ECLI:NL:RBZWB:2023:568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen vergunningverlening voor ombouw van winkel naar appartementen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een vergunning aan Holland Steen voor het ombouwen van een winkel aan de [perceel] te [plaatsnaam] in vijf appartementen, inclusief een zesde appartement op de bovenverdieping. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal op 9 augustus 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl Holland Steen afwezig was.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de vraag of het college de vergunning terecht heeft verleend en of er voldoende stukken zijn overgelegd. Eiser stelde dat het college bepaalde relevante stukken niet had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat zij voldoende informatie had om het geschil te beoordelen. Ook werd de vraag behandeld of de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en of de parkeernormen in acht waren genomen. De rechtbank concludeerde dat de vergunning in overeenstemming was met het bestemmingsplan en dat het college niet verplicht was om de vergunning te weigeren op basis van parkeernormen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het college terecht de vergunning heeft verleend en het bestreden besluit in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 27 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/917

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal(het college)
(gemachtigde: [naam gemachtigde2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Holland Steen B.V. uit Nieuw-Vennep (Holland Steen)
(gemachtigde: [naam gemachtigde3] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een vergunning aan Holland Steen voor het ombouwen van een winkel aan de [perceel] te [plaatsnaam] in vijf appartementen. In deze vergunning wordt ook het verbouwen van een zesde appartement op de bovenverdieping vergund.
1.1
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 9 augustus 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 30 december 2021 op het bezwaar van eiser heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Holland Steen heeft niet schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Holland Steen was met kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht vergunning heeft verleend voor het omzetten van een winkel in vijf appartementen en het verbouwen van het bestaande appartement. Zij doet dat onder andere aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Daar mee bedoelt de rechtbank de gronden die eiser zelf heeft ingediend. Een enkele verwijzing naar de gronden in bezwaar volstaat niet, zeker niet waar verwezen wordt naar gronden die andere buurtbewoners in hun bezwaarschrift hebben aangedragen.
2.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Had het college meer stukken moeten overleggen aan de rechtbank?
4. Eiser stelt dat het college ten onrechte bepaalde stukken niet in geding heeft gebracht. Daardoor heeft hij mogelijk in bezwaar niet alle relevante gronden, zoals dat het college niet meer bevoegd was op de aanvraag te beslissen, in kunnen brengen. Dat is reden genoeg om het beroep gegrond te verklaren.
4.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Mogelijk zijn niet alle op het geschil betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. Artikel 8:31 Awb bepaalt dat het aan de rechtbank is om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die haar geraden voorkomen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om het voorgelegde geschil goed te beoordelen en ziet geen aanleiding het beroep gegrond te verklaren wegens het mogelijk ontbreken van stukken.
Had het college de uitgebreide uniforme voorbereidingsprocedure moeten toepassen bij de voorbereiding van het besluit?
5. Eiser stelt dat het besluit van 9 augustus 2021 geen gebonden beschikking was en dat dus de uniforme openbare voorbereidingsprocedure had moeten worden toegepast.
5.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft slechts vergunning verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk. Er is geen vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. Dat betekent dat op grond van artikel 3.7 van de Wabo de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en niet de uitgebreide procedure.
Had het college vergunningverlening aan moeten houden vanwege het voorbereidingsbesluit?
6. Eiser stelt dat de gemeente inmiddels besluiten heeft genomen die er toe leiden dat de vergunde ontwikkeling in de toekomst niet meer mogelijk is. Dit duidt er ook op dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
6.1
Het college geeft aan dat de aanvraag al was ontvangen voordat het eerste voorbereidingsbesluit in werking was getreden. Dat betekent dat de Wabo geen grondslag biedt om de aanvraag aan te houden of te weigeren. Het college moest dus toetsen aan het bestemmingsplan en daar past de ontwikkeling in.
6.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Artikel 3.3 van de Wabo bepaalt dat het bevoegd gezag de aanvraag aanhoudt indien vóór de dag van ontvangst van de aanvraag een voorbereidingsbesluit in werking is getreden of een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Daarvan was hier geen sprake. Dat betekent dat het college op de aanvraag moest beslissen op basis van de regelgeving zoals die gold ten tijde van het indienen van de aanvraag en dat hij geen ruimte had deze aan te houden of te weigeren.
