ECLI:NL:RBZWB:2023:559

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
02-272023-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een hond na bijtincident

Op 23 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, wiens hond in beslag was genomen na een bijtincident op 23 oktober 2022, een klaagschrift had ingediend. Klager betwistte dat er sprake was van onverantwoord houderschap en stelde dat zijn hond als hulphond was opgeleid. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat er voldoende ernstige bezwaren waren voor de betrokkenheid van klager bij de verweten feiten. Tijdens de behandeling in raadkamer op 17 januari 2023 zijn zowel klager als zijn raadsman, mr. A.M.J. Joris, gehoord. Klager voerde aan dat de hond hem hielp bij zijn PTSS en dat hij afhankelijk was van het dier. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de hond, omdat er een redelijk vermoeden van schuld aan de verweten gedragingen bestond. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de hond werd gehandhaafd. De beslissing werd genomen door rechter mr. E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-272023-22
rk.nummer: 22-028133
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. A.M.J. Joris, advocaat te Roosendaal, op het adres Molenstraat 10.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 oktober 2022 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager in beslag is genomen: een hond (Melchelse herder);
  • het klaagschrift, ingediend op 9 december 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 17 januari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, klager en mr. A.M.J. Joris als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de hond van klager op 23 oktober 2022 in beslag is genomen in verband met een bijtincident. Klager betwist uitdrukkelijk dat er sprake is geweest van onverantwoord houderschap en dat zijn hond wordt ingezet als wapen. De hond is juist getraind als hulphond. Klager heeft een totaal andere lezing van hetgeen zich op 23 oktober jl. heeft voorgedaan dan door de aangever in de zaak met bovengenoemd parketnummer is verklaard. Klager stelt dat juist aangever degene is geweest die klager en zijn hond aanviel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Hij acht het in deze stand van het onderzoek niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer van de hond zal bevelen. Het eindproces-verbaal is gereed en op 25 januari zal de inhoudelijke behandeling van onderliggende strafzaak plaatsvinden. Het dossier en de zich bij de stukken bevindende risicoanalyse van de hond bevatten volgens de officier van justitie voldoende ernstige bezwaren voor de betrokkenheid van klager bij de hem verweten feiten. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaren.
De raadsman heeft in raadkamer gepersisteerd bij de inhoud van het klaagschrift en in aanvulling daarop nog aangevoerd dat in de gedragsrapportage wordt vermeld dat de hond bij twee eerdere incidenten betrokken zou zijn geweest. Het ene incident betreft echter een zaak die is geseponeerd; het andere incident ziet op onderliggende strafzaak. Hoewel de inhoudelijke behandeling van deze zaak nog moet plaatsvinden, worden er in de rapportage al conclusies getrokken. De raadsman stelt dat die aldus te voorbarig zijn. De hond is door klager opgeleid tot buddyhond. Klager lijdt aan PTSS en heeft veel steun aan zijn hond. Voorts doet klager veel goeds met zijn honden in [plaats] en staat daar ook wel bekend als een soort locoburgemeester.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij zeer gehecht is aan en ook afhankelijk is van zijn hond. Hij is het absoluut niet eens met de inhoud van de risicoanalyse aangaande de hond. Hij gaat al heel erg lang om met honden, heeft ze wereldwijd gerehabiliteerd, getraind en herplaatst. Op 23 oktober 2022 was er sprake van noodweerexcess na uitlokking door de tegenpartij. De hond wilde klager slechts beschermen. Het is een hele lieve hond hetgeen wordt bevestigd door [naam] die de hond een week voor de inbeslagname een paar dagen in huis heeft genomen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van het proces-verbaal en de gedrags-rapportage met betrekking tot de inbeslaggenomen hond van klager, mede in het licht gezien van de stelling van het Openbaar Ministerie dat zich eerder soortgelijke incidenten hebben voorgedaan - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het klaagschrift en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer – ten opzichte van klager een redelijk vermoeden van schuld aan de verweten gedraging kan volgen. De rechtbank acht het daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de hond zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 23 januari 2023 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze beslissing te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).