ECLI:NL:RBZWB:2023:5586

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/404609 / HA ZA 22-673 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van boetebeding bij aflossen hypothecaire geldlening in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], een hypothecaire geldlening afgesloten bij de Coöperatieve Rabobank UA in mei 2014, samen met zijn toenmalige echtgenote, [naam01]. Na de scheiding in 2019 heeft eiser verzocht om [naam01] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, maar Rabobank bood in plaats daarvan een nieuwe lening aan. Eiser vorderde dat Rabobank hem een lening zou aanbieden tegen de rentetarieven van 2020 en met een maximale boete van 3% bij juridische eigendomsoverdracht. Rabobank betwistte dit en stelde dat de Algemene Voorwaarden uit 2014 nog steeds van toepassing waren, waarin bij echtscheiding altijd een boete verschuldigd was. De rechtbank moest de afspraken uit de rentemiddelingovereenkomst van 2017 uitleggen aan de hand van de Haviltex-maatstaf. De rechtbank oordeelde dat de tekst van de afspraken duidelijk was en dat de gemaximeerde boete van 3% niet van toepassing was in de situatie van eiser, omdat er al een boete verschuldigd was bij de overdracht van een deel van de woning aan de (voormalig) echtgenoot. Eiser kreeg geen gelijk en zijn vorderingen werden afgewezen, met veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/404609 / HA ZA 22-673
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] , [gemeente01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
advocaat: mr. R.H.J.M. Silvertand te Waalwijk,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK UA,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rabobank,
procesadvocaat: mr. L.J.P.E. Donckers-Corten te Breda,
advocaat: mr. S. Brenninkmeijer te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2023;
- de akte wijziging eis tevens akte inbreng producties van de zijde van [eiser01] ;
- de mondelinge behandeling van 28 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van mr. Silvertand;
- de spreekaantekeningen van mr. Brenninkmeijer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In mei 2014 heeft [eiser01] samen met zijn toenmalige echtgenote mevrouw [naam01] (hierna: [naam01] ) een hypothecaire geldlening afgesloten bij Rabobank bestaande uit verschillende leningdelen ter hoogte van in totaal € 310.000,00.
2.2.
Op deze hypothecaire geldlening zijn de Algemene voorwaarden voor particuliere geldleningen 2014 (hierna: AV 2014) van toepassing. In de AV 2014 staat in artikel 3 lid c en onder 5 onder meer:

U mag een leningdeel altijd zonder boete aan ons terugbetalen in de volgende gevallen.
(…)
5 U heeft de juridische eigendom van de woning overgedragen aan een ander. U heeft deze woning zelf bewoond en toont aan ons aan dat alle debiteuren verhuizen. U en de andere debiteuren verhuizen binnen 1 jaar nadat u de woning heeft overgedragen.
Draagt u de woning of een deel ervan over aan:
• uw echtgenoot of echtgenote;
• uw geregistreerde partner;
• de persoon met wie u een gemeenschappelijke huishouding heeft; of
• een bedrijf of samenwerkingsverband waarin uzelf deelneemt?
Dan geldt de uitzondering dat u het leningdeel altijd zonder boete mag terugbetalen niet.
2.3.
In mei 2017 heeft [eiser01] aan zijn financieel adviseur bij Rabobank verzocht om rentemiddeling toe te passen. Per 1 juli 2017 hebben [eiser01] en [naam01] een rentemiddelingcontract gesloten met Rabobank. Hierin staat onder andere het volgende:

Kiest u voor Rentemiddeling?
Dan maken wij met u de volgende afspraken:
1) Wel boete bij verhuizen

In de algemene voorwaarden die gelden voor dit leningdeel, staat dat u onder bepaalde voorwaarden bij juridische eigendomsoverdracht van de woning of het registergoed (dit noemen wij hierna verhuizen) uw leningdeel aan ons mag terugbetalen zonder boete. Dit geldt niet gedurende de nieuwe rentevaste periode waarvoor met u een middelrente is afgesproken. Als u verhuist in die periode is het mogelijk dat u wél een boete moet betalen. Of u een boete moet betalen en hoe hoog deze is, hangt onder andere af van de actuele rente die de Rabobank dan aanbiedt en de hoogte van de rente die u betaalt. In de algemene voorwaarden kunt u lezen hoe wij de boete berekenen. In de algemene voorwaarden wordt de boete ook wel vergoeding genoemd.

