ECLI:NL:RBZWB:2023:5624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
10509195 CV EXPL 23-1398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering onverschuldigde betaling door verkeerde partij gedagvaard

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser [eiser01] een vordering ingesteld op grond van onverschuldigde betaling. Eiser heeft op 14 februari 2022 een bedrag van € 3.350,00 overgemaakt naar de bankrekening van [naam01], die handelde onder de naam [gedaagde01]. Eiser vorderde dat de gedaagden, bestaande uit een vennootschap onder firma en verschillende stichtingen, hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.810,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stelden dat eiser de verkeerde partijen had gedagvaard, aangezien de betaling was ontvangen door [naam01] en niet door de gedaagden. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de gedaagden de ontvangers van de betaling waren, en dat de bankrekening waarop de betaling was gedaan, nog steeds op naam van [naam01] stond. Hierdoor werd de vordering van eiser afgewezen. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die op € 580,00 werden begroot, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis werd uitgesproken op 9 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10509195 CV EXPL 23-1398
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. F. Kaya (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde01],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de stichting
[gedaagde02],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3. de stichting
[gedaagde03],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
4. de stichting
[gedaagde04],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden01] en ieder afzonderlijk te noemen: [gedaagde01] , [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] ,
gemachtigde: [bedrijf01] B.V.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 april 2023 met producties;
- de vier conclusies van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 14 februari 2022 heeft [eiser01] een bedrag van € 3.350,00 overgemaakt op de bankrekening van [naam01] handelend onder de naam [gedaagde01] (hierna: [naam01] ). [naam01] heeft dat bedrag ontvangen.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert - samengevat - [gedaagden01] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 3.810,00 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.350,00 vanaf 23 november 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden01] in de proceskosten.
3.2
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij het bedrag van € 3.350,00 zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd aan [gedaagden01] heeft betaald. [eiser01] en zijn gemachtigde hebben meerdere brieven naar [gedaagden01] gestuurd over deze kwestie. [gedaagden01] is in gebreke gebleven het bedrag binnen de gestelde termijn terug te betalen, zodat zij vanaf 23 november 2022 in verzuim verkeert. Dit betekent dat [gedaagden01] buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd is.
3.3
[gedaagde01] , [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] hebben ieder afzonderlijk verweer gevoerd. Deze verweren zijn identiek aan elkaar. [gedaagden01] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten. Hiertoe voert zij het volgende aan.
[eiser01] heeft de verkeerde partijen gedagvaard. De bankrekening waarop de betaling is ontvangen staat op naam van [naam01] . [naam01] heeft het geld niet kunnen terugbetalen, omdat de bankrekening geblokkeerd is door de ABN AMRO als gevolg van het faillissement van de echtgenoot van [naam01] . [eiser01] is er meerdere keren op gewezen dat hij zich dient te wenden tot ABN AMRO of de curator. Er is nooit contact tot stand gekomen tussen [naam01] en de curator, zodat [naam01] ook niet weet of de curator het bedrag inmiddels al heeft terugbetaald. Verder voert [gedaagden01] aan dat je geld pas hebt ontvangen als je erover kunt beschikken en dat is in dit geval niet zo.

4.De beoordeling

4.1
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden01] is dat [eiser01] de verkeerde partijen heeft gedagvaard. Voor een geslaagd beroep op onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW dient [eiser01] te stellen en zo nodig te bewijzen dat [gedaagde01] de ontvanger is van de betaling. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.2
Door [gedaagden01] is aangevoerd en door [eiser01] is niet weersproken dat de betaling is overgemaakt naar de bankrekening van [naam01] . Bij conclusie van repliek heeft [eiser01] aangevoerd dat de eenmanszaak van [naam01] per 13 oktober 2021 is uitgeschreven uit het Handelsregister en is voortgezet door [gedaagde01] . Zoals [gedaagden01] terecht heeft aangevoerd, houdt de enkele voortzetting van [naam01] door [gedaagde01] niet in dat [gedaagde01] ook de ontvanger wordt van de betaling die heeft plaatsgevonden op de bankrekening van [naam01] . Niet gesteld of gebleken is dat de rekeninghouder van de bankrekening is gewijzigd van [naam01] naar [gedaagde01] . Uit de informatie die door de Rabobank aan [eiser01] is vrijgegeven, en welke door [eiser01] in het geding is gebracht, blijkt dat de rekening ten tijde van de betaling op naam van [naam01] stond. Daarbij heeft [gedaagde01] het financieel jaaroverzicht van 30 januari 2023 van de bankrekening overgelegd waaruit volgt dat de bankrekening ook toen nog op naam van [naam01] stond. De vorderingen van [eiser01] worden daarom afgewezen.
4.3
Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer.
4.4
[eiser01] is de partij die in het ongelijk wordt gesteld en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld, met dien verstande dat de kantonrechter voor de berekening van het salaris gemachtigde aan zal sluiten bij het liquidatietarief voor kantonzaken van, in dit geval, € 232,00 per procespunt. Nu de afzonderlijke verweren identiek zijn aan elkaar en namens [gedaagden01] één conclusie van dupliek is ingediend, acht de kantonrechter het toekennen van in totaal twee procespunten billijk.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden01] als volgt begroot:
- salaris gemachtigde € 464,00 (2,00 x 1,00 punt x € 232,00)
- nakosten
€ 116,00(0,50 punt x € 232,00)
- totaal € 580,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten van € 580,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiser01] ook de kosten van betekening betalen;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.