ECLI:NL:RBZWB:2023:5577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/395445 FA RK 22-1060
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
  • R. Reijerse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en zorgregeling tussen partijen van Poolse nationaliteit met toepassing van Nederlands en Pools recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man van Poolse nationaliteit. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M. van Weely, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. U. Ögüt, hebben op 11 maart 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien beide partijen op het moment van indiening hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De rechtbank heeft de echtscheiding toegewezen en de verzoeken van de vrouw en de man met betrekking tot de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen beoordeeld. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij de jongste minderjarige om de twee weken bij de man verblijft, met specifieke afspraken over het halen en brengen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld, waarbij zowel Nederlands als Pools recht van toepassing is. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw de echtelijke woning kan overnemen, mits zij binnen drie maanden kan aantonen dat zij de financiering rond heeft. Indien dit niet lukt, zal de woning verkocht worden. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/395445 FA RK 22-1060
Datum uitspraak: 24 juli 2023
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.A.M. van Weely,
en
[de man01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. U. Ögüt.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 11 maart 2022 ontvangen verzoekschrift;
- het op 3 juni 2022 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het op 2 augustus 2022 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek, tevens houdende aanvullend verzoek;
- de brieven van mr. Van Weely van 1 augustus 2022, met bijlage, 5 september 2022, met bijlagen, 8 november 2022, met bijlage, 22 november 2022, 28 maart 2023, met bijlagen, tevens houdend aanvullend verzoek, 26 juni 2023, met bijlagen, en 12 juli 2023;
- de brieven van mr. Ögüt van 13 februari 2023, met bijlagen, tevens houdend aanvullend verzoek, 26 juni 2023, met bijlagen, tevens houdend aanvullend verzoek en 17 juli 2023;
- de beschikking voorlopige voorzieningen van 11 februari 2022.
1.2. De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 6 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. De vrouw werd verder bijgestaan door een tolk. Daarnaast waren twee vertegenwoordigers aanwezig vanuit de Gecertificeerde Instelling Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de GI.
1.3. Na te noemen minderjarigen zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.[minderjarige01] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. [minderjarige02] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [datum01] te [plaats01] ( [land01] ) met elkaar gehuwd;
- uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] ( [land01] ) op [geboortedatum01] 2007,
2. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] ( [land01] ) op [geboortedatum02] 2008,
3. [minderjarige03] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum03] 2018;
- zij hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een ouderschapsplan;
- zij hebben de Poolse nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht;
- voornoemde minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 31 maart 2023 tot 31 maart 2024.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt:
- echtscheiding;
- te bepalen dat de tussen partijen overeengekomen regelingen in het door de rechtbank aan deze beschikking te hechten en te waarmerken echtscheidingsconvenant als in deze beschikking opgenomen moet worden beschouwd, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist en geraden acht;
- te bepalen dat de tussen partijen overeengekomen regelingen in het door de rechtbank aan deze beschikking te hechten en te waarmerken ouderschapsplan als in deze beschikking opgenomen moet worden beschouwd, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt;
- de verdeling en de verrekening van de wettelijke gemeenschap van partijen vast te stellen op de door de vrouw in het lichaam van het verweerschrift zelfstandig verzoek en in het lichaam van het schrijven van 28 maart 2023 toe te wijzen, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist en geraden acht.
3.2.
De man verzoekt:
- echtscheiding;
- vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling);
- de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap zoals geformuleerd onder de randnummers 9 tot en met 24 van het verweerschrift van de man en de wijze zoals geformuleerd in de brief van de man van 13 februari 2023 vast te stellen, dan wel op een door de rechtbank in goede justitie te achten wijze.

4.De beoordeling

Echtscheiding
4.1.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van het verzoek partijen hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland.
4.2.
De rechtbank acht partijen ontvankelijk in hun echtscheidingsverzoeken. De door hen aangevoerde omstandigheden zijn van dien aard dat van hen redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat een door beide partijen opgesteld ouderschapsplan wordt overgelegd.
4.3.
