ECLI:NL:RBZWB:2023:5700

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10038119 CV EXPL 22-2935 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gebreken aan aangebrachte troffelvloer in koelcellen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023, staat de aanneming van werk centraal. De eiser, [eiser in conventie01] B.V., heeft [gedaagde in conventie01] B.V. opdracht gegeven om een troffelvloer aan te brengen in koelcellen. Na klachten van de klant over gebreken aan de vloer, heeft een deskundige vastgesteld dat de aangebrachte vloer niet voldeed aan de overeengekomen specificaties. De eiser vorderde betaling van herstelkosten, terwijl de gedaagde in reconventie betaling van openstaande facturen vorderde. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de eiser werd afgewezen, omdat deze geen redelijke gelegenheid had geboden aan de gedaagde om de gebreken te herstellen. De vordering in reconventie van de gedaagde werd toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagde recht had op betaling van de openstaande facturen. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10038119 CV EXPL 22-2935
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01] B.V.
te [plaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: [eiser in conventie01]
gemachtigde: mr. I. Soetens
tegen
[gedaagde in conventie01] B.V.
te [plaats01]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01]
gemachtigde: mr. T.N. Bakkes

1.De procedure

1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 september 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- de akte inbrengen producties van [gedaagde in conventie01] ;
- de akte overlegging nadere productie van [eiser in conventie01] ;
- de mondelinge behandeling van het geschil op 11 januari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1
Voor de beoordeling van het geschil is het volgende van belang.
a. [eiser in conventie01] is actief in woning- en projectinrichting; [gedaagde in conventie01] houdt zich bezig met het leggen van kunststofvloeren, waaronder zogeheten troffelvloeren die onder andere geschikt zijn in een (industriële) omgeving waarin sprake is van een zware belasting of belasting door het gebruik van vloeistoffen.
Vóór het ontstaan van dit geschil deden partijen reeds meerdere jaren regelmatig zaken met elkaar, waarbij [gedaagde in conventie01] als onderaannemer van [eiser in conventie01] of een van haar zuster-ondernemingen werkzaamheden uitvoerde.
In december 2020 ontving [eiser in conventie01] van een van haar klanten de opdracht om in een tweetal naast elkaar gelegen koelcellen (zogenoemde cleanrooms) de bestaande vloer te verwijderen en een nieuwe vloer aan te brengen.
Die nieuw aan te brengen vloer moest bestaan uit vier lagen: op het beton werden eerst isolatieplaten gelegd; daarop zou de troffelvloer worden aangebracht; vervolgens zou op die vloer een egalisatielaag worden aangebracht en als toplaag zou een pvc vloer-afwerking worden aangebracht.
Op 23 december 2020 verstrekte [eiser in conventie01] aan [gedaagde in conventie01] de opdracht om op 11 januari 2021 een “
troffelvloer 3cm dik op isolatie” aan te brengen. Deze opdracht zag op een van de twee koelcellen.
[gedaagde in conventie01] heeft voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden € 3.509,00 gefactureerd aan [eiser in conventie01] , die het factuurbedrag heeft voldaan.
Nadat de klant van [eiser in conventie01] had geklaagd dat er blaasjes op en deuken in de vloer zaten heeft op het verzoek van [eiser in conventie01] een deskundige de vloer (destructief) onderzocht. De deskundige concludeerde:

De aanwezige vloercombinatie is niet geschikt voor het gebruik. (…)
De vloer is niet stabiel en vormvast. Dit wordt veroorzaakt door het relatief zachte en eenvoudig indrukbare isolatiemateriaal in combinatie met de dunne, te zwakke vloercombinatie op dit isolatiemateriaal. Dit uit zich in golvingen en inzakkingen van de vloer. Er is ook een scheur ontstaan in een plint ten gevolge van de inzakking van de vloer. (…)
De troffelvloer is aanmerkelijk dunner (10 – 15 mm) dan de in opdracht gegeven laagdikte. De in opdracht gegeven laagdikte van de troffelvloer is 30 mm. (…)
Een 30 mm dikke troffelvloer is aanmerkelijk draagkrachtiger dan een 10-15 mm dikke troffelvloer.
