ECLI:NL:RBZWB:2023:5489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_781
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag langdurige zorg op basis van Wlz voor 15-jarige jongen met ASS en verstandelijke handicap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 15-jarige jongen, eiser, en de Raad van Bestuur van het CIZ, verweerder. Eiser, die lijdt aan een aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis en een autismespectrumstoornis, had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ heeft deze aanvraag op 18 augustus 2021 afgewezen, en het bestreden besluit van 3 januari 2022 verklaarde de bezwaren van eiser ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar beide partijen zijn niet verschenen tijdens de zitting op 30 juni 2023.

De rechtbank overweegt dat eiser op zijn jonge leeftijd nog kan ontwikkelen en dat de blijvendheid van zijn zorgbehoefte nog niet kan worden vastgesteld. Het CIZ heeft zich in het bestreden besluit beroepen op een advies van een medisch adviseur, die concludeerde dat eiser op dat moment niet blijvend 24 uur zorg in de nabijheid nodig had. Eiser betwist deze conclusie en stelt dat zijn medische situatie onjuist is beoordeeld. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om te twijfelen aan het medisch advies en dat het CIZ zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/781 WLZ

uitspraak van 3 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser), te [plaatsnaam] ,

wettelijk vertegenwoordigd door [naam moeder] (eisers moeder),
gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en

de Raad van Bestuur van het CIZ (het CIZ), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 18 augustus 2021 (primair besluit) heeft het CIZ een aanvraag ten behoeve van eiser op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
In een besluit van 3 januari 2022 (bestreden besluit) heeft het CIZ eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 juni 2023. Partijen zijn, met voorafgaande afmelding, niet verschenen.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser is een 15-jarige jongen, die bekend is met een aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis en een autismespectrum stoornis (ASS). Daarnaast heeft eiser een verstandelijke handicap. De combinatie van eisers problematiek maakt dat hij kwetsbaar is voor risico's zoals verkeerde beïnvloeding. Hij heeft intensieve begeleiding nodig waarbij duidelijkheid, voorspelbaarheid, structuur en begrenzing centraal staan.
Op 12 juni 2021 is namens eiser bij het CIZ een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg. Bij de aanvraag is medische informatie gevoegd. Naar aanleiding van de aanvraag heeft het CIZ onderzoek verricht. Er is een huisbezoek afgelegd op 28 juli 2021, en er is een medische consultatie geweest met medisch adviseur drs. L. [naam medisch adviseur] van het CIZ. Zij heeft op 17 augustus 2021 een medisch advies opgesteld.
In het primaire besluit heeft het CIZ eisers Wlz-aanvraag afgewezen. Eisers gemachtigde heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 20 december 2021 heeft het CIZ een conceptbeslissing op bezwaar opgesteld, waarin het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard en het primaire besluit in stand wordt gelaten. Middels een brief van 21 december 2021 is eisers gemachtigde geïnformeerd over de voorgenomen beslissing, en het feit dat de voorgenomen beslissing – conform artikel 10.3.1 van de Wlz – ter advisering zal worden voorgelegd aan Zorginstituut Nederland (ZINL). Op 21 december 2021 is ZINL om advies gevraagd. In een brief van 23 december 2021 heeft het ZINL te kennen gegeven dat het geen advies uitbrengt.
In het bestreden besluit heeft het CIZ eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt CIZ
2. Het CIZ stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz. Hoewel de medisch adviseur stelt dat sprake is van de grondslagen 'psychiatrische stoornis' en 'verstandelijk gehandicapt', kan eiser op zijn jonge leeftijd van 13 jaar (ten tijde van het onderzoek) nog door behandeling een positieve ontwikkeling doormaken. Hierdoor kan de blijvendheid van eisers zorgbehoefte nog niet worden vastgesteld.
Eisers standpunt
3. Volgens eiser is hij wel degelijk blijvend aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid, en is zijn medische situatie onjuist beoordeeld. Eiser stelt dat van enige ontwikkeling geen sprake meer kan zijn, en voert aan dat hij door de school is teruggeplaatst van niveau 4 naar dagbesteding. Volgens eiser heeft het CIZ onvoldoende gemotiveerd waarom hij niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg en zijn de bezwaren tegen het primaire besluit onvoldoende weerlegd.
Relevante regelgeving
4. Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Beoordeling door de rechtbank
5. Een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruikmaakt van een advies van een medisch adviseur mag volgens vaste rechtspraak in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van de betrokkene om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
6. Blijkens het advies van 17 augustus 2021 heeft medisch adviseur [naam medisch adviseur] zich gebaseerd op ruim aanwezige medische informatie over eiser, die ook in het dossier is gevoegd. Het gaat daarbij onder meer om rapporten van psychologische onderzoeken van Amarant van 16 november 2020 en 11 mei 2021, een verslag van een evaluatiegesprek van Amarant van 9 november 2020, een medisch advies van [naam arts] (arts indicatie en advies KNMG) van 4 juni 2020, een episodelijst en medicatielijst van 15 mei 2020, en het document 'Ontwikkelingsperspectief Speciaal Basis Onderwijs [plaatsnaam] Westerwel 2019-2020'. Naar het oordeel van de rechtbank is het door de medische adviseur verrichtte onderzoek hiermee voldoende zorgvuldig geweest. Het advies van de medisch adviseur is ook voldoende inzichtelijk gemotiveerd en concludent. Op pagina 16 en 17 wordt overwogen dat bij eiser sprake is van combinatieproblematiek met gedragsproblemen, wat hem kwetsbaar maakt voor risico’s zoals verkeerde beïnvloeding. Er is intensieve begeleiding nodig waarin duidelijkheid, voorspelbaarheid, structuur en begrenzing centraal staan. Er worden vanuit het onderzoeksverslag van 2021 verschillende aanbevelingen gedaan voor begeleiding en therapie, waaronder plaatsing binnen een behandelgroep indien de begeleiding thuis niet meer gegeven kan worden. Mogelijk kan eiser zich nog ontwikkelen, bijvoorbeeld binnen een setting gericht op jongeren met autisme. Er kan op dit moment niet gesteld worden dat sprake is van een blijvende medische noodzaak tot 24 uur zorg in nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Eiser zal waarschijnlijk in de toekomst hulp nodig blijven houden, maar dat zou mogelijk ook kunnen met hulp op geplande momenten met daarnaast hulp op afroep op relevante momenten. Naar het oordeel van de rechtbank vormt deze motivering een voldoende onderbouwing voor het standpunt van het CIZ dat de blijvendheid van eisers zorgbehoefte nog niet kan worden vastgesteld.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met wat hij aanvoert onvoldoende twijfel gezaaid over de medische advisering die het CIZ ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluitvorming. Eisers enkele stelling dat de beoordeling van zijn medische situatie onjuist is vormt geen aanleiding om te twijfelen aan de advisering waarop de bestreden besluitvorming is gebaseerd, nu deze stelling van eiser niet nader is onderbouwd. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat zijn bezwaren tegen het primaire besluit onvoldoende zijn weerlegd. Eisers bezwaarschrift van 22 september 2021 bevat namelijk enkel de – niet nader onderbouwde – stelling dat van enige ontwikkeling geen sprake meer kan zijn. Er heeft geen hoorzitting plaatsgevonden, omdat eisers gemachtigde zich hiervoor heeft afgemeld op 3 januari 2022
.Daarom valt niet in te zien waar het CIZ beter of uitgebreider op in had moeten gaan.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 3 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.