De rechtbank zal op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht toepassen ingevolge artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Aanhechten ouderschapsplan en convenant
4.4.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoeken tot het aanhechten van het ouderschapsplan en convenant ingetrokken. Deze verzoeken kunnen daarom niet meer worden onderzocht en zullen worden afgewezen.
De zorgregeling
4.5.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de zorgregeling. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen.
4.6.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen de volgende zorgregeling overeengekomen:
- [minderjarige03] verblijft één keer in de twee weken bij de man van vrijdag 18:00 uur tot zondagavond. Het halen en brengen wordt bij helfte verdeeld.
- om de drie weken heeft de vrouw middagdienst en in die week verblijft [minderjarige03] bij de man na de buitenschoolse opvang van 17:30 uur tot 19:30 uur.
- in de week dat de vrouw nachtdienst heeft haalt de man [minderjarige03] op bij de buitenschoolse opvang, blijft [minderjarige03] bij hem slapen en in de ochtenden haalt de vrouw [minderjarige03] bij de man op en brengt haar naar de voorschoolse opvang.
Wat betreft de oudste twee kinderen wordt geen regeling afgesproken, maar moet in het kader van de ondertoezichtstelling in overleg tussen partijen en de GI worden bekeken welke mogelijkheden er zijn voor contactherstel tussen [minderjarige02] en [minderjarige01] en de man en wat daarvoor nodig is.
4.7.
Tussen partijen is nog in geschil het tijdstip waarop het contactmoment op zondagavond moet eindigen. De man verzoekt een eindtijd van 18:00 uur. De vrouw voert aan dat dit 20:00 uur of 19:00 uur moet zijn.
4.8.
De rechtbank acht de overeengekomen regeling, net als de GI, in het belang van de kinderen en zal daarom overeenkomstig beslissen, waarbij als eindtijd van de regeling op zondagavond 19:00 uur (na het eten) zal gelden.
Verdeling van de huwelijksgemeenschap
4.9.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
4.10.
De rechtbank zal op het verzoek betreffende de verdeling van de gemeenschappelijke goederen Pools recht toepassen omdat partijen na het huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats in Polen hadden. Ingevolge artikel 7 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van 14 maart 1978 zal ten aanzien van de gemeenschappelijke goederen van partijen, met ingang van 20 september 2021 Nederlands recht worden toegepast, omdat partijen op dat moment gedurende meer dan tien jaren in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden.
Juridisch kader Pools recht
4.11.
De peildatum voor de vaststelling van de omvang van het huwelijkse vermogen van partijen naar Pools recht is de datum van onherroepelijk worden van deze echtscheidingsbeschikking. Ongeacht deze peildatum kan de rechtbank naar Pools recht op verzoek van een echtgenoot al in de echtscheidingsbeslissing beslissen over de verdeling (artikel 58 lid 3 van de Kodeks rodzinny i opiekuńczy (Wetboek van familie en voogdij, hierna: KRO).
4.12.
Blijkens artikel 31 en 33 KRO kent het Poolse huwelijksvermogensrecht drie vormen van vermogen, te weten:
a. het gemeenschappelijke vermogen van de echtgenoten, bestaand onder meer uit inkomen uit arbeid en uit andere bronnen verkregen tijdens het huwelijk en inkomen verkregen uit het privé vermogen van ieder;
b. het privé vermogen van de vrouw, bestaande uit onder meer vermogen verkregen voor het huwelijk, erfrechtelijke verkrijgingen en schenkingen (tenzij de testateur/schenker bepaalt heeft dat de goederen in de gemeenschap dienen te vallen), persoonlijke goederen en hoogst persoonlijke rechten;
c. het privé vermogen van de man onder dezelfde voorwaarden als verwoord onder b.
4.13.
Op grond van artikel 30 KRO zijn beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk voor schulden die een van hen is aangegaan in zaken die voortvloeien uit de bevrediging van de normale behoeften van het gezin.
4.14.