[eiser in conventie01] heeft een factuur van [gedaagde in conventie01] ad € 8.122,95 onbetaald gelaten en heeft ter voldoening van drie facturen van [gedaagde in conventie01] één bedrag betaald dat lager is dat de som van de factuurbedragen. Met betrekking tot de drie facturen en de betaling wordt verwezen naar hetgeen hierna onder 4.12 e.v. wordt overwogen.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie
3.1
[eiser in conventie01] vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie01] wordt veroordeeld tot betaling van:
- in hoofdsom € 19.500,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, per 18 maart 2022, althans een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag van algehele betaling;
- wegens buitengerechtelijke incassokosten € 1.172,49, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van de algehele betaling;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van de algehele betaling.
3.2
[gedaagde in conventie01] voert verweer. Zij verzoekt de vorderingen van [eiser in conventie01] af te wijzen als zijnde niet-ontvankelijk, ongegrond en/of onbewezen, onder veroordeling van [eiser in conventie01] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien daaraan niet wordt voldaan en met de nakosten indien niet tijdig tot betaling wordt overgegaan.
3.3
In reconventie vordert [eiser in reconventie01] dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder in reconventie01] wordt veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te betalen:
- € 9.937,95 ter zake van onbetaald gelaten declaraties, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119(a) BW alsmede de contractuele rente van 2% vanaf het moment van verschuldigdheid van betaling van de verschillende facturen, althans vanaf een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 871,90, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- de kosten van de procedure, te verhogen met de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis zullen zijn voldaan.
3.4
[verweerder in reconventie01] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser in reconventie01] .
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De eis in het kort
4.1
Aan haar vorderingen legt [eiser in conventie01] samengevat het volgende ten grondslag.
[gedaagde in conventie01] heeft in haar opdracht een troffelvloer aangebracht. In of omstreeks augustus 2021 heeft de klant van [eiser in conventie01] gemeld dat die troffelvloer gebreken vertoonde. [eiser in conventie01] heeft daarop geconstateerd dat de vloer blaasjes en deuken vertoonde en de vloer dus niet voldeed. De troffelvloer in de naastgelegen koelcel, die door een andere firma is aan-gebracht, vertoonde deze gebreken niet. In een e-mail van 24 september 2021 aan [gedaagde in conventie01] heeft [eiser in conventie01] meegedeeld dat er gebreken zijn geconstateerd en dat de troffelvloer daarvan de oorzaak lijkt te zijn. In een eerste reactie heeft (een toenmalige medebestuurder van) [gedaagde in conventie01] laten weten dat met de troffel niets mis kan zijn omdat een epoxy die eenmaal hard is niet meer uit zichzelf zacht kan worden. [eiser in conventie01] heeft vervolgens voorgesteld om de vloer te laten onderzoeken door een deskundige. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 17 januari 2022. De heer [gedaagde in conventie01] was daarbij aanwezig. De deskundige heeft op acht plaatsen kernboringen uitgevoerd. Uit diens rapport volgt dat hij heeft geconstateerd dat de troffelvloer nergens een dikte van 3 centimeter heeft en dat de vloer niet geschikt is voor gebruik. Dat komt doordat sprake is van een relatief zacht en eenvoudig indrukbaar isolatiemateriaal in combinatie met de dunne, te zwakke vloercombinatie op dit isolatiemateriaal, aldus het rapport. Zoals eerder met [gedaagde in conventie01] was afgestemd werd de vloer direct na het onderzoek hersteld teneinde schade voor de klant van [eiser in conventie01] te beperken.
[gedaagde in conventie01] heeft niet geleverd wat partijen zijn overeengekomen. Er is sprake van gebreken. Ten aanzien van het herstel daarvan heeft [eiser in conventie01] meermaals kenbaar gemaakt dat dit direct diende te geschieden en dat een derde partij dit herstel zou verrichten. [gedaagde in conventie01] heeft hier niet tegen geageerd, noch heeft zij aangeboden het herstel zelf te verrichten. In deze procedure vordert [eiser in conventie01] de door haar in verband met het herstel gemaakte kosten.