Past de aangevraagde vergunning in het bestemmingsplan?
7. Eiser is van mening dat de vergunde activiteiten niet passen in het bestemmingsplan. Hij vreest huisvesting van arbeidsmigranten. Het bestemmingsplan staat op het perceel [perceel] te [plaatsnaam] slechts één woning toe.
7.1
Het college geeft aan dat in de bestemming ‘centrum’ wonen in woningen is toegestaan. Daarbij is geen beperking gegeven in het aantal woningen.
7.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op de gronden waarop de woningen zijn voorzien is het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ van toepassing. De gronden hebben hier de bestemming ‘centrum’ en zijn op grond van artikel 6.1 van de planbepalingen bestemd voor onder andere wonen in een woning. Een woning is op grond van artikel 1, onder 80 een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Huisvesting van arbeidsmigranten mag, zolang dat per huishouden gebeurt. Pensionvoorzieningen of kamerbewoning zijn niet toegestaan. Er is geen aanleiding om uit te gaan van een restrictievere uitleg.
7.3
Het argument van eiser dat er maar één woning is toegestaan, volgt de rechtbank niet. Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen gebouwd worden. De woningen, inclusief de woningen waarvan de voordeur niet direct op de [straatnaam] uitkomt, staan allemaal binnen het bouwvlak. Hier zijn hoofdgebouwen toegestaan. Uit de zinsnede ‘een gebouw of gedeelte daarvan’ in artikel 1, onder 80 volgt dat per hoofdgebouw meerdere woningen mogelijk zijn. Het feit dat meerdere woningen in één gebouw zijn gerealiseerd is daarmee toegestaan in het bestemmingsplan.
Had het college de vergunning moeten weigeren wegens strijd met de parkeernormen?
8. Eiser wijst op de parkeerproblematiek. Het parkeeronderzoek van Goudappel dat aan de besluitvorming ten grondslag ligt, is te beperkt en het college is daar onvoldoende kritisch op geweest. Het college heeft ten onrechte gezegd dat het aan eiser is om het parkeeronderzoek met een deskundigenadvies te weerleggen en is ten onrechte van mening dat dit een bovenwettelijke motivering is.
8.1
Het college stelt dat hij heeft getoetst aan het geldende normenkader en dat aan alle eisen voor vergunningverlening is voldaan. Het college mag geen nadere afwegingen meer maken. De parkeerdruk loopt terug door de ontwikkeling. De parkeernorm in de oude situatie was 11,7 en wordt 11,4 plaatsen. Er wordt voldaan aan de Nota parkeernormen. Mocht er al een tekort in parkeerplaatsen zijn, dan hoeft de nieuwe ontwikkeling het bestaande tekort niet op te lossen.
8.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.
Eiser beroept zich op strijd met de parkeernomen. De Nota Parkeren is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Wel is in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Reimerswaal opgenomen dat er voldoende parkeergelegenheid bij een gebouw moet zijn. Echter, met de invoering van de Reparatiewet BZK 2014 is de wettelijke grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening, zoals bepalingen over parkeren, per 1 juli 2018 komen te vervallen, waardoor dit artikel onverbindend is. Dat betekent dat het college hier niet aan mag toetsen. Omdat het college de vergunning alleen mag weigeren wegens strijd met de in artikel 2.10 van de Wabo genoemde normen en de Nota Parkeren daar geen onderdeel van is, mocht het college hier niet aan toetsen. De vraag hoeveel parkeerplaatsen zijn vereist op basis van die normen en of het tekort aan plaatsen in de omgeving opgevangen kan worden, is daarmee juridisch niet relevant.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht de vergunning heeft verleend en dat het bestreden besluit in stand kan blijven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 27 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wabo

Artikel 3.3

1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, houdt het bevoegd gezag, in afwijking van artikel 3.9, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht, de beslissing aan, indien er geen grond is de vergunning te weigeren maar voor het gebied waarin de activiteit zal worden verricht vóór de dag van ontvangst van de aanvraag:
een voorbereidingsbesluit in werking is getreden;
een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd;
een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, of 4.3, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is bekendgemaakt;
een bestemmingsplan is vastgesteld;
en bestemmingsplan na vaststelling is bekendgemaakt. [. . .]
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]

Artikel 1 Begrippen

1.8
woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 6 Centrum

6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
dienstverlening;
horecabedrijven behorende uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding horeca uit ten hoogste categorie 2': tevens een horeca bedrijf tot en met ten hoogste categorie 2 van de Staat van horecabedrijven;'
bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
kantoren;
maatschappelijke voorzieningen;
praktijkruimten;
wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
1. erven;
2. parkeervoorzieningen;
3. toegangs- en achterpaden;
4. waterhuishoudkundige voorzieningen.