Artikel 43 KRO bepaalt dat beide echtgenoten een gelijk aandeel hebben in het gemeenschappelijke vermogen. Om gewichtige redenen kan elke echtgenoot echter vorderen dat de vaststelling van de aandelen in het gemeenschappelijke vermogen plaatsvindt overeenkomstig de bijdrage die elk van hen heeft geleverd in de totstandkoming daarvan. Bij de beoordeling in hoeverre elke echtgenoot heeft bijgedragen aan het ontstaan ​​van het gemeenschappelijke vermogen wordt mede rekening gehouden met de persoonlijke bijdrage aan het opvoeden van de kinderen of de gemeenschappelijke huishouding.
4.15.
Op grond van artikel 34 KRO is gezamenlijk gebruikte inboedel gemeenschappelijk, ook als deze is verkregen uit erfenis, legaat of schenking, tenzij de erflater of schenker anders heeft bepaald.
Juridisch kader Nederlands recht
4.16.
De gemeenschap van goederen is op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b BW ontbonden op de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank, te weten 11 maart 2022. Die datum is ook bepalend voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap waar het gaat om de bestanddelen waarop Nederlands recht van toepassing is.
4.17.
De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap waarop Nederlands recht van toepassing is, is in beginsel de datum waarop de verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden.
4.18.
Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap moet als uitgangspunt worden aangenomen dat partijen in gelijke mate delen in de goederen van de gemeenschap, terwijl ieder de schulden van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
Samenstelling van de gemeenschap
4.19.
De verzoeken van partijen zien op de volgende bestanddelen van de gemeenschap:
Goederen
a. de echtelijke woning, gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [plaats02] ;
b. het appartement, gelegen aan [adres02] , [postcode02] te [plaats01] (Polen);
c. de inboedelgoederen;
d. de saldi op de Poolse en Nederlandse bankrekeningen, waaronder in ieder geval de bankrekening op naam van de vrouw met [rekeningnummer01] en de bankrekening op naam van beide partijen met [rekeningnummer02] ;
e. de auto’s met Nederlands [kenteken01] en met Pools [kenteken02] .
Schulden
f. de hypothecaire geldlening bij de ING-bank rustende op de echtelijke woning;
g. de hypothecaire geldlening rustende op het appartement in Polen met leningnummer [nummer01] ;
h. het krediet bij de ING;
i. de leaseschuld van de auto met Nederlands kenteken;
j. de schuld bij de Belastingdienst van € 122,=.
4.20.
Tussen partijen is verder in geschil of een schuld ter zake de keuken deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap. De man stelt dat er een schuld is ter hoogte van € 1.000,= ten behoeve van de nieuwe keuken in de echtelijke woning en dat partijen allebei draagplichtig zijn voor deze schuld.
4.21.
De vrouw betwist dat deze schuld bestaat. Er is weliswaar een nieuwe keuken geïnstalleerd in de echtelijke woning, maar hiervoor hoeft niets meer te worden betaald. Deze keuken is namelijk gezet door vrienden en het was een vriendendienst.
4.22.
De rechtbank is van oordeel dat de man zijn stelling dat sprake is van een schuld ter zake de keuken onvoldoende heeft onderbouwd. Hij heeft enkel gesteld dat deze schuld er is, maar heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit dit zou kunnen blijken, al dan niet onder overlegging van stukken. Gelet daarop is niet komen vast te staan dat deze schuld bestaat. Het verzoek van de man betreffende deze schuld wordt daarom afgewezen.
Ad. a. en f. de echtelijke woning gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [plaats02] en de daarop rustende hypothecaire geldlening
4.23.
Nu de echtelijke woning door partijen is verkregen voor 20 september 2021 en voor die datum ook de hypothecaire geldlening is aangegaan, is op deze bestanddelen Pools recht van toepassing. Zowel de woning als de lening vallen binnen het gemeenschappelijke vermogen van partijen.
4.24.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat de vrouw drie maanden de tijd krijgt om uit te zoeken of zij de echtelijke woning over kan nemen en dat de woning daarvoor moet worden getaxeerd.
4.25.
