ECLI:NL:RBZWB:2023:558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
403404_T30012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wijziging ouderlijk gezag, omgangsregeling en kinderalimentatie met gelast raadsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag, de omgangsregeling en de kinderalimentatie van de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Klootwijk, verzoekt om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en alleen het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Daarnaast vraagt zij om een wijziging van de omgangsregeling en om vervangende toestemming voor het aanmelden van [minderjarige] voor zwemlessen. De man, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Baas, verzet zich tegen de verzoeken van de vrouw en doet zelf ook verzoeken, waaronder wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] en wijziging van de kinderalimentatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft geadviseerd om een raadsonderzoek te gelasten, omdat er zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders en de opvoedsituatie van [minderjarige]. De rechtbank heeft besloten om de beslissing op de verzoeken aan te houden en de Raad te verzoeken om onderzoek te verrichten naar de belangen van [minderjarige]. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor zwemlessen afgewezen, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de aanmelding voor zwemles.

De rechtbank heeft de Raad gevraagd om te onderzoeken of er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders en welke hoofdverblijfplaats en zorgverdeling het beste zijn voor [minderjarige]. De beslissing op de verzoeken wordt pro forma aangehouden voor de duur van vier maanden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op het rapport van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/403404 / FA RK 22-5135
Datum uitspraak: 30 januari 2023
Beschikking over wijziging ouderlijk gezag, vaststelling hoofdverblijfplaats, vaststelling zorgregeling, wijziging kinderalimentatie en vervangende toestemming aanmelding zwemles
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. Klootwijk te Breda,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016, hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 15 november 2022 ontvangen verzoekschrift, met producties;
  • het F9-formulier van 6 december 2022 van mr. Baas;
  • het op 28 december 2022 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met producties;
  • de brief van 13 januari 2023 van mr. Klootwijk, tevens houdende aanvullend verzoek, met producties;
  • het F9-formulier van 18 januari 2023 van mr. Klootwijk, met producties.
1.2
Op 24 januari 2023 heeft de rechtbank de verzoeken mondeling behandeld met gesloten deuren. Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
[minderjarige] woont bij de vrouw.
2.5
Bij beschikking van deze rechtbank van 2 augustus 2022 is bepaald, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, dat de man met ingang van 1 november 2021 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de vrouw vanaf dat moment bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 300,= per maand.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
  • dat het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt beëindigd en dat de vrouw alleen het gezag over [minderjarige] zal uitoefenen;
  • dat de omgang tussen de man en [minderjarige] wordt gewijzigd/vastgesteld conform de verdeling zoals weergegeven onder punt 11 t/m 13 van het verzoekschrift, op basis waarvan de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar volgens een driewekelijks schema, waarbij [minderjarige] steeds twee van de drie weekenden bij de man verblijft en de man [minderjarige] op vrijdag (om 16:15 uur) bij de vrouw ophaalt en hij [minderjarige] op zondag (om 19:00 uur) weer bij de vrouw terugbrengt. Daarbij de vakanties en feestdagen als volgt te verdelen:
o zomervakantie: twee weken bij de man, twee weken bij de vrouw, één week bij de man, één week bij de vrouw;
o herfstvakantie: bij de vrouw;
o kerst: kerstavond in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw. Eerste kerstdag bij de man, tweede kerstdag bij de vrouw. [minderjarige] viert oud en nieuw in het even jaar bij de man en in het oneven jaar bij de vrouw. Voor het overige verblijft [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de man en de tweede week van de kerstvakantie bij de vrouw. Het laatste weekend van de kerstvakantie zal [minderjarige] conform de reguliere regeling bij de betreffende ouder verblijven;
o meivakantie: bij de vrouw;
o eerste paasdag en eerste pinksterdag verblijft [minderjarige] bij de man;
o tweede paasdag en tweede pinksterdag verblijft [minderjarige] verblijft [minderjarige] bij de vrouw;
o Hemelvaartsdag en Koningsdag verblijft [minderjarige] bij de man;
o verjaardag [minderjarige] , in de even jaren viert [minderjarige] haar verjaardag bij de vrouw en in de oneven jaren viert [minderjarige] haar verjaardag bij de man. [minderjarige] blijft ook overnachten bij de betreffende ouder waar zij op dat moment verblijft;
o verjaardagen van ouders zelf: [minderjarige] verblijft die dag bij de betreffende ouder;
  • partijen worden doorverwezen naar het uniform hulpaanbod (UHA);
  • een en ander kosten rechtens.
