dus geen schade.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Partijen hebben ten aanzien van de vordering in reconventie verwezen naar hetgeen zijn in conventie hebben gesteld en omgekeerd. Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie, zal de rechtbank die hierna gezamenlijk behandelen en al hetgeen partijen in de conventie en de reconventie hebben aangevoerd daarbij betrekken.
4.2.
De kern van het geschil is of [gedaagde in conventie] een vordering op [eiser in conventie] heeft wegens niet of onjuist ingeleverd fust en of zij de betaling van de facturen van [eiser in conventie] kan opschorten of verrekenen met die vordering.
4.3.
[eiser in conventie] heeft ter zitting erkend dat de voorwaarden zoals onder 2.2. zijn geciteerd op alle tussen partijen gesloten overeenkomsten van toepassing zijn, zodat hiervan kan worden uitgegaan. Anders dan [gedaagde in conventie] stelt, kan uit deze voorwaarden echter niet zondermeer worden afgeleid dat op [eiser in conventie] in alle gevallen de verplichting rustte om voor afgeleverde volle fusten, evenveel lege fusten bij [gedaagde in conventie] retour af te leveren.
4.4.
In de eerste plaats stelt [gedaagde in conventie] zelf dat lege fusten niet alleen bij haar, maar ook bij [bedrijf] afgeleverd konden worden, terwijl dat niet in de voorwaarden staat. Daarmee erkent zij dat in de praktijk, naast de schriftelijke voorwaarden, nadere mondelinge afspraken golden. Dat dit, zoals [eiser in conventie] stelt, ook het geval was bij het al dan niet ruilen van het fust op de ophaal- of afleveradressen, heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
4.5.
Dat in de praktijk over het ruilen van fust afwijkende afspraken konden worden gemaakt omdat ruilen niet altijd mogelijk was, blijkt reeds uit de voorwaarden zelf. In die voorwaarden staat immers dat er, indien ruilen niet mogelijk is, contact (met [gedaagde in conventie] ) opgenomen dient te worden.
4.6.
Dat er in individuele gevallen daadwerkelijk nadere afspraken over het ruilen van fust werden gemaakt, blijkt onder meer uit het WhatsApp gesprek van 26 maart 2022 dat [eiser in conventie] als productie 14 heeft overgelegd. Namens [gedaagde in conventie] wordt daarin gezegd “
Mocht je meer lossen dan je weer retour krijgt bij het lossen kunnen we het leeggoed ook overboeken als je zelf ook een administratienummer hebt”.
En op de vraag van [eiser in conventie] : “
Moet er op de 3 auto’s die vandaag geladen hebben overal geruild worden 1:1?” antwoordt [gedaagde in conventie] :

Uhm nee, dat is wat lastig voor jullie omdat het leeggoed meteen bij ons gelost moet worden.
Sommigen boeken het over naar ons..
Brussel moet 1:1 geruild worden, die zouden ze wel meteen in [vestigingsplaats 2] kunnen lossen zodat die daarna door kan.
De rest heb ik zo geregeld dat we het of later ophalen of overboeken”.
[gedaagde in conventie] erkent zelf ook dat er bij [bedrijf] (productie 3 van [gedaagde in conventie] ) niet één op één geruild diende te worden, en dat er in Wassenaar (productie 4 van [gedaagde in conventie] ) nadere afspraken over het fust zijn gemaakt met de ontvanger. Verder stelt [gedaagde in conventie] dat zij met betrekking tot factuur [nummer 2] (productie 5 van [gedaagde in conventie] ) contact opgenomen heeft met de ontvanger in Herongen, die heeft bevestigd dat er niets geruild is. Ook ter zitting is namens [gedaagde in conventie] erkend dat partijen in de meeste gevallen per laad/losadres contact hadden over het fust.
4.7.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat er in individuele gevallen nadere afstemming tussen partijen plaatsvond over het al dan niet omruilen van fust. In het licht hiervan mocht [gedaagde in conventie] uit de passage in de voorwaarden “
Fust 1 op 1 ruilen”niet zonder meer afleiden dat het één op één ruilen van fust in alle gevallen onderdeel uitmaakte van de vervoersovereenkomst met [eiser in conventie] . Dit betekent dat het op de weg van [gedaagde in conventie] ligt om per vervoersopdracht te stellen (en zo nodig te bewijzen) wat er over het ruilen van fust is afgesproken en dat [eiser in conventie] de gemaakte afspraak niet is nagekomen. [gedaagde in conventie] heeft niet aan die stelplicht voldaan.
4.8.
[gedaagde in conventie] stelt dat uit de door [eiser in conventie] verstrekte overgelegde vervoerdocumenten niet kan worden afgeleid waar het (lege) fust is gebleven, maar dat is onvoldoende. Uit het enkele feit dat op de vervoersdocumenten (CMR’s) niet is aangetekend of en hoeveel fust er is omgeruild, volgt niet wat partijen daarover hebben afgesproken. Ook volgt daaruit, voor zover [gedaagde in conventie] dat al bedoelt te stellen, niet dat [eiser in conventie] wel fust in ontvangst heeft genomen, maar dat niet bij of op naam van [gedaagde in conventie] heeft ingeleverd. Over welke afspraken er concreet bij elk transport zijn gemaakt over het omruilen van fust, heeft [gedaagde in conventie] niets gesteld.
4.9.