De rechtbank zal gelet op de tussen partijen bereikte overeenstemming en de voorliggende verzoeken de verdeling van de woning gelasten op de volgende wijze:
- binnen twee weken na de datum van deze beschikking geven partijen de opdracht aan een makelaar om de echtelijke woning te taxeren, waarvan partijen de kosten ieder bij helfte dragen;
- de vrouw laat binnen drie maanden na het uitbrengen van het taxatierapport aan de man weten of de financiering om de woning door haar over te nemen rond is, in welk geval de woning aan haar zal worden toegedeeld onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en aan hem de helft van de taxatiewaarde verminderd met de hypothecaire lening wordt uitgekeerd;
- indien de vrouw geen financiering kan verkrijgen zullen partijen de woning verkopen aan een derde. Zij geven een makelaar dan binnen twee weken na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn van drie maanden de verkoopdracht hiervoor;
- partijen volgen de aanwijzingen van de makelaar bij de verkoop van de woning en gaan akkoord met de door de makelaar geadviseerde vraag- en laatprijs van de woning;
- aan ieder van partijen komt de helft van de netto-opbrengst van de woning toe en zij betalen ieder de helft van de kosten van de makelaar.
4.26.
De rechtbank ziet aanleiding een dwangsom te bepalen, als prikkel tot nakoming voor de vrouw, en zal dit verzoek van de man toewijzen. Dat betekent dat indien de vrouw niet meewerkt of voldoet aan hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.25 is bepaald, zij een dwangsom verbeurt van € 500,= per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft, waarbij een maximum geldt van €10.000,=.
Ad b. en g. het appartement gelegen aan [adres02] , [postcode02] te [plaats01] (Polen) en de daarop rustende hypothecaire geldlening
4.27.
Nu het appartement in Polen is verkregen voor 20 september 2021 en voor die datum ook de hypothecaire geldlening is aangegaan, is op deze bestanddelen Pools recht van toepassing. Deze bestanddelen vallen binnen het gemeenschappelijke vermogen van partijen.
4.28.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat het appartement in Polen moet worden verkocht. Binnen een week na de mondelinge behandeling geven zij de opdracht aan een makelaar in Polen om het appartement te verkopen. Na de verkoop wordt de netto-opbrengst bij helfte tussen partijen verdeeld.
Ad. c. de inboedelgoederen
4.29.
Partijen hebben niets gesteld omtrent de datum van verkrijging van de inboedel. De rechtbank neemt gelet op de aard daarvan als uitgangspunt dat de inboedelgoederen voor 20 september 2021 zijn verkregen. Gelet daarop zal de rechtbank Pools recht toepassen op de verdeling van de inboedelgoederen. De inboedelgoederen behoren tot het gemeenschappelijk vermogen van partijen.
4.30.
De man verzoekt verdeling van de inboedelgoederen zoals opgenomen in de door hem bij productie 9 overgelegde lijst.
4.31.
De vrouw stelt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de inboedelgoederen. Na de mondelinge behandeling heeft de vrouw ter onderbouwing hiervan een e-mailbericht overgelegd van de hulpverlener waarin deze overeenstemming volgens de vrouw is opgenomen (productie 24). De man heeft daarna laten weten dat geen overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden en dat conform zijn lijst moet worden verdeeld.
4.32.
De rechtbank overweegt dat uit het door de vrouw overgelegde e-mailbericht blijkt dat niet over alle inboedelgoederen overeenstemming is bereikt. De vrouw heeft na de mondelinge behandeling als productie 25 de door de man overgelegde lijst met daarop haar reactie geschreven overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze productie onvoldoende wat precies het standpunt is van de vrouw wat betreft de verdeling van de inboedelgoederen. Ook van de zijde van de man is onvoldoende duidelijk gemaakt op welke onderdelen tussen partijen nog discussie is. Wel blijkt uit alle overgelegde stukken dat met name het gereedschap onderwerp van discussie is, vanwege de grote hoeveelheid en de waarde hiervan. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de inboedelgoederen van partijen moeten worden verdeeld als volgt:
  • De inboedelgoederen waarover partijen overeenstemming hebben bereikt, moeten partijen conform die overeenstemming alsnog aan de ander afgeven, voor zover nog deze nog niet in het bezit van die partij zijn;
  • Ten aanzien van de inboedelgoederen waarover partijen geen overeenstemming hebben bereikt, behoudt ieder de goederen die op dit moment in zijn of haar bezit zijn;
  • De man betaalt een bedrag van € 500,00 aan de vrouw.
