ECLI:NL:RBZWB:2023:556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
404850_E24012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in verband met ontbrekende instemmingsverklaring

Op 24 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek afgewezen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen omdat er geen instemmingsverklaring was van een onafhankelijke gedragswetenschapper, zoals vereist door de Jeugdwet. De minderjarige, die recentelijk werk had gevonden en zich in een positieve ontwikkeling bevond, had aangegeven niet opnieuw in een gesloten setting geplaatst te willen worden. De GI had echter geen contact gehad met de minderjarige en er was geen nieuwe instemmingsverklaring op basis van dossieronderzoek. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de minderjarige en de GI en riep hen op om in gesprek te gaan om tot een oplossing te komen. De kinderrechter concludeerde dat, gezien de omstandigheden en de noodzaak van een instemmingsverklaring, het verzoek van de GI moest worden afgewezen. De beslissing werd mondeling gegeven en is schriftelijk vastgesteld op 30 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404850 / JE RK 22-2279
Datum uitspraak: 24 januari 2023

nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI)
gevestigd te Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. S.M.E. van Fraaijenhove van der Maas, te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NL,

hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Breda
Als informant wordt aangemerkt:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 januari 2023 en de daarin genoemde stukken.
Op 24 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met
gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

Het verzoek

Aan de orde is het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De feiten

De GI is belast met de voogdij over [minderjarige] .
Bij voormelde beschikking van 10 januari 2023 is het resterende deel van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp met zaaknummer C/02/404849 / JE RK 22-2278 toegewezen en wel tot 26 januari 2023. Het verzoek tot het verlenen van een aansluitende machtiging tot gesloten jeugdhulp is aangehouden.

De standpunten

Door [minderjarige] is aangegeven dat hij inmiddels werk heeft gevonden voor drie dagen per week (met mogelijkheid tot uitbreiding) en morgen kan beginnen. Vanuit het bedrijf kan hij ook een BBL-opleiding gaan volgen om een diploma te halen en daar staat hij voor open. Hij heeft op dit moment onderdak in het gezin van een vriend. Hij zit lekker in zijn vel en is sinds zijn terugkeer uit Spanje gestopt met het gebruik van drugs. Hij heeft nu rust in zijn hoofd gekregen. Doordat hij zijn biologische moeder heeft leren kennen, weet hij nu dat zij niet de persoon is die hem kan helpen om te worden tot wie hij wil zijn. Hij wil graag leren om zelfstandig te worden, met geld om gaan en dingen op een volwassen manier aan pakken. Hij wil daarom naar begeleid wonen of een zelfstandigheidstraining en voorlopig naar een open groep. [minderjarige] denkt dat daar mogelijkheden voor zijn. Een gesloten groep werkt niet voor hem, omdat hij dan zijn motivatie verliest om aan zijn toekomst te werken. Hij kan daar niet laten zien dat hij het kan. [minderjarige] wil niet dat het gezin dat hem nu opvangt in problemen komt en is daarom huiverig om hun gegevens met de voogd te delen. Hij heeft op dit moment geen last van zijn problematiek en vindt daarom behandeling niet nodig. Hij heeft al zo vaak met iemand gepraat en EMDR gehad, maar dat hielp niet. Alleen muziektherapie hielp hem, maar dat stopte al snel.
Door de GI is aangegeven dat met [minderjarige] nog geen contact is geweest en dat hij ook geen contact heeft gehad met de onafhankelijke gedragswetenschapper. Er is ook geen (nieuwe) instemmingsverklaring op basis van dossieronderzoek. De GI heeft naar alternatieven gekeken, maar de conclusie is dat die er niet zijn. Groepen in een open setting gaan hem gelet op de voorgeschiedenis niet opnemen. De GI wil graag met [minderjarige] samenwerken en weet dat hij bijna 17 jaar is en perspectief nodig heeft. Hij zal echter moeten laten zien dat hij zich aan regels en kaders kan houden. De GI kent het gezin niet waar [minderjarige] nu zou verblijven. Zij hebben geen contact met de voogd opgenomen. De GI ziet het niet als een mogelijkheid dat [minderjarige] met instemming van GI tijdelijk bij dit gezin blijft om te laten zien dat hij dingen wel serieus gaat oppakken. De GI heeft daar ook geen vertrouwen in, omdat er sprake is van een herhaling van zetten. Er is al veel in [minderjarige] geïnvesteerd. Hij heeft al meerdere keren gezegd dat hij ergens voor gemotiveerd was, bijvoorbeeld eerdere opleidingen, maar dan lukte het in de praktijk toch niet. De GI vraagt zich nadrukkelijk af wat de situatie nu anders maakt dan daarvoor. Bovendien vindt de GI het ook noodzakelijk dat [minderjarige] aan zijn problematiek kan gaan werken. Daarvoor is de plaatsing op de beoogde gesloten groep ook belangrijk. De gesloten groep is noodzakelijk als tussenstation, doorstroming naar bijvoorbeeld een Fasehuis is op dit moment nog niet mogelijk. De GI is als voogd verantwoordelijk voor hem en zij moet weten waar hij verblijft. Een verblijf bij de voormalige pleegouders is ook geen optie. De muziektherapie is gestopt omdat hij niet meer op de groep verbleef. Om door te kunnen stromen naar een open groep of zelfstandigheid zal er eerst behandeling moeten komen om de verandering in zijn gedrag te kunnen aantonen. De GI weet dat [minderjarige] perspectief moet hebben en daarom is er ook een machtiging voor maar drie maanden aangevraagd. [minderjarige] zou het een kans moeten geven.
Door de advocaat van [minderjarige] wordt het volgende aangegeven. Tijdens een vorig verblijf in een gesloten setting ging het aanvankelijk wel goed, maar daarna ging het een paar keer mis. Hij heeft het afgelopen jaar het gevoel gehad dan hij in de gesloten setting naar beneden wordt gehaald, terwijl hij wel vooruit wil. De advocaat vreest dat als er nu weer een gesloten setting komt we een herhaling van zetten krijgen. In het verleden zijn uiteindelijk geen positieve resultaten behaald en [minderjarige] heeft nog maar een jaar om naar zelfstandigheid toe te werken. Inmiddels heeft hij stappen gemaakt in een stukje verwerking van waar hij vandaan komt.
Door de Raad is aangegeven dat hij meer zou willen weten over de achtergrond van het gezin waar [minderjarige] nu zit. Misschien kan er een gesprek komen met de voogd of is toch een interregionale plaatsing mogelijk.