De boete die we in deze situatie bij verhuizen berekenen, bedraagt nooit meer dan 3% van het leningbedrag dat u terugbetaalt.
2.4.
Begin 2019 gingen [eiser01] en [naam01] scheiden. [eiser01] wenste in de (voormalig) echtelijke woning te blijven wonen. [eiser01] heeft daarom contact opgenomen met de financieel adviseur van Rabobank en verzocht om [naam01] uit de hoofdelijkheid te ontslaan.
2.5.
Op 15 januari 2020 heeft er een adviesgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek werd duidelijk dat Rabobank niet [naam01] uit de hoofdelijkheid zou ontslaan, maar een nieuwe financiering aan [eiser01] zou offreren.
2.6.
Op 6 februari 2020 heeft [eiser01] een offerte van Rabobank ontvangen.
2.7.
Naar aanleiding van deze offerte heeft [eiser01] nog een aantal vragen gestuurd naar de financieel adviseur van Rabobank, onder meer over de boete. De adviseur van Rabobank heeft op 18 februari 2020 op deze vragen gereageerd. Op de vraag van [eiser01] :

Verder gaf je aan dat je de bepalingen over de boeterente bij echtscheiding had opgevraagd bij RaboNL. Deze zou ik graag ontvangen.
antwoordde de adviseur met: “
zie bijlage”. Op de vervolgvraag van [eiser01] :

In dat kader staat ook de vraag nog open of de eventuele boeterente is gemaximeerd op 3% van het hypotheekbedrag, aangezien in 2017 nieuwe afspraken zijn gemaakt ihkv rentemiddeling over de hoogte van de boete bij ‘juridische eigendomsoverdracht van de woning’ gedurende de nieuwe rentevastperiode van de middelrente.
antwoordde de adviseur met: “
Het is idd gemaximeerd tot 3%”.
2.8.
Eveneens op 18 februari 2020 heeft [eiser01] een nieuwe offerte voor de lening ontvangen. De offerte was geldig tot 2 maart 2020. Uit de offerte blijkt dat Rabobank de rentetarieven van 2017 heeft gehanteerd. De rentetarieven in 2020 waren lager.
2.9.
Op 25 februari 2020 heeft de adviseur van Rabobank een e-mail aan [eiser01] gestuurd waarin hij schrijft, voor zover hier van belang:

Ik heb contact gehad met Rabobank Nederland inzake die 3%. Deze regel geldt alleen bij verkoop van de woning en niet bij oversluiten. Bij verkoop zou dan de maximale boeterente 3% zijn. In jouw situatie gaat dit dus niet op.
2.10.
Op 26 en 28 februari 2020 heeft [eiser01] (opnieuw) aan Rabobank gevraagd om een aangepaste offerte waarin gerekend zou worden met de rentetarieven van 2020 en een boete ter hoogte van maximaal 3% van het leningbedrag. De adviseur van Rabobank antwoordde op 28 februari 2020, voor zover hier van belang:

Zoals eerder aangegeven wordt er geen nieuwe offerte opgemaakt.
De 3% regeling geldt alleen bij verhuizen/verkoop woning. Dit is in jouw situatie niet aan de orde. Jij blijft wonen in de woning!
Jij bent al juridisch eigenaar van de woning, ook al neem je het deel van je ex-partner over.
Om op jouw opmerking terug te komen over “dat ik aangegeven heb dat ik de offerte zou aanpassen”, heb ik nooit gezegd. Ik heb een aantal keer aangegeven dat ik zou nagaan hoe de 3% regeling in jouw situatie zit en dat ik daar bij jouw op terug zou komen.
Dit heb ik ook gedaan met de mededeling dat deze regeling niet van toepassing is op jou.
2.11.
Uiteindelijk heeft [eiser01] – vanwege de geldigheidsduur van de offerte – de offerte onder protest getekend en aangegeven dat hij een klacht zou indienen bij Rabobank.
2.12.
[eiser01] heeft een klacht ingediend bij zowel de lokale afdeling van Rabobank als de landelijke. Rabobank heeft de klachten afgewezen.
2.13.
[eiser01] heeft vervolgens een klacht ingediend bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: Kifid). Gekozen is voor een niet bindend advies. De geschillencommissie van het Kifid heeft de klacht van [eiser01] op 9 november 2021 ongegrond verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert – na eiswijziging – om Rabobank zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om:
1. aan [eiser01] binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen op basis van de kolom "verschil rente":
productie 13A tot 1 juli 2023 € 2.612,50 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13B tot 1 juli 2023 € 593,75 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13C tot 1 juli 2023 € 975,00 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13D tot 1 juli 2023 € 2.681,25 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13E tot 1 juli 2023 € 609,38 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13F tot 1 juli 2023 € 3.239,67 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13G tot 1 juli 2023 € 4.168,53 (Rij 1 tot en met 41)
productie 13H € 0,00
1a. vanaf 1 juli 2023 tot aan het moment dat de geldleningsovereenkomst tussen Rabobank en [eiser01] wordt beëindigd, althans tot aan het moment dat de rentevast periode van een lening deel eindigt:
productie 13a de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
productie 13b de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
productie 13c de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
productie 13d de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
productie 13e de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
productie 13f de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
productie 13g de in de kolom "verschil rente" genoemde bedragen vanaf rij 42
2. het onder 1 en 1a gevorderde op de voorwaarde dat [eiser01] een bedrag van € 8.850,00 aan Rabobank betaalt;
3. te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over het onder 1. genoemde bedrag vanaf 1 mei 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
4. Indien Rabobank vanaf datum vonnis niet zou voldoen aan de onder 1a genoemde maandelijkse betalingen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de alsdan op grond van 1a verschuldigde bedragen vanaf de laatste dag van de maand waarop dat bedrag verschuldigd is tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Alles met veroordeling van Rabobank in de kosten van het geding.
3.2.
Rabobank voert verweer. Rabobank concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
4.1.
[eiser01] heeft in het kader van zijn echtscheiding aan Rabobank gevraagd om zijn voormalige echtgenote, [naam01] , te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening ten behoeve van de voormalige echtelijke woning. [eiser01] wilde namelijk in deze woning blijven wonen. In plaats daarvan heeft Rabobank aan [eiser01] een nieuwe hypothecaire geldlening aangeboden. Volgens [eiser01] had Rabobank hem een geldlening moeten aanbieden tegen de (gunstigere) rentetarieven van 2020 en tegen betaling van een maximale boete van 3% van het leningbedrag. In plaats daarvan heeft Rabobank hem een lening aangeboden tegen de rentetarieven van 2017.
4.2.
[eiser01] baseert zijn stellingen op de afspraken die zijn gemaakt met Rabobank in de rentemiddelingovereenkomst van 2017. Volgens [eiser01] is daarin afgeweken van de AV 2014, meer specifiek van artikel 3 lid c en onder 5 AV 2014. Op grond van de afspraken uit 2017 is de boete bij juridische overdracht gemaximeerd op 3% van het leningbedrag. Voor zover de afspraken uit 2017 in samenhang met de AV 2014 moeten worden gelezen, is [eiser01] van mening dat de afspraken onduidelijk zijn en daarom in het voordeel van [eiser01] moeten worden uitgelegd.
4.3.
Rabobank betwist dat [eiser01] maximaal 3% boete verschuldigd was. De AV 2014 zijn nog steeds van toepassing. De afspraken uit 2017 wijken daarvan alleen af in de zin dat waar voorheen géén boete verschuldigd was bij verhuizen, die boete nu wél verschuldigd is. Bij echtscheiding was op grond van de AV 2014 altijd al een boete verschuldigd. Volgens Rabobank gaat het overigens niet om een boete, maar om een vergoedingsrente. Als de klant het rentecontract openbreekt, vermindert de renteopbrengst voor de bank, maar moet de bank haar renteverplichtingen op de kapitaalmarkt nog steeds nakomen. De vergoedingsrente is een gefixeerde vergoeding van dit renteverlies.
Uitleg van de afspraken
4.4.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de afspraken gemaakt in de rentemiddelingovereenkomst van 2017. Dat betekent dat de rechtbank de afspraken uit 2017 moet uitleggen aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Het gaat dan om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de afspraken in de rentemiddelingovereenkomst mochten toekennen en hetgeen zij, mede gelet op de maatschappelijke kring waartoe zij behoren en de rechtskennis die van hen kan worden gevergd, te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De tekst van de afspraken is daarbij niet de enige factor die meegewogen moet worden, maar is – ook omdat niet is gebleken dat over die afspraken is onderhandeld – wel van groot belang.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de afspraken in de rentemiddelingovereenkomst die hier ter discussie staat, duidelijk is. Daaruit volgt dat de gemaximeerde boete van 3% niet van toepassing is in de situatie van [eiser01] .
4.5.1.
De tekst van de eerste bullit van de afspraken uit 2017 luidt (voor zover hier van belang):

