ECLI:NL:RBZWB:2023:553

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
404040_T24012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 20 juli 2021 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de moeder als de vader van de minderjarige aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de moeizame verstandhouding tussen de ouders en het ontbreken van positief contact met de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de minderjarige kampt met loyaliteitsproblematiek en dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI het verzoek tot verlenging handhaaft en dat beide ouders instemmen met de verlenging voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 31 januari 2023 tot 31 juli 2023, met de mogelijkheid om het resterende deel van het verzoek aan te houden voor een nader te bepalen datum.

De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de communicatie tussen de ouders en de rol van de GI in de hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 30 januari 2023, en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404040 / JE RK 22-2104
Datum uitspraak: 24 januari 2023

Beschikking over verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Tilburg, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de kinderrechter over het verzoek geadviseerd.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 december 2022 en alle daarin genoemde stukken.
Op 24 januari 2023 heeft de kinderrechter het verzoek mondeling behandeld met gesloten deuren, gelijktijdig met de nadere mondelinge behandeling van het verzoek van de vader tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over [minderjarige] (met het zaaknummer: C/02/357491 / FA RK 19-1938). In die zaak zal de rechtbank afzonderlijk beslissen.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Möller;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
  • een tweetal vertegenwoordigers namens de GI;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.

De feiten

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . De kinderrechter overweegt hierbij dat in voormelde beschikking van 30 december 2022 abusievelijk staat vermeld dat de moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 20 juli 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 20 juli 2021 tot 20 oktober 2021. Deze maatregel is nadien steeds verlengd.
Bij beschikking van 30 december 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd, te weten tot 31 januari 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 24 januari 2023.

Het verzoek

Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI, uitvoerbaar bij voorraad, tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 31 januari 2023 tot 20 januari 2024.

De standpunten

De GI handhaaft het verzoek, waarbij zij verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en het resterende deel van het verzoek aan te houden tot een nader te bepalen dag en tijdstip waarop de mondelinge behandeling wordt voortgezet zodat er sprake is van een tussentijds toetsmoment.
De GI heeft daarbij, kort samengevat, aangegeven dat [minderjarige] speltherapie volgt en dat de moeder wordt bijgestaan door een kindercoach. Ook heeft de vader in de afgelopen periode met positief resultaat een persoonlijk behandeltraject doorlopen. De trajecten omgangsbegeleiding en ouderschapsbemiddeling komen echter moeizaam van de grond en zijn nog niet afgerond. In het afgelopen jaar hebben er een beperkt aantal omgangsmomenten plaatsgevonden. Doordat de vader na afloop van een omgangsmoment in augustus 2022 grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond richting de GI en de hulpverlening, heeft er bovendien enige tijd geen omgang plaatsgevonden. Ook was er sprake van moeizaam contact tussen de vader en de toenmalige jeugdbeschermer van de GI. Inmiddels heeft er een goed gesprek plaatsgevonden en verloopt de samenwerking tussen de vader en de huidige jeugdbeschermer positief. Daarna is er opnieuw ingezet op contact(herstel). Bij aanvang van het laatst geplande omgangsmoment eind december 2022 heeft [minderjarige] echter met veel emotie en weerstand aangegeven dat zij geen contact wil hebben met de vader, waarna is besloten om het omgangsmoment niet door te laten gaan. [minderjarige] kampt met forse loyaliteitsproblematiek en zit klem tussen de ouders. Aangezien de omgangsbegeleider van De GezinsManager is gewisseld van baan, is het nu wachten totdat er een nieuwe begeleider is aangesteld die het traject op een verantwoorde wijze zal voortzetten. Daarbij zal er eerst een vertrouwensband tussen [minderjarige] en de begeleider moeten worden opgebouwd. Ook is het van belang dat [minderjarige] emotionele toestemming van de moeder ervaart voor het hebben van contact met de vader. Daarnaast zullen de ouders in de komende periode via De GezinsManager een traject ouderschapsbemiddeling doorlopen, met als doel het verbeteren van de onderlinge oudercommunicatie en samenwerking. De GI heeft ten slotte aangegeven dat zij zal bezien of het contact tussen de vader en [minderjarige] op korte termijn middels beeldbellen kan worden hersteld en of bijvoorbeeld de kindercoach haar hierbij kan begeleiden.
Namens en door de vader is, kort samengevat, aangevoerd dat hij instemt met verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De vader erkent dat de samenwerking met de vorige jeugdbeschermer niet goed is verlopen. Hoewel hij graag wil dat het contact tussen hem en [minderjarige] zo snel als mogelijk wordt hersteld, heeft hij vertrouwen in de huidige jeugdbeschermer en de betrokken hulpverlening. De vader vindt het zorgelijk dat [minderjarige] hem nu afwijst. Hij vindt het belangrijk dat de trajecten omgangsbegeleiding en ouderschapsbemiddeling in de komende periode worden voortgezet en dat de communicatie tussen de ouders verbetert, ook om aan [minderjarige] te laten zien dat de ouders op een goede wijze met elkaar omgaan.
Namens en door de moeder is, kort samengevat, aangevoerd dat zij ook instemt met verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De moeder heeft daarbij aangegeven dat [minderjarige] door de algehele dynamiek tussen de ouders klem is geraakt tussen de ouders en niet (enkel) door het ontbreken van emotionele toestemming vanuit de moeder. Ook twijfelt de moeder of de kindercoach de aangewezen persoon is om [minderjarige] te begeleiden bij het beeldbellen met de vader, omdat zij momenteel een vertrouwensrelatie hebben die niet in gevaar mag komen.
Namens de Raad is aangegeven dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] moet worden verlengd.