Gewijzigde opdracht
4.2
Uit de stellingen van [eiser in conventie01] volgt dat zij van mening is dat [gedaagde in conventie01] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aan haar opgedragen werkzaamheden. Zij heeft gevraagd om een 3 centimeter dikke troffelvloer aan te brengen terwijl uit het rapport van de deskundige is gebleken dat [gedaagde in conventie01] dat niet heeft gedaan. [gedaagde in conventie01] verweert zich door te stellen dat zij op het werk een nieuwe afspraak heeft gemaakt die inhield dat de vloer nog maar 15 millimeter dik zou worden. [gedaagde in conventie01] had namelijk geconstateerd dat de gemaakte berekening niet juist was. De vloerhoogte van de ruimte waarin zij werkte moest egaal aansluiten op naastgelegen ruimtes. Met een vloer van
3 centimeter dik zou er een hoogteverschil ontstaan. Ter zitting verklaarde de heer [gedaagde in conventie01] dat hij op het werk telefonisch contact heeft gehad met operationeel manager [naam01] van [eiser in conventie01] die hem zei dat de aansluiting belangrijker was dan de dikte van de vloer.
4.3
De kantonrechter volgt [gedaagde in conventie01] niet in dat verweer. [naam01] heeft ter zitting betwist dat tussen partijen een andere afspraak is gemaakt, waarbij hij bovendien opmerkte dat uiteindelijk (bij gelegenheid van de herstelwerkzaamheden) een oplossing voor het hoogteverschil is gevonden. De door [gedaagde in conventie01] gestelde nieuwe afspraak is ook niet vastgelegd of bevestigd, bijvoorbeeld in een e-mail of WhatsAppbericht onmiddellijk na het gestelde telefoongesprek. Ten slotte valt op dat [gedaagde in conventie01] ondanks de gestelde nadere afspraak die zou hebben moeten resulteren in een dunnere vloer, toch de oorspronkelijk overeengekomen vloer met een dikte van 3 centimeter heeft gefactureerd. Dat [eiser in conventie01] de opdracht heeft gewijzigd acht de kantonrechter dan ook niet aannemelijk. Dit leidt tot de conclusie dat voor zover het de overeengekomen dikte van de vloer betreft, [gedaagde in conventie01] haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen.
Oorzaak gebreken
4.4
In de visie van [eiser in conventie01] is het tekortschieten in de nakoming, dat wil zeggen de te dun aangebrachte troffelvloer, de oorzaak van de geconstateerde gebreken van de vloer. Zij stelt dat de vloer in de naastgelegen koelcel die door een andere partij is aangebracht geen gebreken laat zien. Tevens wijst zij op het deskundigenrapport waar volgens haar uit volgt dat de laagdikte van de troffelvloer de oorzaak van de gebreken is. [gedaagde in conventie01] bestrijdt dit. Bij gelegenheid van het onderzoek door de deskundige heeft de klant van [eiser in conventie01] opgemerkt dat de vloer in de naastgelegen koelcel ook gescheurde plinten had, aldus [gedaagde in conventie01] . Aan [eiser in conventie01] heeft [gedaagde in conventie01] eerder al gezegd dat een uitgeharde troffelvloer hard blijft en daarom bij normaal gebruik geen deuken of scheuren kan vertonen. Ten aanzien van het deskundigenrapport merkt [gedaagde in conventie01] op dat enkele voor haar positieve resultaten van testen die door de deskundige zijn uitgevoerd niet in het rapport zijn opgenomen. Zij leest in dat rapport dat de oorzaak van de gebreken is gelegen in de isolatielaag onder de troffelvloer, in combinatie met de zware belasting. Die isolatielaag vertoont te veel speling. Verder blijkt volgens [gedaagde in conventie01] uit het rapport niet dat een dikkere troffelvloer ervoor zou hebben gezorgd dat er geen scheurvorming zou ontstaan.