Een en ander betekent dat de stelling van [gedaagde in conventie] dat [eiser in conventie] ten aanzien van het omruilen en inleveren van fust in gebreke is gebleven, niet opgaat. Het beroep in conventie op opschorting en verrekening wordt daarom op dit punt verworpen en de primaire vordering in reconventie zal worden afgewezen. Dit geldt ook voor de subsidiaire vordering tot afgifte van 47 karren, 490 legborden en 732 opzetstukken en de daaraan verbonden dwangsom.
4.10.
Ook het beroep van [gedaagde in conventie] op opschorting vanwege het feit dat [eiser in conventie] op (een deel van) de CMR’s niet heeft vermeld of er fust retour is genomen, wordt verworpen. Gelet op het voorgaande, kan de verplichting tot het retour nemen van fust slechts worden aangenomen voor die gevallen waarin partijen dat expliciet zijn overeengekomen. [gedaagde in conventie] heeft niet gesteld wat partijen ten aanzien van de afzonderlijke transporten overeen zijn gekomen en in welke gevallen [eiser in conventie] gelet daarop niet aan haar administratieve verplichtingen heeft voldaan.
4.11.
Ten aanzien van factuur [nummer 7] heeft [gedaagde in conventie] verder nog gesteld dat die volgens haar
€ 3.024,00 excl BTW zou moeten bedragen (in plaats van € 3.125,00 excl BTW). Aangezien [gedaagde in conventie] deze stelling niet onderbouwt en daar ook geen conclusies aan verbindt, gaat de rechtbank voorbij aan deze stelling.
4.12.
Ten aanzien van factuur [nummer 8] voert [gedaagde in conventie] nog aan dat zij zich op opschorting beroept, omdat – met uitzondering van één CMR document - iedere onderbouwing voor deze factuur ontbreekt en [gedaagde in conventie] de juistheid daarvan daarom niet kan controleren. [gedaagde in conventie] betwist echter niet dat [eiser in conventie] in haar opdracht het op de factuur vermelde transport heeft uitgevoerd en onderbouwt niet welk belang zij heeft bij ontvangst van de documentatie. Dat het niet nakomen van de verplichting van [eiser in conventie] tot het verstrekken van nadere documentatie het opschorten van de betalingsverplichting van [gedaagde in conventie] rechtvaardigt, kan dan ook niet worden vastgesteld. Het beroep op opschorting wordt daarom verworpen.
4.13.
[gedaagde in conventie] heeft tot slot nog aangevoerd dat [eiser in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld door ten onrechte 88 karren en 240 platen van een derde bij Euroveiling mee te nemen en op naam van [gedaagde in conventie] in te leveren bij [bedrijf] . Aanvankelijk vorderde [gedaagde in conventie] in dit verband vergoeding van de waarde van deze karren en platen, maar ter zitting heeft zij haar vordering op dit punt verminderd. Zij stelt nu dat zij transportkosten heeft moeten maken om alle karren en legborden weer terug naar Euroveiling te brengen en stelt voor die kosten te schatten op € 2.500,00.
[eiser in conventie] heeft betwist dat [gedaagde in conventie] schade heeft geleden, stellende dat het voor [gedaagde in conventie] niet nodig was om de karren en platen fysiek terug te brengen naar Euroveiling, omdat er met saldo wordt gewerkt en [gedaagde in conventie] de karren eenvoudig kon laten terugschrijven op naam van Euroveiling.
In het licht van dit verweer ligt het op de weg van [gedaagde in conventie] om te bewijzen dat zij in dit verband daadwerkelijk kosten heeft moeten maken. Zij heeft op dit punt echter geen bewijs aangeboden, maar slechts voorgesteld haar schade te schatten op € 2.500,00, zonder daar enige aanknopingspunten voor te bieden. De rechtbank zal [gedaagde in conventie] daarom niet in de gelegenheid stellen op dit punt bewijs te leveren of de schade te schatten. Omdat het verder, in verband met het gebrek aan onderbouwing en het verweer van [eiser in conventie] , ook niet aannemelijk is dat [gedaagde in conventie] schade heeft geleden, ziet de rechtbank geen aanleiding voor (ambtshalve) verwijzing naar de schadestaatprocedure op dit punt.
[gedaagde in conventie] heeft dus ook in dit verband geen voor verrekening vatbare tegenvordering op [eiser in conventie] . Haar (subsidiaire) vordering in reconventie tot betaling van € 2.500,00 zal worden afgewezen.
4.14.
Alles bij elkaar betekent dit dat de vordering in conventie voor wat betreft de hoofdsom zal worden toegewezen. [eiser in conventie] vordert daarnaast een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de gevorderde vordering voldoet aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Dit bedrag zal daarom eveneens worden toegewezen.
4.15.
Hiervoor is reeds overwogen dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
4.16.
[gedaagde in conventie] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld in conventie en in reconventie. De rechtbank zal voor wat betreft de proceskosten in reconventie uitgaan van het tarief dat hoort bij de oorspronkelijke hoofdsom van de vordering en ziet gaan aanleiding om, zoals [eiser in conventie] heeft verzocht, op dit tarief een factor 2 toe te passen. Nu sprake is van een vordering die voortvloeit uit het verweer in de conventie, wordt een factor 0,5 toegepast.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] aldus vastgesteld op
€ 4.472,33 in conventie (dagvaarding € 103,33, griffierecht € 2.837,00 en salaris advocaat
€ 1.532,00 (2 punten x € 766,00)) en € 1.183,00 in reconventie (salaris advocaat, 2 x 0,5 punten x € 1.183,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 27.513,94, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf 30 dagen na de factuurdata tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.472,33,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie] af,
5.5.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.183,00,
5.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.