ECLI:NL:RBZWB:2023:5527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10297428 CV EXPL 23-180
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een woning en aansprakelijkheid van de verkoper voor gebreken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen de eisers, die een woning hebben gekocht, en de gedaagden, de verkopers van die woning. De eisers hebben de gedaagden aangesproken op non-conformiteit van de woning, specifiek met betrekking tot gebreken in de badkamer die het normaal gebruik van de woning belemmeren. De koopovereenkomst, gebaseerd op het NVM-model, bevat bepalingen die de verkoper aansprakelijk stellen voor gebreken die het normaal gebruik van de woning belemmeren, tenzij deze gebreken bij de koper bekend of kenbaar waren op het moment van de koop. De eisers hebben gesteld dat er lekkage is in de badkamer en dat de badkamer niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebreken niet kenbaar waren voor de eisers op het moment van de koop en dat de verkopers aansprakelijk zijn voor de herstelkosten. De rechtbank heeft de vordering van de eisers tot schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van de aftrek 'nieuw voor oud'. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen aan de eisers, en de gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de kosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10297428 CV EXPL 23-180
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser sub1] ,

2.
[eiser sub2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. P.H. Pijpelink,
tegen

1.[gedaagde sub1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub1] ,
gemachtigde: mr. M. Harte,
2.
[gedaagde sub2],
wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub2] ,
gemachtigde: mr. W.A. Lensink,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden]

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 april 2023 met de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen is op 3 maart 2022 een koopovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [eisers] van [gedaagden] heeft gekocht de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] (hierna: de woning), voor een koopsom van € 285.000,00. De woning is aangeboden met een nieuwe badkamer, geplaatst in 2021.
2.2
In de artikelen 6.1, 6.3 en 21 van de koopovereenkomst is het volgende bepaald:
“6.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat en daarmee ook de op de onroerende zaak rustende publiekrechtelijke beperkingen voor zover dat geen ‘bijzondere lasten’ zijn.”
“6.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: Woonhuis met eigenschappen gerelateerd aan het bouwjaar.
Indien de feitelijke levering eerder plaatsvindt, zal de onroerende zaak op dat moment de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn.
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.
Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.
Verkoper is niet aansprakelijk voor overige (aanvullende) schade, tenzij verkoper een verwijt treft.”
“Artikel 21 Ouderdomsclausule
Indien deze woning (en de bijgebouwen) meer dan 55 jaar oud zijn, verklaart koper ermee bekend te zijn dat de eisen die aan de bouwkwaliteit gesteld mogen worden, aanzienlijk lager liggen dan die voor nieuwere woningen. Verkoper staat in voor fundering, vloeren, leidingen van elektriciteit, water en gas, riolering en de afwezigheid van doorslaand en/of optrekkend vocht. Verkoper verklaart dat alle installatie voldoen en er geen aanschrijvingen zijn van nutsbedrijven of overheid.”
2.3
Na het sluiten van de koopovereenkomst, maar voorafgaand aan de eigendomsoverdracht van de woning, is in opdracht van [eisers] door [naam 1] een bouwkundige keuring uitgevoerd. In dit rapport is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“Opmerking gebrek. De badkamer beneden is bekleed met tegelpanelen, op de vloer zijn eveneens panelen geplaatst. Deze liggen deels los op het tegelwerk.”
2.4
De woning is op 7 april 2022 bij notariële akte aan [eisers] in eigendom overgedragen.
2.5
Bij e-mail van 6 september 2022 heeft [eisers] via de verkoopmakelaar aan [gedaagden] medegedeeld dat zij een scheur heeft ontdekt in de douchebak, waardoor het nodige vocht onder de tegels terecht is gekomen. Tegelijkertijd is geconstateerd dat er hout onder de tegels is geplaatst. Dit heeft de schade aanzienlijk verergerd. Er is tevens sprake van schimmelvorming.