De nadere beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen over de moeizame verstandhouding, de gebrekkige oudercommunicatie en samenwerking tussen de ouders en het ontbreken van positief structureel contact tussen [minderjarige] en de vader, die hebben geleid tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , zijn nog steeds aanwezig. [minderjarige] kampt bovendien met forse loyaliteitsproblematiek en zit klem tussen de ouders.
Daarnaast is gebleken dat de trajecten omgangsbegeleiding en ouderschapsbemiddeling vanuit De GezinsManager in de afgelopen periode om meerdere redenen niet goed van de grond zijn gekomen en nog niet zijn afgerond. Aangezien [minderjarige] bij aanvang van het laatste omgangsmoment in december 2022 forse weerstand heeft getoond tegen het hebben van contact met de vader, is het traject gericht op contact(herstel) tussen de vader en [minderjarige] bovendien tijdelijk stopgezet totdat De GezinsManager een nieuwe omgangsbegeleider heeft aangesteld die het traject op een verantwoorde wijze zal voortzetten. Omdat de verstandhouding, oudercommunicatie en samenwerking tussen de ouders nog niet is verbeterd, ziet de kinderrechter op dit moment geen mogelijkheden om de hulpverlening op vrijwillige basis voort te zetten. Betrokkenheid vanuit de GI is nog noodzakelijk om de regie te voeren over de hulpverlening en de ouders daarbij te motiveren.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] als bedoeld in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , overeenkomstig het standpunt van de GI en met instemming van de ouders, verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 31 januari 2023 tot 31 juli 2023. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot een nader te bepalen dag en tijdstip waarop de mondelinge behandeling wordt voortgezet – met inachtneming van eventuele verhinderdata van de advocaten – zodat er sprake zal zijn van een tussentijds toetsmoment. Aangezien het zittingsrooster van de rechtbank voor de maand juli 2023 op dit moment nog niet beschikbaar is, zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek pro forma aanhouden tot hierna te noemen datum, waarna de dag en het tijdstip van de nadere mondelinge behandeling zal worden bepaald. Daarbij zal het resterende deel van het verzoek wederom gelijktijdig mondeling worden behandeld met de nadere mondelinge behandeling van het verzoek van de vader tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over [minderjarige] (met het zaaknummer: C/02/357491 / FA RK 19-1938).
De kinderrechter verzoekt aan de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna genoemde pro forma datum (kort) schriftelijk verslag uit te brengen over de actuele stand van zaken, met name over de voortgang van de hulpverlening en wat dat betekent voor de bestaande zorgen en daarbij haar standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek.
De kinderrechter overweegt dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de informatievoorziening tussen de ouders over [minderjarige] spanningen oplevert, omdat de vader op advies van de hulpverlening niet reageert op de informatieberichten van de moeder terwijl de moeder daar kennelijk wel behoefte aan heeft. De kinderrechter acht het daarom van belang dat de GI zal bezien of en zo ja, op welke wijze de vader kan reageren op de informatieberichten van de moeder over [minderjarige] . Daarbij is besproken dat beide ouders zich enkel respectvol en niet belastend en/of bedreigend dienen te uiten tegen de andere ouder.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 31 januari 2023 tot 31 juli 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot
dinsdag 27 juni 2023 PRO FORMA,waarna de griffier van de rechtbank – met inachtneming van eventuele verhinderdata van de advocaten en de afloopdatum van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] – een dag en tijdstip zal plannen
in juli 2023waarop het resterende deel van het verzoek nader mondeling zal worden behandeld (gelijktijdig met de nadere mondelinge behandeling van het verzoek van de vader tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over [minderjarige] met het zaaknummer: C/02/357491 / FA RK 19-1938);
bepaalt dat de ouders, hun advocaten, de GI en de Raad tijdig zullen worden opgeroepen voor de nader te bepalen mondelinge behandeling;
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de voornoemde pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen over de actuele stand van zaken en haar standpunt over het resterende deel van het verzoek, zoals hiervoor is overwogen;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 door mr. de Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.