ECLI:NL:RBZWB:2023:5482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
10449500 CV EXPL 23-1362 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. WonenBreburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De procedure begon met een tussenvonnis op 3 mei 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 juni 2023, waarbij de gedaagde niet verscheen. WonenBreburg stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met het betalen van de huur, met een huurachterstand die op het moment van dagvaarding € 2.879,83 bedroeg. Gedurende de procedure is deze achterstand afgenomen tot € 1.970,89. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat ontbinding en ontruiming rechtvaardigde. De kantonrechter wees de vordering van WonenBreburg toe, inclusief de betaling van huurachterstand en bijkomende kosten. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.014,85 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10449500 \ CV EXPL 23-1362
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 mei 2023 met de daarin genoemde producties;
  • de akte van WonenBreburg met producties;
  • de mondelinge behandeling van 9 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • het ter zitting door WonenBreburg overhandigde overzicht met daarop vermeld de actuele huurachterstand.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
WonenBreburg vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de woonruimte staande en gelegen te ( [postcode01] ) [plaats01] , aan het adres
[adres01] ;
[gedaagde01] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van WonenBreburg;
[gedaagde01] te veroordelen tot betaling van
- een bedrag van € 2.198,70 ten titel van huur, rente en incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.879,83 vanaf
5 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- een bedrag van € 445,36 per maand, voor de woning met verdere aanhorigheden, zijnde de periodiek door [gedaagde01] aan WonenBreburg verschuldigde huurverplichting, te rekenen na 30 april 2023 tot aan het tijdstip dat de onderhavige overeenkomst wordt ontbonden;
- een bedrag van € 445,36 per maand ter zake van schadevergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van WonenBreburg te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop onderhavige huurovereenkomst wordt beëindigd;
met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
2.2.
WonenBreburg heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onbetaald laten van de volledige huur. De huurachterstand bedroeg ten tijde van de dagvaarding € 2.879,83. De huurachterstand is gedurende de procedure afgenomen tot een bedrag van € 1.970,89. Ten tijde van de dagvaarding bestond een huurachterstand van meer dan drie maanden, wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De vordering daartoe en de daarmee verband houdende nevenvorderingen dienen daarom te worden toegewezen. WonenBreburg heeft in het buitengerechtelijk traject [gedaagde01] verschillende mogelijkheden geboden om op de huurachterstand in te lopen. Dit is gedeeltelijk gebeurd. Echter is het al vanaf de aanvang van de huurovereenkomst meermaals voorgekomen dat [gedaagde01] de huur niet (tijdig) en/of volledig heeft betaald. Het is lastig om met [gedaagde01] in contact te komen. Ook komt het regelmatig voor dat hij de gemaakte afspraken met WonenBreburg of Schuldhulpverlening niet nakomt. Daarom is WonenBreburg tot dagvaarden overgegaan. Gelet op het voorgaande kan van WonenBreburg niet worden verlangd om de huurovereenkomst langer in stand te houden, aldus WonenBreburg.
2.3.
[gedaagde01] was in de veronderstelling dat er slechts één maand huur onbetaald is gelaten. Hij heeft verder toegelicht dat de huurachterstand vermoedelijk is ontstaan doordat zijn vaste lasten niet zijn doorbetaald gedurende de periode dat hij in detentie heeft gezeten. Zijn vaste lasten zouden vanuit de bijzondere bijstand worden betaald die door hem is aangevraagd en goedgekeurd door de gemeente. Inmiddels heeft [gedaagde01] contact gezocht met Schuldhulpverlening en is hij in afwachting van een bijstandsuitkering.
Niet verschenen ter zitting
2.4.
De kantonrechter heeft na de rolzitting een mondelinge behandeling bepaald. [gedaagde01] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting van 9 juni 2023 verschenen. Door niet op de zitting te verschijnen, heeft [gedaagde01] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om zijn stellingen nader toe te lichten, om op de (nadere) stellingen van WonenBreburg in te gaan en om vragen daarover van de kantonrechter te beantwoorden. Dit, terwijl er in het tussenvonnis van 3 mei 2023 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
Huurachterstand
2.5.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde01] van WonenBreburg de woning aan de [adres01] te [plaats01] huurt tegen een bij vooruitbetaling te betalen huurprijs, die ten tijde van de dagvaarding € 445,36 per maand bedroeg. Niet in geschil is verder dat [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan. WonenBreburg heeft de huurachterstand ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding berekend op € 2.879,83 (huurachterstand tot en met april 2023). De huurachterstand is gedurende de procedure afgenomen tot een bedrag van
€ 1.970,89 (huurachterstand tot en met juni 2023). Nu tussen partijen is komen vast te staan dat de huurachterstand tot en met juni 2023 € 1.970,89 bedraagt, zal [gedaagde01] worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Ontbinding & ontruiming
2.6.
Uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
2.7.
De kantonrechter stelt vast dat de openstaande huurachterstand een bedrag van € 1.970,89 bedraagt, zijnde ruim vier maanden. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee sprake is van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, dat hierdoor de ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gerechtvaardigd. Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen namelijk een voortdurende verplichting in. Dit brengt mee dat indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen, maar dat de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan kan worden gemaakt. Door de huur niet tijdig te betalen, heeft [gedaagde01] een tekortkoming in de nakoming laten ontstaan die niet ongedaan gemaakt kan worden. Bovendien wordt niet verwacht dat [gedaagde01] op korte termijn wel in staat is om (tijdig) aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst te voldoen en daarnaast de huurachterstand in te lopen. Onder meer doordat tijdens de zitting door WonenBreburg is opgemerkt dat zij te horen heeft gekregen dat het Schuldhulpverlening niet (meer) lukt om in contact te komen met [gedaagde01] . Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen.
2.8.
De ontruimingstermijn zal worden bepaald op de redelijke en gebruikelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Vervallen huurtermijnen
2.9.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 445,36 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf juli 2023 toe, nu de huurtermijnen tot en met juni 2023 al zijn meegenomen in de toe te wijzen huurachterstand, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst.
2.10.
De kantonrechter wijst eveneens toe het gevorderde bedrag van € 445,36 per maand als gebruiksvergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] vanaf de datum van ontbinding in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen.
Rente & buitengerechtelijke incassokosten
2.11.
De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente over de hoofdsom zal als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna (onder 3. De beslissing) bepaald. Voorts wordt de wettelijke rente toegekend over een bedrag van € 2.879,83, nu WonenBreburg dat bij dagvaarding expliciet vordert en zij haar eis op dit punt niet heeft gewijzigd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de na de dagvaarding verrichte betalingen door [gedaagde01] .
2.12.
Voorts vordert WonenBreburg een bedrag van € 199,36 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat WonenBreburg, op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning conform artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft verzonden aan [gedaagde01] . Gelet op de stellingen van WoonenBreburg en de bij dagvaarding overgelegde brief van 24 november 2022 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Hoewel [gedaagde01] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering van WonenBreburg om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en deze vordering alleen al daarom toegewezen kan worden, zal de kantonrechter de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad nadrukkelijk motiveren.
2.14.
Het belang van WonenBreburg om het vonnis onmiddellijk ten uitvoer te kunnen leggen, ondanks een eventueel hoger beroep, weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [gedaagde01] om dat niet te doen. Zoals hierboven al is overwogen, is sprake van een ernstige tekortkoming van [gedaagde01] . Het verlies van zijn woning en zijn woonrecht is door hemzelf veroorzaakt vanwege deze tekortkoming. Hoewel WonenBreburg hem ook verschillende mogelijkheden heeft geboden om op de huurachterstand in te lopen, heeft [gedaagde01] deze mogelijkheden niet dan wel onvoldoende aangegrepen. Daartegenover staat het belang van WonenBreburg om het nog verder oplopen van de huurachterstand te voorkomen en haar woning zo snel mogelijk weer te verhuren aan een wel betalende huurder.
Proceskosten
2.15.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Voor de akte van 26 mei 2023 wordt geen salaris toegekend nu deze geen bijzondere inhoud heeft. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van WonenBreburg dan ook vastgesteld op een bedrag van € 1.014,85, bestaande uit: € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 398,00 aan gemachtigdensalaris
(2 punten á € 199,00).

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning, staande en gelegen te ( [postcode01] ) [plaats01] , aan het [adres01] ,
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich daarin vanwege [gedaagde01] bevinden te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan WonenBreburg te betalen;
- een bedrag van € 2.198,70 aan huur tot en met juni 2023 (inclusief buitengerechtelijke kosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over de in de dagvaarding genoemde openstaande huurtermijnen van een totaalbedrag van € 2.879,83 vanaf 5 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, met inachtneming van elke debet- en creditmutatie;
- een bedrag van € 445,36 per maand aan nog te vervallen huurpenningen vanaf juli 2023 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 445,36 als gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Woonzorg tot dit vonnis vastgesteld op € 1.014,85;
3.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.