4.5
Overwogen wordt dat de deskundige in diens rapport niet één enkele oorzaak aanwijst waardoor in de betreffende vloer blaasjes en putten, of zoals de deskundige rapporteert: “
glooiingen en vervormingen”, en een scheur in een plint zijn ontstaan. Immers concludeert de deskundige dat de vloer niet stabiel en vormvast is en dat “
dit wordt veroorzaakt door het relatief zachte en indrukbare isolatiemateriaal in combinatie met de dunne, te zwakke vloercombinatie op dit isolatiemateriaal.”. De deskundige concludeert verder dat “
de troffelvloer aanmerkelijk dunner is dan de in opdracht gegeven laagdikte” en “
een 30 mm dikke troffelvloer is aanmerkelijk draagkrachtiger dan een 10-15 mm dikke troffelvloer.”. De deskundige concludeert echter niet dat de gebreken niet, of zeer waarschijnlijk niet zouden zijn ontstaan indien [gedaagde in conventie01] een troffelvloer van 30 millimeter had aangebracht. Onduidelijk is hoe in dat geval het relatief zachte en indrukbare isolatiemateriaal zou hebben gereageerd en wat dan het effect op de vloer zou zijn geweest. De deskundige vermeldt bovendien niet wat hij bedoelt met “
relatief” zacht en indrukbaar isolatiemateriaal. In zijn aanbeveling aan het slot van het rapport doet hij de suggestie om de vloer te verwijderen en “
stabiel isolatiemateriaal” en een voldoende draagkrachtige vloer aan te brengen. Hieruit zou men kunnen afleiden dat naar de mening van de deskundige naast de te dun aangebrachte troffelvloer ook het door [eiser in conventie01] aangebrachte isolatiemateriaal niet het juiste was. Ten slotte sluit het door de deskundige in zijn conclusie gebezigde woord “
vloercombinatie” niet uit dat de op de troffelvloer aangebrachte egalisatielaag met daarbovenop een pvc-vloerafwerking, die niet door [gedaagde in conventie01] werd aangebracht, eveneens een oorzaak is van de ontstane gebreken. Anders dan [eiser in conventie01] leest de kantonrechter in het deskundigenrapport daarom niet dat de oorzaak van die gebreken enkel is te wijten aan de troffelvloer van [gedaagde in conventie01] en andere oorzaken zijn uitgesloten. Hoewel het rapport [gedaagde in conventie01] niet vrij pleit van het mede veroorzaken van die gebreken rechtvaardigt het rapport naar het oordeel van de kantonrechter niet de gevolg-trekking dat uitsluitend [gedaagde in conventie01] aansprakelijk is voor de gestelde schade.
4.6
[eiser in conventie01] heeft aangeboden om ter onderbouwing van haar stelling dat de gebrekkige troffelvloer de enige oorzaak is van de geconstateerde gebreken, onder andere de deskundige als getuige te doen horen. In verband met het navolgende wordt aan dat aanbod voorbij gegaan.
Herstel gebreken
4.7
Krachtens artikel 7:759 lid 1 BW dient een opdrachtgever die in een opgeleverd werk gebreken constateert de aannemer gelegenheid te bieden om die gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, tenzij dit in verband met de omstandigheden niet van de opdrachtgever kan worden gevergd. In beginsel had [eiser in conventie01] dus aan [gedaagde in conventie01] gelegenheid moeten bieden de vloer te herstellen. [eiser in conventie01] heeft dat niet gedaan.
[eiser in conventie01] wijst er op dat zij na de melding van gebreken aan de vloer door haar klant, [gedaagde in conventie01] gelegenheid heeft geboden om samen met haar naar een oplossing te zoeken. In een brief van 25 november 2021 aan [gedaagde in conventie01] heeft zij daartoe voorstellen gedaan. In die brief stelde zij voor om een deskundige te benoemen die in het bijzijn van partijen destructief onderzoek zou doen, waarna direct daaropvolgend herstel door middel van het volledig verwijderen en opnieuw aanleggen van de vloer plaats zou vinden. Het verwijderen en herstellen van de vloer zou door [eiser in conventie01] worden gedaan, die voor het aanbrengen van de nieuwe troffelvloer een derde zou inschakelen. De uitkomst van de bevindingen van de deskundige is voor partijen bindend en zal bepalen welke partij de herstelkosten dient te dragen, aldus het voorstel van [eiser in conventie01] . De brief vervolgt met de mededeling dat wanneer [gedaagde in conventie01] zich niet in dit voorstel kan vinden, [eiser in conventie01] een onafhankelijke deskundige zal aanwijzen en, indien uit het onderzoek blijkt dat de troffelvloer de oorzaak van de fout is, zij [gedaagde in conventie01] aansprakelijk zal stellen. In dat geval is het ook niet mogelijk om een termijn te verstrekken om het gebrek te herstellen aangezien de vloer direct moet worden hersteld, aldus het in de brief aan [gedaagde in conventie01] voorgehouden alternatief.
