In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong-uitkering. Het UWV had de aanvraag op 30 oktober 2020 afgewezen, en het bestreden besluit van 9 december 2021 bevestigde deze afwijzing. Eiser, die geboren is met verschillende beperkingen, had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 12 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om een aantal taken uit te voeren, zoals het handmatig afwassen. De verzekeringsartsen hebben geconcludeerd dat eiser over voldoende arbeidsvermogen beschikt, wat betekent dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten, niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser arbeidsvermogen heeft en dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert, maar dat het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,00. De uitspraak is gedaan op 3 augustus 2023 en openbaar gemaakt.