ECLI:NL:RBZWB:2023:5496

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/411603 / KG ZA 23-329
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over contactregeling tussen moeder en minderjarige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw vorderingen heeft ingesteld om contact met haar minderjarige dochter, geboren in 2011, te herstellen. De vrouw, die de eiseres is, heeft gesteld dat zij sinds 15 maart 2023 geen contact meer heeft gehad met haar dochter, die bij de man verblijft. De man is niet verschenen in de procedure, waardoor de voorzieningenrechter verstek heeft verleend. De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld tot het toestaan van wekelijks contact tussen haar en de minderjarige, en daarnaast tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat hij hieraan niet voldoet.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om te concluderen dat toewijzing van de vorderingen in het belang van de minderjarige zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat het belangrijk is dat het contact tussen de vrouw en de minderjarige wordt hersteld, maar kan op basis van de huidige informatie niet adviseren over een contactregeling. De voorzieningenrechter heeft daarom de vorderingen van de vrouw afgewezen, met de overweging dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat verdere stappen in de jeugdbeschermingstafel moeten worden afgewacht.

De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingslocatie: Breda
Zaakgegevens: C/02/411603 / KG ZA 23-329
Vonnis in kort geding van 27 juli 2023
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
eiseres,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann te Breda,
tegen
[de man01],
hierna te noemen: de man,
gedaagde,
wonende te [woonplaats02] ,
is niet in rechte verschenen,
over de minderjarige
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ), hierna te noemen: [minderjarige01] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 11 juli 2023 aan de man betekende dagvaarding, met producties;
  • het op 13 juli 2023 ingekomen e-mailbericht van de man, houdende een verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling.
Te laat ingediende en daarom geweigerde stukken: het op 13 juli 2023 ingekomen e-mailbericht van mr. Edelmann, met producties.
1.2
Op verzoek van de vrouw heeft de voorzieningenrechter, gezien de overgelegde stukken, aan de vrouw verlof verleend voor het hanteren van een verkorte termijn voor het betekenen van de dagvaarding met daarin de oproeping voor de mondelinge behandeling aan de man, met dien verstande dat de dagvaarding uiterlijk op 11 juli 2023 om 14:00 uur aan de man dient te worden betekend. Relevant hierbij is dat namens de vrouw is gesteld dat het risico bestaat dat de man en [minderjarige01] op korte termijn en voor onbepaalde tijd naar Turkije zullen vertrekken.
1.3
Bij voormeld op 13 juli 2023 ingekomen e-mailbericht heeft de man verzocht om de geplande mondelinge behandeling op voorhand uit te stellen. De man stelt dat hij pas in de ochtend van de mondelinge behandeling kennis heeft genomen van de inhoud van de dagvaarding en dat het hem niet lukt om tijdig naar de rechtbank te komen en te verschijnen in deze procedure. Ook is het voor de man niet mogelijk om zich nu nog te laten vertegenwoordigen door een advocaat. Gelet op het door de vrouw gestelde spoedeisend belang dat zij heeft bij haar vorderingen, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de geplande mondelinge behandeling doorgang zal vinden en dat het verzoek van de man tot uitstel van de mondelinge behandeling tijdens de mondelinge behandeling zal worden besproken.
1.4
Op 13 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, omdat het belang van [minderjarige01] en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.5
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen en heeft de voorzieningenrechter gehoord de vrouw, bijgestaan door mr. Edelmann. Daarnaast is een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, aanwezig geweest om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren. De man is niet verschenen.
1.6
Met het oog op de korte termijn waarop de mondelinge behandeling is gepland, is [minderjarige01] niet in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken tijdens een gesprek met de voorzieningenrechter. Het is niet in het belang van [minderjarige01] geacht om haar telefonisch te benaderen en hiermee te overvallen.
1.7
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is [minderjarige01] geboren.
2.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.3
[minderjarige01] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw, maar verblijft sinds 15 maart 2023 feitelijk bij de man. De vrouw heeft sindsdien geen contact met [minderjarige01] .