Geoordeeld wordt dat uit deze brief niet blijkt dat [eiser in conventie01] aan [gedaagde in conventie01] gelegenheid zou bieden om de vloer te herstellen indien het deskundigenonderzoek uit zou wijzen dat het werk van [gedaagde in conventie01] de oorzaak van de gebreken is. Integendeel. Zowel in het voorstel waarvoor [eiser in conventie01] de instemming van [gedaagde in conventie01] vroeg, als in het alternatief was geen plaats voor herstel door [gedaagde in conventie01] . [eiser in conventie01] kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat [gedaagde in conventie01] een redelijke mogelijkheid is geboden om herstel (van enkel de troffelvloer) voor eigen rekening en risico te plegen (dagvaarding, § 51).
4.8
[eiser in conventie01] betoogt verder dat de vloer onmiddellijk na het destructieve onderzoek door de deskundige diende te worden hersteld teneinde de schade voor haar klant te beperken. Zij heeft dit afgestemd met [gedaagde in conventie01] en heeft aan [gedaagde in conventie01] aangegeven / voor-gesteld dat een derde dit herstel zou verrichten. Wat [eiser in conventie01] met ‘afstemmen’ bedoelt is onduidelijk maar [gedaagde in conventie01] weerspreekt uitdrukkelijk dat met haar is afgestemd, laat staan dat zij ermee akkoord is gegaan, dat [eiser in conventie01] de vloer door een derde heeft laten herstellen. Met [gedaagde in conventie01] is de kantonrechter van oordeel dat [eiser in conventie01] aan [gedaagde in conventie01] een redelijke termijn voor herstel had moeten gunnen. Omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat dit van [eiser in conventie01] niet kon worden gevergd, ontbreken. Dat voor [eiser in conventie01] en haar klant het herstel urgent was mag zo zijn, niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde in conventie01] eventueel noodzakelijke herstelwerkzaamheden niet onmiddellijk na het deskundigenonderzoek kon of wilde uitvoeren. De omstandigheid dat [gedaagde in conventie01] tot enige tijd voor het deskundigenonderzoek niet reageerde op de hierboven vermelde brief van [eiser in conventie01] van 25 november 2021 en herhaalde herinneringen daaraan, noch het feit dat [gedaagde in conventie01] op geen moment heeft aangeboden het herstel zelf te verrichten maakt dat [eiser in conventie01] aan het bepaalde in artikel 7:759 lid 1 BW voorbij kon gaan. Desondanks heeft zij aan [gedaagde in conventie01] geen gelegenheid geboden om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen.
Conclusie
4.9
Indien wordt aangenomen dat de gebreken van de vloer zijn veroorzaakt door het werk van [gedaagde in conventie01] , dan heeft [eiser in conventie01] aan [gedaagde in conventie01] de mogelijkheid ontnomen om de kosten in verband met het herstel te beperken door zelf de gebreken te (laten) herstellen. Het niet voldoen aan de verplichting om [gedaagde in conventie01] daartoe in staat te stellen blokkeert een vordering van [eiser in conventie01] tot vergoeding van (vervangende en/of aanvullende) schade. Haar vorderingen worden daarom afgewezen.
in reconventie
Factuur d.d. 16 maart 2020
4.1
[eiser in reconventie01] vordert in reconventie betaling van onder andere een factuur ten bedrage van € 8.122,95 inclusief btw voor werkzaamheden die zij op 16 maart 2020 in opdracht van [verweerder in reconventie01] heeft verricht.
4.11
[verweerder in reconventie01] voert uitgebreid verweer. Vastgesteld wordt evenwel dat zij in haar conclusie niet betwist dat zij vermeld factuurbedrag verschuldigdheid is geworden. Haar beroep op opschorting van betaling daarvan houdt gelet op het oordeel in conventie niet langer stand. [verweerder in reconventie01] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van deze factuur.
Facturen 24 september 2021
4.12
[eiser in reconventie01] vordert tevens het onbetaald gelaten restant van drie op 24 september 2021 aan [verweerder in reconventie01] verzonden facturen voor werkzaamheden bij verschillende projecten. Op die dag heeft [eiser in reconventie01] met drie verschillende facturen € 1.200,01, € 3.462,98 en € 1.461,21 in rekening gebracht. Samen is dat € 6.124,20. [verweerder in reconventie01] heeft aan [eiser in reconventie01] één bedrag betaald ter voldoening van die drie facturen, waarbij zij op de som daarvan € 1.815,00 heeft ingehouden.
