ECLI:NL:RBZWB:2023:5659

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3449
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op bezwaar tegen toekenning van individuele maatwerkvoorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, dat op 18 oktober 2022 een individuele maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke hulp heeft toegekend. Eiseres stelt dat het college niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar, ingediend op 18 november 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank wijst erop dat het college uiterlijk op 4 april 2023 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft het college op 11 april 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.

De rechtbank bepaalt dat het college alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het college de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat het college de hoogte van de dwangsom niet heeft vastgesteld. Eiseres heeft ook verzocht om wettelijke rente, welke door de rechtbank wordt toegewezen. Het college moet de dwangsom uiterlijk op 20 juni 2023 vaststellen en uiterlijk op 1 augustus 2023 aan eiseres betalen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden, welke kosten zijn vastgesteld op € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Meys),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 18 november 2022 tegen het besluit van 18 oktober 2022 waarbij individuele maatwerkvoorziening in de vorm van het huishouden is toegekend van 5 oktober 2022 tot en met 28 februari 2023 voor 2,5 uur per week.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 18 november 2022. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Het college heeft de termijn verlengd met zes weken. Het college had dus uiterlijk op 4 april 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het college op 11 april 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
Het college heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De rechtbank constateert dat uit de stukken blijkt dat de ingebrekestelling op 11 april 2023 is ontvangen en dat sinds twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsom moet betalen.
6.2.
Eiseres vraagt om wettelijke rente. De rechtbank wijst dit toe. Het college moet de dwangsom uiterlijk op 20 juni 2023 vaststellen en uiterlijk op 1 augustus 2023 aan eiseres betalen. Omdat het college dit niet heeft gedaan, is hij in verzuim en moet hij vanaf 1 augustus 2023 tot de datum waarop alles is betaald wettelijke rente aan eiseres betalen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door het college al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 6.1. en 6.2. berekend.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door het college te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt het college om de wettelijke rente over dit bedrag aan eiseres te betalen, vanaf 1 augustus 2023 tot de dag waarop het gehele bedrag is betaald;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier op 10 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.