Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 15 november 2022.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagde over een overeenkomst van geldlening. Eiser heeft in januari 2016 een bedrag van € 5.500,00 geleend aan gedaagde, maar gedaagde betwist de hoogte van de lening en stelt dat hij slechts € 5.000,00 heeft geleend, waarvan een deel al is terugbetaald. Eiser heeft herhaaldelijk om terugbetaling verzocht, maar gedaagde heeft dit ontkend en beweert dat de lening al is voldaan door contante betalingen en een APK-keuring van de auto van eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een overeenkomst van geldlening bestaat, maar dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het hogere bedrag van € 5.500,00. De kantonrechter heeft daarom de hoogte van de lening vastgesteld op € 5.000,00, met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016, en heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten. De vordering van eiser voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het vonnis is uitgesproken op 25 januari 2023.