In deze zaak heeft de huurder, [aanvrager01], verzocht om verklaringen voor recht met betrekking tot de beëindiging van de huurovereenkomst, de verplichting van de verhuurder, [verweerder01], om het gehuurde aan hem te verkopen, en een vergoeding voor verbeteringen aan het gehuurde. De huurovereenkomst was aangegaan op 1 november 1992 voor een periode van vijf jaar, met een mogelijkheid tot verlenging. De verhuurder heeft de huurovereenkomst opgezegd per 31 januari 2023, wat door de kantonrechter als rechtsgeldig werd beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst per 31 januari 2023 was beëindigd en dat de verhuurder niet verplicht was om het gehuurde aan de huurder te verkopen, aangezien er geen bindende afspraak was gemaakt over de verkoop. De huurder had ook onvoldoende bewijs geleverd voor zijn verzoek om een vergoeding voor de aangebrachte verbeteringen aan het gehuurde. De kantonrechter heeft het verzoek van de huurder afgewezen en de verhuurder in het gelijk gesteld. De huurder moet het gehuurde uiterlijk 1 november 2023 ontruimen.