ECLI:NL:RBZWB:2023:5465

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10222053 CV EXPL 22-4416 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst van opdracht en schadevergoeding in incassozaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf gedaagde]. De procedure betreft een overeenkomst van opdracht die op 1 januari 2021 is aangegaan en die op 1 januari 2023 zou eindigen, maar is verlengd tot 1 januari 2025. [eiser] vordert ontbinding van de overeenkomst en betaling van achterstallige termijnen en schadevergoeding, omdat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2023 is [gedaagde] niet verschenen, waardoor zijn verweer niet kon worden toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. [eiser] heeft haar vordering onderbouwd met bewijs van de facturen en het aantal verwerkte mutaties, waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van € 7.237,35 aan achterstallige termijnen en € 2.457,00 aan schadevergoeding toewijsbaar is. Tevens is de overeenkomst ontbonden op grond van artikel 6:265 BW van het Burgerlijk Wetboek, omdat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen langdurig niet is nagekomen.

De kantonrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.418,30. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10222053 \ CV EXPL 22-4416
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: D.T. Tomecki, MV Juridisch Advies,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 januari 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • de mondelinge behandeling van 31 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 1 januari 2021 een overeenkomst van opdracht aangegaan voor de duur van 2 jaar met als einddatum 1 januari 2023. Deze overeenkomst is vervolgens voor dezelfde duur verlengd en heeft als nieuwe einddatum 1 januari 2025.
2.2.
De werkzaamheden die [eiser] voor [gedaagde] in het kader van deze overeenkomst verricht bestaan onder meer uit het verwerken van inkoop- en verkoopfacturen in het boekhoudingsysteem, het opstellen van aangifte inkomsten- en omzetbelasting en het opstellen van jaarrekeningen.
2.3.
In de overeenkomst van opdracht staat onder meer het volgende:
“2.2 Opdrachtgever na ondertekening van deze overeenkomst betaal aan opdrachtnemer maandelijks vergoeding voor de werkzaamheden zoals opgenomen in standaard pakket
1. Opdrachtgever mag pakket 1 uitbreiden zoals hieronder omschrijven.
1. Standaard pakket 1 conform de in artikel 1 genoemde aard van de werkzaamheden bedraagt de maandelijks vergoeding voor de werkzaamheden € 135,00 excl. btw voor minder dan 50 mutaties, bij overschrijding van deze maximum bedraagt de maandelijks vergoeding voor de werkzaamheden € 185,00 excl. btw vanaf 50 mutaties tot 100 mutaties. Deze pakket is standaard na ondertekening van deze overeenkomt gaat automatisch in werking.
(…)
2.3
Aanvullende werkzaamheden die niet onder de bovengenoemde pakket komen te staan maar worden door opdrachtgever aan MVI uitbesteed, worden uitgevoerd op basis van uurtarief 140 euro excl. Btw, de uitgevoerde werkzaamheden worden maandelijks gedeclareerd.
Artikel 7 duur van de overeenkomst en ontbinding
7.1
Deze overeenkomst is met ingang van 01-01-2021 voor het duur van 2 jaar bindend
zonder mogelijkheid deze overeenkomst in de tussentijd te beëindigen, deze overeenkomst loopt op 01-01-2023 af.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van haar eis, samengevat - ontbinding van de overeenkomst van opdracht, betaling van € 7.237,35 aan achterstallige termijnen, betaling van € 4.810,00 exclusief btw aan schadevergoeding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst van opdracht. Zij stelt dat [gedaagde] op grond van die overeenkomst gehouden is tot betaling van de facturen, hetgeen hij - ondanks herinneringen daartoe - heeft nagelaten. Deze tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst. [eiser] maakt conform de overeenkomst ook aanspraak op schadevergoeding als gevolg van winstderving over de resterende duur van de overeenkomst, zijnde over 26 maanden, berekend vanaf november 2022 tot en met 1 januari 2025. [eiser] vordert betaling van het voorgaande, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
[gedaagde] betwist niet dat partijen een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan, maar voert verweer tegen de hoogte van de facturen. [gedaagde] voert aan dat hij conform de overeenkomst een bedrag van € 185,00 exclusief btw per maand moet betalen en dat dit is gebaseerd op 100 mutaties. Meer mutaties heeft hij niet, want hij heeft nog geen 300 mutaties per jaar. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat het financieel een lastig jaar is geweest door zijn privé situatie. Voor het bedrag dat hij wel verschuldigd is wil hij graag een betalingsregeling treffen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij vonnis van 25 januari 2023 is een mondelinge behandeling bepaald op 31 mei 2023. Aan de zijde van [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen op 31 mei 2023. Evenmin is een brief ontvangen waarin is verzocht om uitstel of anderszins een reden voor verhindering is vermeld. Daardoor heeft [gedaagde] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om zijn stellingen nader toe te lichten, om op de stellingen en producties van [eiser] in te gaan en om vragen van de kantonrechter te beantwoorden. Dit terwijl er in het tussenvonnis van 25 januari 2022 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning de gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
Facturen
4.2.