Ad. d. de saldi op de bankrekeningen
4.33.
De Nederlandse en Poolse bankrekeningen betreffen de verbintenisrechtelijke rekening-courant verhoudingen tussen partijen en de bank. Deze zijn ontstaan voor 20 september 2021, zodat Pools recht van toepassing is op de verdeling van de saldi op deze bankrekeningen. Deze saldi behoren tot het gemeenschappelijk vermogen van partijen.
4.34.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat de gezamenlijke bankrekening wordt opgeheven op het moment van notariële levering van de woning. Het aanwezige saldo op dat moment wordt bij helfte verdeeld. Verder zijn zij het erover eens dat ieder van partijen de bankrekeningen op zijn of haar eigen naam voort zet.
4.35.
Tussen partijen is nog in geschil of het saldo op de eigen bankrekeningen van ieder van partijen bij helfte moet worden verdeeld. De man stelt dat geen verrekening van de saldi moet plaatsvinden. De vrouw is van mening dat het saldo op deze rekeningen bij helfte moet worden verdeeld.
4.36.
De rechtbank stelt voorop dat de peildatum volgens Pools recht het moment is waarop deze beschikking onherroepelijk is geworden. Tot die datum behoort het saldo dat op de bankrekeningen staat tot het gemeenschappelijk vermogen van partijen. Het saldo dat op die peildatum aanwezig is, dient als uitgangspunt bij helfte te worden verdeeld tussen partijen. De man heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Dit betekent dat de saldi van de bankrekeningen op naam van ieder van partijen bij helfte moeten worden verdeeld per de datum waarop deze beschikking onherroepelijk is geworden.
Ad. e. en i. de auto’s en de leaseschuld
4.37.
Nu de auto met het Poolse kenteken is verkregen voor 20 september 2021, is op de verdeling hiervan Pools recht van toepassing. De leaseovereenkomst die betrekking heeft op de auto met het Nederlands kenteken is aangegaan voor 20 september 2021 en deze auto is ook voor die tijd in bezit gekomen van partijen, waardoor ook hierop Pools recht van toepassing is. Zowel de auto met het Poolse kenteken, als de leaseovereenkomst ter zake de auto met het Nederlandse kenteken vallen in het gemeenschappelijk vermogen van partijen.
4.38.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat de leaseovereenkomst die ziet op de auto met het Nederlandse kenteken zal worden ontbonden zodra de echtscheiding is uitgesproken. Volgens partijen is er dan geen restschuld meer. Verder zijn partijen overeengekomen dat de vrouw de auto met het Poolse kenteken houdt, onder verrekening van de helft van de overeengekomen waarde van deze auto ter hoogte van € 6.500,= aan de man. Zij dient dus een bedrag van € 3.250,= aan de man te voldoen.
Ad. h. het krediet bij de ING
4.39.
Nu de kredietovereenkomst bij de ING is aangegaan voor 20 september 2021 is Pools recht van toepassing op de interne draagplicht van partijen ter zake deze schuld. Dit is een gemeenschappelijke schuld.
4.40.
Partijen zijn het erover eens dat partijen beiden voor de helft draagplichtig zijn voor deze schuld.
4.41.
Gelet op het verzoek van de vrouw overweegt de rechtbank in aanvulling op het voorgaande dat, gelet op de peildatum volgens Pools recht, tot die datum geen verrekening hoeft plaats te vinden als één van partijen een groter deel van dit krediet heeft afgelost, nu de saldi op de bankrekeningen nog gemeenschappelijk zijn. Na de peildatum, te weten het onherroepelijk worden van deze beschikking, geldt dat van rechtswege een vordering op de ene partij ontstaat indien de andere partij meer heeft bijgedragen dan het gedeelte dat hem of haar aangaat.