Bij brief van 13 januari 2023 is namens de vrouw verzocht, bij wijze van aanvullend verzoek, om te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad, dat aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend (naar de rechtbank begrijpt: ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man) om [minderjarige] in te schrijven bij zwembad [locatie] voor het volgen van zwemlessen.
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt tot afwijzing daarvan.
Daarnaast verzoekt de man, bij wijze van zelfstandige verzoeken:
-
Primair:
o te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] wordt gewijzigd en dat [minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de man;
o te bepalen dat de kinderalimentatie wordt gewijzigd en derhalve op nihil wordt gesteld, met ingang vanaf het moment dat het hoofdverblijf is gewijzigd, dan wel een ingangsdatum en bedrag als de rechtbank juist acht;
-
Subsidiair:
o te bepalen dat de man en [minderjarige] omgang hebben met elkaar in de even weken vanaf maandag na school tot maandag daarop voor school en de helft van de vakanties;
o te bepalen dat de kinderalimentatie wordt gewijzigd en te bepalen dat de man een bijdrage dient te leveren van € 50,00 per maand, met ingang vanaf het moment dat de gewijzigde omgangsregeling ingaat, dan wel een bedrag en ingangsdatum als de rechtbank juist acht.
3.3
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man en verzoekt tot afwijzing daarvan.
3.4
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover noodzakelijk om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Namens en door de vrouw is, kort samengevat, aangevoerd dat [minderjarige] klem en verloren is geraakt tussen de ouders. Volgens de vrouw is de man niet in staat om op een normale wijze te communiceren. De man stelt zich dominant op, betrekt [minderjarige] bij de strijd en scheldt de vrouw regelmatig uit, ook in het bijzijn van [minderjarige] . De vrouw heeft last van de al jarenlang durende strijd tussen de ouders. Zij kampt met een slaapstoornis en volgt therapie. Doordat de vrouw zich soms verslaapt, komt [minderjarige] soms te laat op school. Om dit te voorkomen, stuurt de oma moederszijde (mz) ’s ochtends appberichten naar de vrouw. Als de vrouw daar niet tijdig op reageert, dan komt de oma polshoogte nemen. Daarnaast verlopen de overdrachtsmomenten in het kader van de zorgregeling betreffende [minderjarige] spanningsvol en belemmert de man gezagsbeslissingen over [minderjarige] , met als gevolg dat het inschrijven van [minderjarige] bij de basisschool en het aanvragen van een identiteitsbewijs voor haar moeizaam is verlopen. Ook is zij nog steeds niet aangemeld voor zwemles, terwijl zij al zes jaar oud is. Hoewel partijen in het verleden via het CJG zijn gestart met een hulpverleningstraject, is dat traject vroegtijdig en zonder positief resultaat afgesloten nadat de man meermaals boos is weggelopen. Omdat de vrouw wil werken aan het verbeteren van de oudercommunicatie tussen partijen, verzoekt zij om partijen te verwijzen naar zorg in het kader van het UHA.
4.2
Namens en door de man is aangevoerd, kort samengevat, dat hij zich zorgen maakt over de (opvoed)situatie van de vrouw. Het is zorgelijk dat de vrouw ’s ochtends door de oma moet worden gewekt om [minderjarige] tijdig naar school te brengen. Daarnaast wil de man graag communiceren en afspraken maken met de vrouw over [minderjarige] , maar wanneer hij zijn zorgen bespreekbaar maakt is het juist de vrouw die zich bedreigend en niet constructief tegen hem uit. Ook betwist de man dat hij niet meewerkt aan gezagszaken over [minderjarige] . De vrouw is daarentegen zonder de daartoe benodigde toestemming van de man met [minderjarige] naar [plaats 1] verhuisd. Ook hadden de ouders afgesproken dat de man de zwemles zou regelen en niet de vrouw. [minderjarige] is de dupe van de strijd tussen de ouders. De man vindt dan ook dat de ouders hoognodig hulpverlening nodig hebben. Hij kan daarom instemmen met verwijzing van de ouders naar zorg in het kader van het UHA. Hij verzoekt om de beslissing op de verzoeken in afwachting van het verloop en het resultaat daarvan aan te houden.
