In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 8 december 2022 tegen het besluit van 31 oktober 2022, waarbij eiseres een loongerelateerde uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is toegekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op het bezwaar. Eiseres had het bezwaarschrift op 8 december 2022 ingediend en het UWV had uiterlijk op 22 mei 2023 moeten beslissen. Aangezien het UWV deze termijn heeft overschreden, heeft eiseres het UWV op 23 mei 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak moet beslissen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vier maanden gegeven om een zorgvuldige heroverweging te waarborgen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, het UWV de kosten van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden, en dat de uitspraak openbaar is gemaakt op www.rechtspraak.nl.