In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023, is een geschil ontstaan tussen de vereniging Laurentius, eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een huurachterstand die is ontstaan in de huur van woonruimte. Voor de aanvang van de zitting hebben partijen een betalingsregeling getroffen, waarbij de huurachterstand tot en met 10 juli 2023 is vastgesteld op € 7.809,96. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke incassokosten van € 339,16 en wettelijke rente tot 25 april 2023 van € 260,40 vastgesteld. De totale schuld, inclusief proceskosten, bedraagt € 9.714,00, welke de gedaagde in maandelijkse termijnen van € 400,00 zal aflossen.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde voorwaardelijk toegewezen. Dit betekent dat de gedaagde de woning moet ontruimen indien hij in gebreke blijft met de afgesproken betalingen. De rechter heeft overwogen dat de gewijzigde vordering niet is betwist en toewijsbaar is. De wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding is niet toegewezen, omdat deze alleen toewijsbaar is over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn.
De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken, met de verplichting om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens is de gedaagde verplicht om een bedrag van € 848,82 per maand te betalen voor de huur vanaf 1 augustus 2023 tot de ontbinding van de huurovereenkomst en na de ontbinding tot de feitelijke ontruiming. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.