Uitspraak
1.Het procesverloop
- het op 15 november 2022 ontvangen verzoekschrift, met producties;
- het F9-formulier van 6 december 2022 van mr. Baas;
- het op 28 december 2022 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met producties;
- de brief van 13 januari 2023 van mr. Klootwijk, tevens houdende aanvullend verzoek, met producties;
- het F9-formulier van 18 januari 2023 van mr. Klootwijk, met producties.
2.De feiten
3.De verzoeken
- dat het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt beëindigd en dat de vrouw alleen het gezag over [minderjarige] zal uitoefenen;
- dat de omgang tussen de man en [minderjarige] wordt gewijzigd/vastgesteld conform de verdeling zoals weergegeven onder punt 11 t/m 13 van het verzoekschrift, op basis waarvan de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar volgens een driewekelijks schema, waarbij [minderjarige] steeds twee van de drie weekenden bij de man verblijft en de man [minderjarige] op vrijdag (om 16:15 uur) bij de vrouw ophaalt en hij [minderjarige] op zondag (om 19:00 uur) weer bij de vrouw terugbrengt. Daarbij de vakanties en feestdagen als volgt te verdelen:
- partijen worden doorverwezen naar het uniform hulpaanbod (UHA);
- een en ander kosten rechtens.
Primair:
Subsidiair:
4.De beoordeling
- Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?;
- Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
5.De beslissing
uiterlijkop
dinsdag 30 mei 2023 PRO FORMAbij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaten van) partijen;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.