In de algemene voorwaarden die gelden voor dit leningdeel, staat dat u onder bepaalde voorwaarden bij juridische eigendomsoverdracht van de woning of het registergoed (dit noemen wij hierna verhuizen) uw leningdeel aan ons mag terugbetalen zonder boete. Dit geldt niet gedurende de nieuwe rentevaste periode waarvoor met u een middelrente is afgesproken. Als u verhuist in die periode is het mogelijk dat u wél een boete moet betalen.
Uit deze tekst blijkt allereerst dat de afspraken uit 2017 uitgelegd moet worden in samenhang met de geldende algemene voorwaarden. Dat zijn de AV 2014. In die algemene voorwaarden staan namelijk de voorwaarden waaronder de lening terugbetaald kan worden.
4.5.2.
Uit de tekst blijkt verder dat alleen afgeweken wordt van de voorwaarden in de AV 2014 waaronder [eiser01] zijn leningdeel voorheen zonder boete mocht terugbetalen. Na ondertekening van de rentemiddelingovereenkomst moet [eiser01] gedurende de rentevastperiode in die gevallen wél een boete betalen. Duidelijk is dus dat afspraken zo moeten worden uitgelegd dat waar voorheen geen boete van toepassing was, nu wel een boete verschuldigd is. Dat [eiser01] dat ook zo begrepen heeft, blijkt uit zijn verklaringen ter zitting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser01] namelijk verklaard dat hij begreep dat waar verhuizen voorheen 0% boete was, dat nu een boete van 3% was.
4.5.3.
Uit de AV 2014 blijkt duidelijk dat bij overdracht van een deel van de woning aan een (voormalig) echtgenoot ook voorheen al een boete verschuldigd was. Dit staat expliciet in artikel 3 lid c en onder 5. Van die bepaling is in de rentemiddelingovereenkomst dus níet afgeweken. Dat aan ‘verhuizen’ in de rentemiddelingovereenkomst – zoals [eiser01] stelt – een nieuwe definitie zou zijn gegeven – Rabobank betwist dit – maakt het voorgaande niet anders. Duidelijk is namelijk dat alleen is afgeweken van de bepalingen op grond waarvan voorheen géén boete verschuldigd was. Dat is hier nu juist wel het geval.
4.5.4.
In de tweede bullit van de afspraken uit 2017 staat het volgende:

De boete die we in deze situatie bij verhuizen berekenen, bedraagt nooit meer dan 3% van het leningbedrag dat u terugbetaalt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de woorden ‘in deze situatie bij verhuizen’ volgt dat verwezen wordt naar de eerste bullit. Dat betekent dat de maximale boete van 3% alleen wordt opgelegd in de situaties dat – voordat de afspraken in 2017 zijn gemaakt – geen boete verschuldigd was. Dat betekent ook dat het maximum van 3% niet geldt in gevallen zoals hier aan de orde is, waar slechts een gedeelte van de woning wordt overgedragen aan de (voormalig) echtgenoot. In die situatie was namelijk altijd al een boete verschuldigd.
4.6.
De rechtbank vindt de uitleg van [eiser01] ook niet voor de hand liggen. Volgens [eiser01] moeten de afspraken uit 2017 zo uitgelegd worden dat in alle gevallen van verhuizen – volgens [eiser01] uitgelegd als juridische eigendomsoverdracht – nog maar een boete van (maximaal) 3% verschuldigd is. In het geval van [eiser01] is het aandeel in de woning van [naam01] juridisch overgedragen aan [eiser01] . Er is dus geen sprake van een juridische overdracht van de gehele woning. Uit niets blijkt dat [eiser01] de afspraken zo had mogen opvatten dat deze ook van toepassing zouden zijn bij een overdracht van een aandeel in de woning. Integendeel, in het normaal spraakgebruik betekent ‘verhuizen’ dat je de woning verlaat en ergens anders gaat wonen. [eiser01] is in de woning blijven wonen.
4.7.
[eiser01] heeft verder nog gewezen op de e-mail van de adviseur van Rabobank van 18 februari 2020. De rechtbank is van oordeel dat het antwoord van de adviseur van Rabobank weliswaar ongelukkig is, maar dat [eiser01] daar geen rechten aan kan ontlenen. Er is geen sprake van een aanbod of een toezegging. Er lijkt sprake te zijn geweest van een vergissing. De adviseur van [eiser01] is niet lang daarna ook op zijn antwoord teruggekomen.
4.8.
Omdat de afspraken in de rentemiddelingovereenkomst duidelijk zijn, komt de rechtbank niet toe aan toepassing van artikel 6:238 lid 2 BW.
Verkeerd advies?
4.9.
[eiser01] stelt verder dat Rabobank hem had moeten adviseren om bij een andere bank een lening af te sluiten. Uit de dagvaarding blijkt dat [eiser01] deze stelling voert onder de voorwaarde dat de rechtbank zou oordelen dat op basis van de afspraken uit 2017, de boete maximaal 3% is én Rabobank zich zou verweren met de stelling dat zij in 2020 slechts een aanbieding aan [eiser01] zou hebben gedaan welke aanbieding door [eiser01] is aanvaard. Die voorwaarde wordt niet vervuld. De rechtbank oordeelt namelijk dat de boete níet gemaximeerd is op 3%. De rechtbank hoeft deze stelling van [eiser01] dus niet te behandelen.
Conclusie
4.10.
Uit wat hiervoor staat volgt dat [eiser01] geen gelijk krijgt. De vorderingen van [eiser01] zullen daarom worden afgewezen.
4.11.
[eiser01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Rabobank als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
- nakosten
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.215,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af,
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot dit vonnis vastgesteld op € 3.215,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiser01] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.