2.6
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden] gesommeerd om binnen een termijn van veertien dagen, uiterlijk 11 november 2022, de door [eisers] geleden schade te vergoeden. [gedaagden] heeft iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.7
Op 5 december 2022 heeft de heer [naam 2] van [bedrijf ] (hierna: [naam 2] ) onderzoek verricht naar de staat van de badkamer. Van het onderzoek is een rapport opgemaakt. In dit rapport is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“(…) De vloer en wanden zijn bekleed met pvc tegels van ongeveer 3mm dik. Ze zijn aangebracht op verschillende ondergronden, onder de douchecabine is tegelwerk zichtbaar, maar hoofdzakelijk op houtachtig materiaal.
De vloertegels liggen grotendeels los op de betonplex ondergrond.
Er is zichtbaar dat er water onder de vloerafwerking terecht komt door een lekkage vanuit de douchebak. Lekwater en de slechte hechting op de gladde, niet voorbehandelde ondergrond zorgen voor onthechten van de lijm.
De voegen en aansluitingen maken algemeen een slordige en onprofessionele indruk.
De waterkerende voegen tussen wand en vloer afwerking ontbreken grotendeels.
(…)
Het leidingwerk achter de douchecabine is inmiddels door de huidige bewoners vernieuwd.
De oorspronkelijke waterleidingen waren zonder mantel aangebracht en vergaand gecorrodeerd. In de badkamer is geen mechanische ventilatie aanwezig, enkel een klein klapraam voor spui ventilatie. Er is een nieuw kunststof kozijn aangebracht door de huidige bewoners.
4. Conclusie en aanbeveling
De staat van de badkamer beoordeel ik als slecht.
In tegenstelling tot de foto uit de verkoop brochure die een andere indruk wekt.
De ruimte is niet functioneel als badkamer en voldoet niet aan het Bouwbesluit 2012 Hoofdstuk 3.5.2 wering van vocht en wateropname voor bestaande bouw.
(…)
Dit door de ondeugdelijk aangebrachte materialen op met name de vloer en de lekkage aan of onder de douchecabine.
Die conclusie geld ook voor de ventilatievoorzieningen en het werktuigbouwkundig installatiewerk. Er is geen ventilatievoorziening aanwezig behalve een klapraam.
Op het gebied van ventilatie voldoet de badkamer niet aan het Bouwbesluit 2012 zie hoofdstuk, afdeling 3.6.2. artikel 3.38
(…)
Herstel op basis van de huidige constructie en materialen zie ik niet als een oplossing.
Bovendien zijn er in de huidige markt geen betrouwbare aannemers beschikbaar die aan een dergelijke, twijfelachtige basis reparaties uitvoeren.
De ondergrond en weggewerkte installatie laten daarvoor te veel te wensen over.
De herstelkosten voor een eenvoudige functionele badkamer die voldoet aan de regelgeving voor verbouw raam ik op € 9.370,00 inclusief BTW.
De opbouw hiervan vindt u in onderstaande tabel.
Onderdeel Ramin incl. BTW
sloop huidige badkamer en demontage sanitair voor hergebruik € 1.100,00
aanbrengen constructieve vloer hout of steenachtig materiaal € 1.250,00
installatie herstel; metalen leidingen en afvoeren en controle elektra € 1.750,00
aanleg mechanische afzuiging met geveldoorvoer € 900,00
wandtegelwerk 19 m2 € 1.520,00
vloertegelwerk incl. waterkerende laag 6 m2 € 1.150,00
herstel plafond € 250,00
voegafdichtingen € 350,00
afmonteren en hergebruik van sanitair € 1.100,00
Totaal kosten sloop en herstel€ 9.370,00”

3.Het geschil

3.1
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot:
betaling van € 9.370,00 aan schadevergoeding, althans een ander in goede justitie door de rechtbank te betalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 12 november 2022, althans de datum van dagvaarding, telkens tot de dag van algehele voldoening;
betaling van € 1.275,65 aan buitengerechtelijke kosten, althans een ander in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, telkens vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
betaling van de proceskosten.