4.13
[verweerder in reconventie01] stelt dat laatstgenoemd bedrag gelijk is aan de kosten van het door een zustervennootschap van haar uitgevoerde herstel van een door [eiser in reconventie01] aangebrachte vloer. Indertijd heeft [eiser in reconventie01] in opdracht van [verweerder in reconventie01] B.V. een vloer aangebracht bij een klant van haar. Ondanks toezeggingen door [eiser in reconventie01] om nadien geconstateerde gebreken aan die vloer te herstellen heeft [eiser in reconventie01] dat niet gedaan. Namens [verweerder in reconventie01] B.V. de vloer hersteld.
4.14
Geoordeeld wordt dat waar het aankomt op betaling voor verrichte werkzaamheden gedaagde [verweerder in reconventie01] zich niet kan vereenzelvigen met haar zustervennootschap [verweerder in reconventie01] B.V. Beide vennootschappen mogen dan aan elkaar gelieerd zijn, dezelfde aandeelhouder(s) hebben en in het handelsregister op hetzelfde adres zijn ingeschreven, juridisch zijn het verschillende rechtspersonen. Verrekening van een door [verweerder in reconventie01] B.V. gepretendeerde vordering op [eiser in reconventie01] met een schuld van [verweerder in reconventie01] aan [eiser in reconventie01] is zonder instemming van laatstgenoemde rechtens niet mogelijk (artikel 6:127 lid 3 BW). Indien [verweerder in reconventie01] B.V. een vordering op [eiser in reconventie01] heeft zal zij die op andere wijze, buiten deze procedure, moeten waarmaken. Waar door [verweerder in reconventie01] geen bewaar is gemaakt tegen de uitgevoerde werkzaamheden waar de drie facturen van 24 september 2021 op zien zal de vordering van [eiser in reconventie01] om het restant daarvan te betalen eveneens worden toegewezen.
Rente
4.15
[eiser in reconventie01] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, alsmede contractuele rente van 2% over de toe te wijzen bedragen vanaf het moment waarop die opeisbaar zijn geworden.
4.16
Overwogen wordt dat mede gelet op het door [verweerder in reconventie01] gevoerde verweer inzake de (dag van) verschuldigdheid van de verschillende factuurbedragen, van [eiser in reconventie01] had mogen worden verwacht dat zij in haar vordering de specifieke data had vermeld waarop in haar visie de factuurbedragen opeisbaarheid zijn geworden. [verweerder in reconventie01] voert namelijk kort gezegd aan dat zij niet in gebreke is gesteld en er dus geen sprake is van verzuim, dat zij een vordering mocht verrekenen en dat zij betaling mocht opschorten. Uit het bovenstaande volgt van opschorting of verrekening geen sprake kan zijn. Het komt er dus op aan vast te stellen wanneer [verweerder in reconventie01] in verzuim is geraakt. De kantonrechter zoekt daarvoor aansluiting bij de brief van [eiser in reconventie01] van 24 mei 2022 (productie 20) waarin zij aan het slot [verweerder in reconventie01] “
voor zover nog vereist” in gebreke stelt en haar sommeert om de som van
€ 8.122,95 en € 1.815,00, ofwel € 9.937,95 binnen 14 dagen na ontvangst van die sommatie te voldoen. Ervan uitgaande dat [verweerder in reconventie01] die sommatie de daaropvolgende dag ontving en zij niet heeft betaald, is zij vanaf 8 juni 2022 in verzuim. Rente over het verschuldigde zal daarom vanaf die dag worden toegewezen.