4.3
De Raad heeft aangegeven, met het oog op de overgelegde appberichten tussen de ouders, dat de wijze waarop beide ouders met elkaar communiceren absoluut niet in het belang van [minderjarige] is. Hoewel het positief is dat beide ouders instemmen met verwijzing naar zorg in het kader van het UHA, heeft de Raad niet de verwachting dat het partijen zal lukken om tot algehele overeenstemming te komen over alle voorliggende verzoeken. De Raad adviseert daarom om een raadsonderzoek te gelasten, waarbij de Raad onderzoek zal verrichten naar de voorliggende verzoeken. De Raad kan het onderzoek, indien nodig, ook uitbreiden en tevens onderzoek verrichten naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. De Raad kan het onderzoek op korte termijn verrichten en naar verwachting eind april 2023 afronden.
4.4
Na een korte onderbreking van de mondelinge behandeling hebben beide ouders ingestemd met het advies van de Raad om een raadsonderzoek te verrichten. Daarbij hebben partijen afgesproken dat zij in afwachting van het rapport en advies van de Raad enkel op een zakelijke wijze en via e-mailberichten met elkaar zullen communiceren over [minderjarige] , zonder ruzie en gescheld.
Vervangende toestemming aanmelding zwemles
4.5
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over het aanmelden van [minderjarige] voor zwemles in [plaats 2] , zoals door de vrouw (aanvullend) is verzocht. De man heeft hierbij aangegeven dat hij ermee instemt dat [minderjarige] in de aankomende periode - in ieder geval voor zwemdiploma A - in [plaats 2] zwemles zal volgen mits de zwemlessen plaatsvinden op dagen dat [minderjarige] volgens de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de vrouw verblijft. Een uitzondering hierop vormt het afzwemmen, aangezien beide ouders hiervoor uitgenodigd zullen zijn.
4.6
Gelet op de overeenstemming tussen partijen over het aanmelden van [minderjarige] voor zwemles, zal de rechtbank het (aanvullende) verzoek van de vrouw ter verkrijging van vervangende toestemming voor het aanmelden van [minderjarige] voor zwemles afwijzen.
Raadsonderzoek
4.7
Gelet op de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank dat partijen uiteenlopende standpunten innemen over de voorliggende verzoeken en dat zij beiden zorgen hebben over de (opvoed)situatie bij de andere ouder. Gelet hierop acht de rechtbank zich op basis van de nu beschikbare informatie onvoldoende geïnformeerd om te kunnen beslissen op de verzoeken. De rechtbank zal daarom de Raad, overeenkomstig zijn advies en met instemming van de ouders, verzoeken om een onderzoek te verrichten en naar aanleiding daarvan te rapporteren en te adviseren over de voorliggende verzoeken. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat verwijzing van partijen naar zorg in het kader van het UHA met als doel het bereiken van (algehele) overeenstemming over de voorliggende verzoeken op dit moment naar verwachting niet haalbaar is. Anderzijds acht de rechtbank het van belang dat er binnen afzienbare termijn duidelijkheid ontstaat en dat de bestaande (onduidelijkheid over de) zorgen van de ouders over [minderjarige] worden weggenomen.
4.8
De rechtbank verzoekt de Raad om onderzoek te verrichten ter beantwoording van de volgende vragen:
  • Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?;
  • Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
  • Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
4.9
In afwachting van het rapport en advies van de Raad, zal de rechtbank de beslissing op de verzoeken over wijziging gezag, vaststelling hoofdverblijf, vaststelling verdeling zorg- en opvoedingstaken en wijziging kinderalimentatie pro forma aanhouden voor de duur van vier maanden. Vervolgens zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken (via hun advocaten) hierop te reageren en daarbij het door hen gewenste verdere verloop van deze procedure aan te geven.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het (aanvullende) verzoek van de vrouw ter verkrijging van vervangende toestemming voor het aanmelden van [minderjarige] voor zwemles af;
5.2
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport
uiterlijkop
dinsdag 30 mei 2023 PRO FORMAbij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaten van) partijen;
5.3
stelt (de advocaten van) partijen vervolgens in de gelegenheid om binnen twee weken te reageren op het rapport en advies van de Raad en daarbij het door hen gewenste verdere verloop van deze procedure kenbaar te maken;
5.4
houdt de beslissing voor het overige aan.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023 door mr. de Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.