ECLI:NL:RBZWB:2023:566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_6007
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen besluit tot sluiting woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M.A. Lensen, beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Hulst. Dit besluit, genomen op 26 oktober 2022 en bekendgemaakt op 8 november 2022, betrof het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op basis van de Opiumwet. Eiser heeft zijn beroepschrift op 21 december 2022 op de post gedaan, maar dit is pas op 23 december 2022 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 20 december 2022, waardoor het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de mogelijkheid van verschoonbaarheid van de te late indiening niet kunnen vaststellen, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers op 27 januari 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/6007

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

(gemachtigde: mr. R.M.A. Lensen),
en

de burgemeester van de gemeente Hulst, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 20 december 2022, ontvangen bij de rechtbank op 23 december 2022, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 oktober 2022, verzonden op 8 november 2022, (het bestreden besluit) over het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] op grond van de Opiumwet.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 8 november 2022 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 20 december 2022.
Eiser heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 21 december 2022 op de post is gedaan. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is bij de rechtbank ontvangen op 23 december 2022. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Van verschoonbaarheid is niet gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 27 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.