4.17
Ook ten aanzien van de te hanteren rente(voet) is [eiser in reconventie01] bepaald onduidelijk. Aangezien de bedragen die [verweerder in reconventie01] verschuldigd is beide voortvloeien uit een handelsovereenkomst zou de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW kunnen worden toegewezen. Die rente bedraagt met ingang van 1 juli 2023 12% per jaar. Evenwel vordert [eiser in reconventie01] ook de ‘gewone’ wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, te vermeerderen met een contractuele opslag van 2%. Hiervoor verwijst zij naar haar algemene voorwaarden. Daarin is in artikel 9.2 opgenomen dat de opdrachtgever bij verzuim “
de wettelijke rente met 2% opslag” in rekening kan worden gebracht. Dit samengestelde percentage komt op dit moment neer op (6% + 2% =) 8% per jaar. Hoewel [verweerder in reconventie01] bestrijdt dat de algemene voorwaarden van [eiser in reconventie01] van toepassing zijn zal gelet op de onduidelijke redactie van de rentevordering in het petitum van [eiser in reconventie01] conclusie worden beslist dat de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW plus 2% over de verschuldigde hoofdsom wordt toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18
[eiser in reconventie01] vordert € 871,90 wegens buitengerechtelijke incassokosten zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Ter onderbouwing van die vordering wijst zij op door haar aan [verweerder in reconventie01] gezonden betalingsherinneringen. Het betreft twee e-mails van 20 januari 2022 en 13 april 2022 met betrekking tot de (door [eiser in reconventie01] zelf eerder vergeten) factuur van
6 maart 2020 en e-mails van 1 en 2 november 2021 met betrekking tot de drie facturen van 24 september 2021.
4.19
Tegen deze vordering heeft [verweerder in reconventie01] geen zelfstandig verweer gevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet de vordering aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub c BW, in verbinding met artikel 2, lid 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Conclusie
4.2
Gelet op het voorgaande zal [verweerder in reconventie01] hierna worden veroordeeld tot betaling aan [eiser in reconventie01] van het bedrag van (€ 8.122,95 + € 1.815,00 + € 871,90 =) € 10.809,85, te vermeerderen met de wettelijke rente plus 2% over € 9.937,95.

5.De proceskosten

in conventie
5.1
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser in conventie01] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan de zijde van [gedaagde in conventie01] worden die kosten vastgesteld op
€ 1.058,00 voor het salaris van haar gemachtigde (2 punten à € 529,00 per punt).
5.2
Op de vordering van [gedaagde in conventie01] is [eiser in conventie01] over die kosten de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd vanaf de 15e dag na vandaag.
5.3
De door [gedaagde in conventie01] gevorderde veroordeling van [eiser in conventie01] in de nakosten zal voorwaardelijk worden toegewezen, voor het geval dat [eiser in conventie01] niet uit eigen beweging binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde in conventie01] aan de veroordeling tot betaling van de proceskosten heeft voldaan en nakosten worden gemaakt. De nakosten worden begroot op een bedrag van € 132,00 en zijn exclusief de (exploot)kosten van betekening van dit vonnis indien betekening noodzakelijk is omdat door [eiser in conventie01] niet uit eigen beweging binnen 14 dagen aan de veroordeling wordt voldaan.
5.4
Over dit bedrag van € 132,00 voor nakosten zal [eiser in conventie01] eerst vanaf de 15e dag na aanschrijving of betekening van dit vonnis door [gedaagde in conventie01] de wettelijke rente verschuldigd (kunnen) worden.
in reconventie
5.5
Gezien de uitkomst van de procedure zal [eiser in conventie01] worden veroordeeld in de kosten daarvan. Die kosten worden vastgesteld op € 396,00 voor het salaris van de gemachtigde van [eiser in reconventie01] (½ x 2 punten à € 396,00 per punt). Bij de vaststelling van dat gemachtigdensalaris gaat de kantonrechter voorbij aan de standpunt van [eiser in reconventie01] dat tussen de vorderingen in conventie en reconventie geen samenhang bestaat.
5.6
Ook over deze proceskosten zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de 15e dag na vandaag worden toegewezen.
5.7
Omdat in conventie reeds een bedrag aan nakosten is toegewezen bestaat geen grond om dat in reconventie opnieuw te doen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
- wijst de vorderingen van [eiser in conventie01] af;
- veroordeelt [eiser in conventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie01] vastgesteld op € 1.058,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt [eiser in conventie01] op de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis aan de veroordeling tot betaling van de proceskosten voldoet, in de na dit vonnis te maken kosten, begroot op € 132,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15e dag na aanschrijving of betekening van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- veroordeelt [verweerder in reconventie01] om aan [eiser in reconventie01] te betalen het bedrag van € 10.809,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW plus 2% over
€ 9.937,95 vanaf 8 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling;
- veroordeelt [verweerder in reconventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in reconventie01] vastgesteld op € 396,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en is in het openbaar uitgesproken op
16 augustus 2023.