3.2
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Zij heeft aan [eisers] een woning verkocht en geleverd die, in strijd met artikel 6.3 van de koopovereenkomst, niet de eigenschappen bezit die nodig zijn om deze normaal als woning te kunnen gebruiken. Door de ondeugdelijke materialen op (met name) de vloer, de lekkage aan of onder de douchebak en het ontbreken van mechanische ventilatie, voldoet de badkamer niet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Dit terwijl [eisers] er vanuit mag gaan dat de bouw van een woning of de verbouwing ervan geschiedt met inachtneming van de op dat moment geldende bouwvoorschriften. [eisers] vordert een vergoeding van de schade, bestaande uit de kosten voor het slopen en herstellen van de badkamer. Ook maakt [eisers] aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten die zij heeft gemaakt voor de juridische bijstand door haar gemachtigde en wil zij de kosten voor het onderzoek van [naam 2] vergoed zien.
3.3
De verweren van [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] zijn vrijwel identiek aan elkaar. Beiden concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het toetsingskader
4.1
Vooropgesteld wordt dat een zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden en dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 1 en 2 BW). Hierbij wordt mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoeft te betwijfelen. Artikel 7:17 BW is van regelend recht; dit betekent dat partijen de vrijheid hebben om in een overeenkomst van deze bepaling af te wijken.
4.2
Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten die is gebaseerd op het NVM-model. In de artikelen 6.1 en 6.3 van die koopovereenkomst is een regeling opgenomen die afwijkt van artikel 7:17 BW. In artikel 6.1 van de koopovereenkomst is overeengekomen dat de woning aan de koper in eigendom zal worden overgedragen in de staat waarin deze zich bevindt. Op grond van die bepaling draagt de koper in beginsel het risico van alle (dus ook verborgen) gebreken. In artikel 6.3 wordt op die hoofdregel een uitzondering gemaakt. De woning zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning. De verkoper staat daarbij in voor de afwezigheid van die gebreken die het normaal gebruik van de onroerende zaak als woning belemmeren. Dit geldt echter niet voor gebreken die bij koper bekend of kenbaar waren op het moment van totstandkoming van de koopovereenkomst. De stelplicht en eventueel de bewijslast met betrekking tot de feiten die een beroep op artikel 6.3 van de koopovereenkomst kunnen dragen, rusten in beginsel op [eisers] (de koper).
Non-conformiteit / normaal gebruik van de woning
4.3
[eisers] stelt dat zij de badkamer, en daarmee de woning, niet normaal kan gebruiken door de lekkage en het ontbreken van mechanische ventilatie. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij het rapport van [naam 2] overgelegd, alsmede een aantal foto’s.
4.4
Voordat de kantonrechter toekomt aan beantwoording van de vraag of [gedaagden] tekort is geschoten in het nakomen van de overeenkomst, wordt eerst stilgestaan bij de opmerkingen die [gedaagden] heeft gemaakt over de betrouwbaarheid, en daarmee kennelijk de bruikbaarheid van het rapport van [naam 2] . [gedaagden] heeft in dat kader aangevoerd dat het rapport ongeloofwaardig is, onder meer omdat het in het rapport opgenomen bouwjaar van de woning onjuist is en een bouwkundige behoort te weten dat het ontbreken van een mechanische ventilatie in een woning uit 1965 geen tekortkoming oplevert. Ook voert [gedaagden] aan dat zij niet is uitgenodigd om bij het onderzoek aanwezig te zijn en/of daarover opmerkingen te maken.