Ad. j. de schuld bij de Belastingdienst
4.42.
Nu de schuld bij de Belastingdienst is ontstaan na 20 september 2021 is Nederlands recht van toepassing op de interne draagplicht van partijen ter zake deze schuld. Het betreft een gemeenschappelijke schuld van partijen.
4.43.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de man de schuld bij de Belastingdienst volledig heeft betaald. Nu alle banksaldi op dat moment nog gemeenschappelijk waren, heeft dit tot gevolg dat de man niets te vorderen heeft van de vrouw. Zijn verzoek met betrekking tot deze schuld wordt daarom afgewezen.
Conclusie
4.44.
De rechtbank zal de wijze van verdeling van de gemeenschap gelasten conform het voorgaande.
Regresvorderingen
4.45.
De man heeft een aantal verzoeken gedaan met betrekking tot regresvorderingen. Deze zien op de maandelijkse aflossingen met betrekking tot de leaseovereenkomst en de aflossing op de hypothecaire geldlening die rust op het appartement in Polen. De man stelt dat de vrouw is gestopt met betalen van deze lasten. Zij moet volgens hem de helft van het bedrag dat de man heeft betaalt aan hem terugbetalen.
4.46.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
4.47.
De rechtbank overweegt dat de saldi van de bankrekeningen van partijen nog gemeenschappelijk zijn tot de peildatum volgens Pools recht, zijnde het moment dat deze beschikking onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat de aflossingen op de hypothecaire geldlening en de maandelijkse aflossingen met betrekking tot de leaseovereenkomst zijn voldaan van gemeenschappelijk vermogen. Daardoor is geen regresvordering ontstaan zoals de man stelt. Zijn verzoek zal gelet daarop worden afgewezen.
Gebruik van de echtelijke woning
4.48.
De vrouw heeft verder verzocht dat, in het geval zij de woning niet kan overnemen, wordt bepaald dat zij gedurende een jaar het gebruik van de woning mag voortzetten zodat zij nog geruime tijd heeft om een nieuwe woning te zoeken voor haar en de kinderen.
4.49.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij kan er enkel mee instemmen dat de vrouw na de datum van deze beschikking nog zes maanden in de woning blijft.
4.50.
De rechtbank zal bepalen dat, in het geval de vrouw de woning niet kan overnemen, zij gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand, bevoegd is het gebruik van de echtelijke woning voort te zetten. Zij heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden afgeweken van de wettelijke termijn van zes maanden.
Proceskosten
4.51.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum01] te [plaats01] ( [land01] ) met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] ( [land01] ) op [geboortedatum01] 2007,
2. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] ( [land01] ) op [geboortedatum02] 2008,
gerechtigd zijn tot contact met elkaar waarbij geen regeling wordt vastgelegd maar in het kader van de ondertoezichtstelling in overleg met partijen en de GI wordt bekeken hoe de contacten kunnen worden ingericht,
en dat de man en de minderjarige
3. [minderjarige03] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum03] 2018,
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
- [minderjarige03] verblijft één keer in de twee weken bij de man van vrijdag 18:00 uur tot zondag 19:00 uur (na het eten). Het halen en brengen wordt bij helfte verdeeld;
- om de drie weken in de week dat de vrouw middagdienst heeft verblijft [minderjarige03] bij de man na de buitenschoolse opvang vanaf 17:30 uur tot 19:30 uur;
- in de weken dat de vrouw nachtdienst heeft haalt de man [minderjarige03] op bij de buitenschoolse opvang, slaapt [minderjarige03] bij de man en haalt de vrouw [minderjarige03] in de ochtenden weer op bij de man en brengt haar naar de voorschoolse opvang;
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen en de onderlinge draagplicht ter zake de schulden op de wijze zoals vermeld in de rechtsoverwegingen 4.19 tot en met 4.44;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, in het geval de vrouw de echtelijke woning gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [plaats02] niet kan overnemen, dat zij bevoegd is het gebruik van die woning voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand;
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Meyboom, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.