3.De vorderingen

3.1
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen tot contact tussen [minderjarige01] en de vrouw, minimaal iedere week een dag;
II. de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat de man niet voldoet aan het gevorderde onder I.;
III. de man te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2
Namens en door de vrouw is daartoe, samengevat, aangevoerd dat zij en [minderjarige01] sinds 15 maart 2023 geen contact met elkaar hebben gehad. De man heeft [minderjarige01] die dag meegenomen en niet meer bij de vrouw teruggebracht. Ook verbiedt de man [minderjarige01] om contact te hebben met de vrouw. Volgens de vrouw beschuldigt de man haar ervan dat zij [minderjarige01] heeft mishandeld, terwijl in het verleden juist de man zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de vrouw. Daarnaast kampt de man met psychiatrische problematiek waarvoor hij zijn medicatie niet altijd trouw inneemt. Ook is het de vrouw gebleken dat het adres waar de man [minderjarige01] heeft ingeschreven, een onbewoonbare woning is. De man verblijft momenteel samen met [minderjarige01] bij zijn zus. Beide ouders zijn uitgenodigd voor de jeugdbeschermingstafel die twee weken na de mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Omdat de vrouw al langere tijd geen contact heeft gehad met [minderjarige01] , vindt zij het belangrijk dat de man daar zal verschijnen. Echter, met de zomervakantie in aantocht, vreest de vrouw dat de man met [minderjarige01] naar Turkije zal vertrekken en dat zij niet zullen terugkeren naar Nederland. De man heeft namelijk het verlopen paspoort van [minderjarige01] meegenomen, welke de vrouw overigens als vermist heeft opgegeven. Om de man ertoe te bewegen te verschijnen bij de jeugdbeschermingstafel en te voorkomen dat hij en [minderjarige01] voor onbepaalde tijd naar Turkije zullen vertrekken, vordert de vrouw om de man te veroordelen haar minimaal eenmaal per week contact te laten hebben met [minderjarige01] op straffe van een dwangsom.
3.3
Op de overige stellingen van de vrouw en het advies van de Raad zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen vast.
4.2
Uit artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat indien de gedaagde niet in het geding verschijnt dan wel verzuimt advocaat te stellen, hoewel hem dat bij dagvaarding was aangezegd, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek verleent tegen hem en hij de vordering toewijst, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.3
Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de man niet is verschenen. Nadat de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft vastgesteld dat ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is tijdens de mondelinge behandeling tegen de man verstek verleend.
4.4
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, aangegeven dat het belangrijk is dat het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] wordt hersteld. De Raad acht zich op basis van de in deze procedure beschikbare informatie echter onvoldoende geïnformeerd om te kunnen adviseren over het vaststellen van een contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige01] . Daarbij lijkt [minderjarige01] het contact met de vrouw momenteel af te wijzen. Volgens de betrokken hulpverlening is dit het gevolg van het loyaliteitsconflict waarin zij momenteel verkeert. Zonder nadere informatie vindt de Raad het dan ook niet in haar belang om haar te dwingen om contact te hebben met de vrouw. De Raad ziet daarom op dit moment geen andere mogelijkheid dan de jeugdbeschermingstafel af te wachten. Ook als de vader daar niet zou verschijnen, dan kunnen zaken besproken en geregeld worden. Zo zou de Raad kunnen beslissen om een beschermingsonderzoek te verrichten en/of (spoed)maatregelen te verzoeken bij de kinderrechter.
4.5
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de voorzieningenrechter dat er sinds 15 maart 2023 op geen enkele wijze contact heeft plaatsgevonden tussen de vrouw en [minderjarige01] . Uit het overdrachtsdocument van Veilig Thuis, welke als productie 2 bij de dagvaarding is gevoegd, blijkt dat [minderjarige01] zou hebben aangegeven dat zij geen contact wil hebben met de vrouw. Namens de Raad is aangegeven dat hij op basis van de op dit moment in deze procedure beschikbare informatie niet kan adviseren over vaststelling van een zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige01] . Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de vorderingen in deze procedure in kort geding, zonder nader onderzoek, niet toewijsbaar. Op basis van de haar beschikbare informatie kan de voorzieningenrechter namelijk onvoldoende vaststellen of een toewijzing van de vorderingen van de vrouw in het belang van [minderjarige01] is, waardoor de vorderingen de voorzieningenrechter vooralsnog onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter, met inachtneming van het bepaalde in artikel 139 Rv, de vorderingen van de vrouw tot vaststelling van een contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige01] alsmede tot oplegging van een dwangsom afwijzen.
4.6
De voorzieningenrechter is met de Raad van oordeel dat het belangrijk is dat het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] wordt hersteld, althans dat de (on)mogelijkheden daartoe worden onderzocht. Hoe langer de contacten uitblijven, hoe groter de drempel zal zijn die [minderjarige01] zal ervaren om de contacten met de vrouw te herstellen. Ook zal het loyaliteitsconflict waarin zij verkeert mogelijk verergeren. De voorzieningenrechter vindt het dan ook van belang dat beide ouders in ieder geval zullen verschijnen op de reeds geplande afspraak bij de jeugdbeschermingstafel waar zij zullen spreken over het verbeteren van de situatie van [minderjarige01] en over herstel van het contact tussen de vrouw en [minderjarige01] . Het belang van [minderjarige01] staat hierbij voorop.
4.7
Nu de voorzieningenrechter voormelde vorderingen van de vrouw zal afwijzen en gelet op het familierechtelijke karakter van dit geding, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in familierechtelijke zaken dat de kosten van partijen in de procedure tussen hen worden gecompenseerd en de man, zoals door de vrouw is gevorderd, te veroordelen in de kosten van dit geding. De vordering van de vrouw tot veroordeling van de man in de kosten van dit geding zal dan ook worden afgewezen.
4.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
verleent verstek tegen de man;
wijst de vorderingen van de vrouw af;
compenseert de kosten van partijen in dit geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023 door mr. Pellikaan, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.