4.5
De kantonrechter ziet in het door [gedaagden] gestelde onvoldoende aanknopingspunten om de conclusies van [naam 2] in twijfel te trekken. De tekstuele fouten in de objectgegevens doen geen afbreuk aan de conclusies van [naam 2] , nu die conclusies naar het oordeel van de kantonrechter voldoende deugdelijk zijn onderbouwd. Bovendien heeft [naam 2] in zijn oordeel meegewogen dat de foto waarmee bij verkoop is geadverteerd de indruk wekt dat de badkamer in goede staat verkeert, hetgeen volgens hem niet zo is. [gedaagden] heeft ter ondersteuning van haar standpunt ook geen (tegen)rapport in het geding gebracht. Het gegeven dat [gedaagden] niet is uitgenodigd om bij het onderzoek door [naam 2] aanwezig te zijn en/of daarover opmerkingen te maken, maakt niet dat de bevindingen van [naam 2] niet juist zijn. Deze bevindingen zijn door [gedaagden] verder niet weersproken, zodat de kantonrechter daar in beginsel vanuit dient te gaan.
4.6
De kantonrechter neemt de bevindingen van [naam 2] echter niet volledig over. Naar het oordeel van de kantonrechter staat het ontbreken van mechanische ventilatie namelijk niet aan het gebruik van de badkamer in de weg. Dat mechanische ventilatie volgens [naam 2] vereist is op grond van het Bouwbesluit 2012, maakt dat niet anders. Door de aanwezigheid van het klapraam kan [eisers] de badkamer immers alsnog ventileren. [eisers] heeft ter zitting gesteld dat er zwarte schimmel en ongedierte aanwezig zijn in de badkamer, maar door het ontbreken van een onderbouwing van die stelling gaat de kantonrechter daaraan voorbij. [gedaagden] kan dus niet aansprakelijk gehouden worden voor het ontbreken van mechanische ventilatie.
4.7
De ondeugdelijke aanleg van het materiaal op met name de vloer en de lekkage vanuit de douchecabine staan er naar het oordeel van de kantonrechter wél aan in de weg dat deze ruimte als badkamer kan worden gebruikt (zoals [naam 2] ook heeft geconcludeerd). De lekkage en ondeugdelijke aanleg zijn in ieder geval van zodanige aard dat de vloertegels loslaten. Met een dergelijke lekkage kan niet in de woning worden gewoond zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. De woning is dus niet geschikt voor normaal gebruik, terwijl [gedaagden] dit in artikel 6.3 van de koopovereenkomst wel heeft gegarandeerd. Dat [gedaagden] de badkamer altijd heeft gebruikt en daar geen hinder van heeft ondervonden, doet dan ook niet ter zake.
4.8
Er komt [gedaagden] geen beroep toe op de ouderdomsclausule, omdat de badkamer in 2021 nog is vernieuwd. Daar werd bij verkoop ook mee geadverteerd. De eisen die aan een badkamer uit 2021 mogen worden gesteld, liggen naar het oordeel van de kantonrechter vele malen hoger dan de eisen die [eisers] zou mogen stellen aan een badkamer uit 1965, het bouwjaar van de woning.
De kenbaarheid van de gebreken
4.9
Of [gedaagden] op de hoogte was van de gebreken in de badkamer, is niet van belang gelet op de garantie die zij in artikel 6.3 van de koopovereenkomst heeft afgegeven. De kantonrechter moet wel beoordelen of de gebreken voor [eisers] kenbaar waren op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst. [gedaagden] voert in dat kader aan dat [eisers] had kunnen zien dat er waterkerende voegen ontbraken. Ter zitting kon [gedaagden] echter niet uitleggen waaraan [eisers] dit, als leek, had kunnen zien.