Het verweer van [gedaagde] is dat de hoogte van de facturen niet klopt en het aantal mutaties niet juist is. Tijdens de gehouden mondelinge behandeling heeft [eiser] haar vorderingen nader toegelicht en desgevraagd uitgelegd dat de facturen kloppen met het aantal mutaties dat zijn verricht. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] een onderneming in de detailhandel en had hij maandelijks vele mutaties door verkopen in de winkel. [eiser] is bij het opstellen van de facturen telkens uitgegaan van het basistarief dat hoort bij 50 mutaties en de overige mutaties zijn tegen een tarief van € 1,00 per mutatie in rekening gebracht. In eerste instantie heeft zij per mutatie een bedrag van€ 0,50 in rekening gebracht, maar omdat [gedaagde] vaak dubbele facturen indiende, heeft zij op enig moment dat tarief verhoogd naar € 1,00 per mutatie. Volgens [eiser] had zij op basis van het contract voor het verwerken van de extra mutaties ook het uurtarief van € 140,00 per uur kunnen rekenen, maar dan hadden de facturen veel hoger uitgekomen. Coulancehalve heeft zij gerekend met een bedrag per mutatie. [eiser] heeft daarnaast aangegeven dat zij iedere maand op de factuur het aantal verwerkte mutaties heeft vermeld op basis van de aantallen die uit haar boekhoudsysteem volgden en dat [gedaagde] nooit tussentijds bezwaar heeft gemaakt tegen deze aantallen en de hoogte van de facturen. Nu [gedaagde] niet is verschenen is het voorgaande onweersproken gebleven. De kantonrechter acht de toelichting van [eiser] op de gevorderde facturen toereikend. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat [eiser] weliswaar bij het opstellen van de facturen van het basistarief is uitgegaan bij 50 mutaties, maar dat het verschil tussen het basistarief en het hogere tarief voor maximaal 100 mutaties, precies € 50,00 is, dus dat het – bij de aantallen mutaties die [eiser] heeft verwerkt – niet uitmaakt dat gestart wordt met het basistarief. Ook bij het hogere tarief zou [gedaagde] uiteindelijk € 1,00 per mutatie hebben betaald boven de 50 mutaties. Dat het aantal mutaties niet juist zou zijn wordt door [eiser] gemotiveerd betwist en door [gedaagde] verder niet toegelicht. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van de op de facturen genoemde aantallen. Eerder heeft [gedaagde] daar kennelijk ook geen bezwaren tegen geuit. Dat had wel voor de hand gelegen als die aantallen – zoals hij nu stelt – veel te hoog waren geweest.
4.3
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord nog aangevoerd dat hij het financieel lastig heeft, maar de kantonrechter verwerpt dit verweer aangezien dit een privésituatie betreft die [eiser] in beginsel niet aan gaat. De kantonrechter oordeelt dat de niet weersproken (nadere) stellingen van [eiser] het verweer van [gedaagde] voldoende weerleggen en de vordering geheel kunnen dragen, zodat de vordering tot betaling van € 7.237,35 aan achterstallige termijnen zal worden toegewezen. De wettelijke rente is vanwege het betalingsverzuim eveneens toewijsbaar.
Ontbinding van de overeenkomst
4.4
[eiser] heeft ter zitting haar eis gewijzigd. Waar zij eerst een verklaring voor recht vorderde dat de overeenkomst van opdracht is ontbonden, heeft zij nu ontbinding van de overeenkomst van opdracht gevorderd. Omdat [gedaagde] niet ter zitting is verschenen heeft de kantonrechter hem na de zitting in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op deze eiswijziging. [gedaagde] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
4.5
Op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden. Gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] zonder geldige reden zijn betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst van opdracht langdurig niet is nagekomen, concludeert de kantonrechter dat vastgesteld kan worden dat er aan de kant van [gedaagde] sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst die ontbinding van deze overeenkomst rechtvaardigt. De gevorderde ontbinding van de overeenkomst van opdracht ligt dus voor toewijzing gereed.
Schadevergoeding
4.6.
Het uitgangspunt van artikel 6:277 BW is dat de tekortschietende partij bij een ontbonden overeenkomst de wederpartij zoveel mogelijk in de positie hoort te brengen waarin de wederpartij zou zijn geweest als de overeenkomst behoorlijk was nagekomen, zodat het positief contractsbelang dient te worden vergoed (Hoge Raad 19 mei 1995, ECLI:HR:1995:ZC1731). [eiser] heeft in dit kader schadevergoeding gevorderd als gevolg van winstderving over de resterende 26 maandelijkse termijnen die [eiser] op grond van de overeenkomst nog in rekening had mogen brengen. De kantonrechter constateert echter dat [eiser] hierbij niet de winst heeft gevorderd, maar de omzet en overweegt als volgt. Uit de facturen volgt dat het door [eiser] gehanteerde basistarief telkens € 135,00 bedraagt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] desgevraagd toegelicht dat dit bedrag voor 70% uit winst bestaat, zodat aan schadevergoeding in totaal een bedrag van (€ 135,00 x 70% winst x 26 maanden) € 2.457,00 exclusief btw kan worden toegewezen.
4.7
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. [eiser] heeft nog separaat een bedrag van € 500,00 aan salaris gemachtigde gevorderd, maar dit wijst de kantonrechter af, nu deze kosten al in de proceskosten berekend zijn. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
112,30
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
- nakosten
132,00
Totaal
1.418,30

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de overeenkomst van opdracht tussen partijen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.237,35 aan achterstallige termijnen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2022, tot aan de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.457,00 exclusief btw aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2022, tot aan de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten inclusief nakosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.418,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken door mr. Tilman-Knoester op 19 juli 2023.