De nadere beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Vanwege de ingrijpendheid van de maatregel behoeft het verzoek blijkens het zesde lid van dit artikel de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Uit het verzoek blijkt dat er al lange tijd forse zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] . Hij heeft zich meerdere keren onttrokken aan verblijf op een groep en aan behandeling. Met het oog op zijn naderende meerderjarigheid is het belangrijk dat [minderjarige] de handvatten krijgt om de noodzakelijke groei naar volwassenheid te kunnen maken. Door de GI is al veel ingezet in het kader van het oplossen van de opvoedingsproblemen en het bevorderen van de volwassenheid. [minderjarige] heeft al vaker goede voornemens gehad, doch steeds stagneert een ingezet traject. Na het mislukken van het opbouwen van een toekomst in Spanje is hij terug gekomen naar Nederland, doch heeft zich ook direct onttrokken aan het toezicht van de GI. De kinderrechter acht het positief dat [minderjarige] alsnog naar de mondelinge behandeling is gekomen om te vertellen hoe het met hem gaat en wat zijn toekomstplannen inmiddels zijn. Tot op dat moment heeft hij de GI, die als voogd het gezag over hem uitoefent, niet op de hoogte gesteld van zijn verblijfplaats en is hij ook niet het gesprek aangegaan. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] begrijpt dat de GI als gezagdrager voor hem verantwoordelijk is en dat zij in dat kader ook bij zijn leven betrokken moet worden. Het contact tussen [minderjarige] en de GI zal daarom ook moeten worden hersteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] aangegeven dat hij daar voor open staat.
Helaas is van de kant van de GI aangegeven dat er als gevolg van zijn eerdere gedrag geen alternatieven worden gezien voor een gesloten plaatsing van drie maanden, terwijl [minderjarige] heeft aangegeven dat en waarom hij absoluut niet weer gesloten geplaatst wil worden. Er is daarmee sprake van een impasse. [minderjarige] kan zich echter niet blijven onttrekken aan het gezag van de GI. De kinderrechter roept [minderjarige] en de GI op om met elkaar in gesprek te gaan om te kijken of uit de impasse kan worden gekomen. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij zich openstelt voor eventuele alternatieven en deze ook bespreekt met [minderjarige] . [minderjarige] moet echter begrijpen dat de GI ook geen ijzer met handen kan breken. Van [minderjarige] verwacht de kinderrechter dat hij, ook al kan dat moeilijk zijn, realistisch is. Als er geen plek op een open groep mogelijk is alvorens hij heeft laten zien dat hij is veranderd, dan loont het om te kijken of de weg van een korte plaatsing in een gesloten setting, zoals de GI voor ogen heeft, kan leiden tot het gewenste resultaat, namelijk toewerken naar een open groep dan wel begeleid wonen of zelfstandigheidstraining. [minderjarige] moet goed beseffen dat het ook bij volwassen worden hoort, dat je soms om je doel te bereiken iets moet doen dat je eigenlijk liever niet wilt.
Voor wat betreft het verzoek van de GI overweegt de kinderrechter het volgende.
Uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 5 januari 2023 blijkt dat zij het eens is met het spoedverzoek. Op basis van dossierstudie komt zij tot het oordeel dat [minderjarige] nabijheid, structuur en grenzen van een gesloten setting nodig heeft om hem te beschermen en zijn ontwikkeling weer op gang te brengen. Een open setting acht zij op dat moment niet haalbaar voor hem. De gedragswetenschapper kan echter niet instemmen met het regulier verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp voor drie maanden, omdat zij [minderjarige] niet recent persoonlijk heeft kunnen onderzoeken. Hoewel [minderjarige] inmiddels weer in Nederland verblijft, is er geen contact geweest met de gedragswetenschapper. Enerzijds komt dat doordat [minderjarige] geen contact heeft opgenomen met de GI, zodat zijn verblijfplaats niet bekend was. Anderzijds had het op de weg van de GI gelegen om de gedragswetenschapper te verzoeken of zij gegeven de situatie alsnog bereid en in staat was om een verklaring af te geven. Dat is echter niet gebeurd. Dit betekent dat de wettelijk vereiste instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper voor het onderhavige verzoek ontbreekt, zodat het reeds om die reden niet mogelijk is om het verzoek toe te wijzen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 door mr. De Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos, als griffier en is schriftelijk vastgesteld op 30 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.