4.1
Verder heeft [gedaagden] aangevoerd dat [eisers] haar eigen onderzoeksplicht heeft geschonden ten aanzien van de loszittende tegels. Dat er loszittende tegels waren bleek uit de aankoopkeuring die door [naam 1] is verricht. [eisers] wist daar dus van. Echter heeft [eisers] ter zitting verklaard dat [naam 1] er geen kwaad in zag, omdat het losgekomen lijm kon zijn. Als [eisers] nieuwe lijm onder de losse tegels zou spuiten, zou het probleem verholpen zijn. Bovendien zou destructief onderzoek nodig zijn om de situatie onder de tegels te kunnen beoordelen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit niet verlangd worden in het kader van een aankoopkeuring voorafgaand aan de eigendomsoverdracht. De verklaring van [eisers] is door [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.11
Op grond van het bovenstaande stelt de kantonrechter vast dat de gebreken voor [eisers] niet kenbaar waren bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
De aanwezigheid van de gebreken ten tijde van de eigendomsoverdracht
4.12
[gedaagden] staat ingevolge artikel 6.3 van de koopovereenkomst slechts in voor de afwezigheid van gebreken die het normaal gebruik belemmeren op het moment van de eigendomsoverdracht. De kantonrechter komt nu dus toe aan de vraag of de gebreken op dat moment aanwezig waren.
4.13
De gebreken vloeien volgens [naam 2] voort uit de ondeugdelijke aanleg van de badkamer (in 2021). De kantonrechter oordeelt dat uit de aard van de gebreken volgt dat deze reeds aanwezig waren bij de totstandkoming van de koopovereenkomst en ook bij de eigendomsoverdracht. Dat de scheur in de douchebak op dat moment nog niet zichtbaar was, zoals [gedaagden] stelt, doet daar niet aan af.
4.14
Ter zitting is door [gedaagden] aangevoerd dat er mogelijk andere oorzaken zijn voor het ontstaan van de scheur en de lekkage in de douchebak. Zo kan [eisers] in de vijf maanden tussen de eigendomsoverdracht en het constateren van de scheur in de douchebak iets in de badkamer hebben laten vallen. Ook valt niet uit te sluiten dat de gebreken zijn ontstaan bij het vervangen van het leidingwerk van de badkamer. [eisers] heeft daarover ter zitting verklaard dat het leidingwerk zich in de wand tussen de slaapkamer en de badkamer bevindt en de werkzaamheden zodoende via de slaapkamer zijn uitgevoerd. In de badkamer zelf zijn geen werkzaamheden verricht. De kale betwisting van [gedaagden] is tegenover de hiervoor aangehaalde bevindingen van [naam 2] en de verklaring van [eisers] onvoldoende om het causaal verband te weerspreken.
Herstelkosten / aftrek ‘nieuw voor oud’
4.15
Door [gedaagden] is terecht aangevoerd dat zij uit hoofde van de koopovereenkomst uitsluitend aansprakelijk is voor de herstelkosten, waarbij bovendien rekening gehouden moet worden met de aftrek ‘nieuw voor oud’. In dat kader is door [gedaagden] weersproken en door [eisers] onvoldoende onderbouwd dat de gehele badkamer gesloopt en opnieuw betegeld dient te worden, inclusief de wanden. Het rapport van [naam 2] spreekt immers van een lekkage in de vloer van de badkamer. Eveneens is onvoldoende onderbouwd waarom het plafond hersteld moet worden. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter niet zonder meer de vordering tot betaling van een schadevergoeding, welke is gebaseerd op de berekening van [naam 2] , kan toewijzen.
4.16
Nu een voldoende onderbouwde berekening ontbreekt, zal de kantonrechter zelf een inschatting maken van de schade overeenkomstig artikel 6:97 BW. Daarbij neemt de kantonrechter de berekening van [naam 2] wel als uitgangspunt. De kantonrechter overweegt dat de vloer van de badkamer in zijn geheel gesloopt en vervangen dient te worden. Dit is door [gedaagden] ook niet weersproken. Om bij de (onder)vloer te kunnen komen, zal eerst het sanitair gedemonteerd moeten worden en later, als de werkzaamheden aan de vloer zijn afgerond, weer opnieuw gemonteerd. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd waarom alle wandtegels vervangen moeten worden. De kantonrechter gaat er zonder nadere onderbouwing van uit dat het slechts om de wandtegels bij de douchecabine gaat. De kantonrechter schat de totale oppervlakte van de wand van de douchecabine in op een kwart van de totale wandoppervlakte. Dit betekent dat ook niet alle voegafdichtingen vervangen hoeven te worden. Ook dit gedeelte wordt door de kantonrechter ingeschat op een kwart, gelijk aan het deel van de wanden dat opnieuw wordt betegeld. De schadeposten die zijn opgenomen voor het herstel van de installatie, de controle van de elektra en het aanbrengen van een constructieve vloer zijn niet betwist en worden daarom toegewezen. Zoals reeds uit rechtsoverweging 4.6 volgt, komen de kosten van een mechanische afzuiging niet voor rekening van [gedaagden] Dit geldt ook voor de kosten voor het herstel van het plafond (rechtsoverweging 4.15).
4.17
Op welke wijze de aftrek ‘nieuw voor oud’ moet worden toegepast is door [gedaagden] niet onderbouwd. De kantonrechter zal daarover zelf een oordeel geven. De kantonrechter gaat ervan uit dat een badkamer gemiddeld 20 jaar mee zal gaan. Bij de totstandkoming van de koopovereenkomst was de badkamer één jaar oud. Dit betekent dat van de schadevergoeding 1/20e deel wordt afgetrokken.
4.18
Met inachtneming van het voorgaande wordt de door [gedaagden] aan [eisers] te betalen schadevergoeding als volgt vastgesteld:
Onderdeel Kosten incl. BTW
sloop huidige badkamer en demontage sanitair voor hergebruik € 275,00
aanbrengen constructieve vloer hout of steenachtig materiaal € 1.250,00
installatie herstel; metalen leidingen en afvoeren en controle elektra € 1.750,00
aanleg mechanische afzuiging met geveldoorvoer € 0,00
wandtegelwerk € 380,00
vloertegelwerk incl. waterkerende laag 6 m2 € 1.150,00
herstel plafond € 0,00
voegafdichtingen € 87,50
afmonteren en hergebruik van sanitair € 1.100,00 +
totaal € 5.992,50
aftrek ‘nieuw voor oud’ € 299,63 
totaal € 5.692,87
Buitengerechtelijke incassokosten en onderzoekskosten
4.19
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.020,64 komen niet voor vergoeding in aanmerking. [gedaagden] is een natuurlijk persoon. Er is daarom een aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW vereist. De brief van 27 oktober 2022, waarin de buitengerechtelijke incassokosten worden aangezegd, voldoet niet aan de vereisten van dat artikel. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.2
De kosten die [eisers] heeft gemaakt voor het onderzoek van [naam 2] van € 255,01 worden door [gedaagden] niet betwist en komen ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding in aanmerking als zijnde redelijke kosten ter vaststelling van schade. Die vordering is dus toewijsbaar.
Wettelijke rente
4.21
In zijn brief van 27 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eisers] de uiterlijke betaaltermijn gesteld op 11 november 2022. Deze termijn is verstreken zonder dat [gedaagden] de vordering heeft betaald. [gedaagden] verkeerde vanaf 12 november 2022 dus in verzuim. De kantonrechter wijst de wettelijke rente daarom toe over het toewijsbare gedeelte van de hoofdsom. De wettelijke rente over de onderzoekskosten van € 255,01 wordt – zoals gevorderd – toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
Proceskosten
4.22
[gedaagden] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] begroot op:
- griffierecht € 244,00
- explootkosten € 130,26
- salaris gemachtigde € 660,00 (2,00 punten x € 330,00)
- nakosten
€ 132,00(maximale tarief)
totaal € 1.166,26

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, en wel zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen:
- een bedrag van € 5.692,87 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 255,01 aan onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten van € 1.166,26, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagden] ook de kosten van betekening betalen.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.