ECLI:NL:RBZWB:2023:5701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10272719 \ CV EXPL 23-41
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst van opdracht voor badkamer renovatie

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023, staat de aansprakelijkheid van de gedaagde partij centraal. De eiser, [eiser01], heeft een overeenkomst van opdracht gesloten met de gedaagde, [gedaagde01], voor de renovatie van twee badkamers. De overeengekomen richtprijs voor de werkzaamheden bedroeg € 11.000,00, met een voorschot van € 7.000,00 en extra kosten voor meerwerk. De gedaagde heeft echter tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, wat heeft geleid tot gebreken in de gerenoveerde badkamer en het niet uitvoeren van de werkzaamheden voor de nieuwe badkamer. De eiser heeft geprobeerd de gebreken te verhelpen door een derde partij, [naam02], in te schakelen, maar ook deze heeft niet naar behoren gewerkt. De eiser vordert nu een schadevergoeding van € 13.143,98, die bestaat uit de kosten voor het inschakelen van een andere aannemer en de herstelkosten voor de gebreken. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de gebreken die door [naam02] zijn veroorzaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en heeft de vordering van de eiser grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een vervangende schadevergoeding van € 8.660,78, alsook in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10272719 \ CV EXPL 23-41
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: [naam01 ] ,
tegen
[gedaagde01] H.O.D.N. [bedrijf gedaagde01],
te [plaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 januari 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • de mondelinge behandeling van 14 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de op 21 juni 2023 ter griffie ontvangen akte zijdens [gedaagde01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op of omstreeks 7 juni 2022 een overeenkomst van opdracht aangegaan voor het renoveren van een badkamer en het vervaardigen van een nieuwe badkamer in het woonhuis van [eiser01] door [gedaagde01] . Partijen zijn hierbij een richtprijs overeengekomen van € 11.000,00. [eiser01] heeft aan [gedaagde01] een voorschot betaald van € 7.000,00. Partijen zijn later meerwerk overeengekomen voor een apart toilet. Omstreeks 17 augustus 2022 is [gedaagde01] gestart met de werkzaamheden.
2.2.
[gedaagde01] heeft op enig moment een derde genaamd [naam02] (verder te noemen [naam02] ) ingeschakeld om herstelwerkzaamheden te verrichten aan de badkamervloer. Het water liep niet goed af in de door [gedaagde01] aangebrachte inloopdouche.
2.3.
Op 23 november 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] een e-mailbericht aan [gedaagde01] gestuurd waarin onder meer staat:
“In de Wet staat dat u gewezen dient te worden op aangetroffen gebreken waarna u in de gelegenheid gesteld dient te worden om binnen een redelijke termijn de gebreken te verhelpen. Doet u dat niet dan kan onze opdrachtgever een andere aannemer inschakelen en de kosten daarvan op u verhalen. Nu begrijpen wij dat u om gezondheidsredenen niet in staat bent om de gebreken te verhelpen. U zou [naam02] (of een ander) kunnen inschakelen. De gebreken:
Badkamer 1: alle randen als zichtbaar op de foto’s dichtmaken
Controle op lekkage
Opleveren van de badkamer zonder vlekken op tegels ed.
Badkamer 2: de gehele renovatie is nog niet gedaan.
Een andere mogelijkheid is om onze opdrachtgever een financiele tegemoetkoming aan te bieden waarna hij zelf op zoek zal gaan naar een andere aannemer. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming dient u te denken aan de kosten die een gemiddelde aannemer in rekening zal brengen voor herstel van de gebreken en de complete renovatie van badkamer 2.”.
2.4.
Op 23 november 2022 heeft [gedaagde01] een e-mailbericht gestuurd aan de gemachtigde van [eiser01] waarin onder meer staat:
“Wat hij met [naam02] heeft besproken of geregeld is niet in mijn opdracht dit is achter mijn rug om gebeurd daar ben ik niet verantwoordelijk voor ik had de vloer netjes en goed opgeleverd en gevraagd om er 24 uur niet op te lopen dat was vrijdagavond zaterdagmorgen belde zijn vriendin [naam03] dat het Water niet goed afliep dus conclusie veel te vlug erop gelopen en alles plat getrapt ik heb nooit geen overleg met de hr [eiser01] gehad moest allemaal via zijn vriendin hij kon alleen maar schelden ik heb nooit opdracht gegeven om werkzaamheden te veranderen dat is zijn idee geweest toen ik klaar was stond er alles netjes afgewerkt bij kijk mijn foto’s ik heb heel de leidingen van lood naar koper veranderd dit was veel meerwerk dat pas aan het licht kwam toen ik de vloer openmaakte zie ook mijn foto’s lood is zeer gevaarlijk voor de gezondheid hij heeft [naam02] op zijn opdracht laten veranderen daar ben ik niet verantwoordelijk voor ik had het goed en mooi opgeleverd zie fotos ook heb ik getuigen daarvan niet bij mij aankomen wat ik niet gemaakt heb hij heeft zelf met [naam02] dingen ondernomen sorry zo werkt het niet dat meerwerk heb ik hem gezegd dat was veel om het goed in orde te maken dit was een extra stelpost heb haar nog fotos gestuurd want ze waren op vakantie die week u moet bij hem en [naam02] te biechten gaan wat ik niet heb aangenomen of afgesproken ben ik niet verantwoordelijk voor sorry ”.
2.5.
Op 28 november 2022 heeft [gedaagde01] een e-mailbericht gestuurd aan de gemachtigde van [eiser01] waarin staat:
“Beste [naam01 ] ik heb in het weekend met [naam02] gesproken hij wil alles netjes afwerken mits [eiser01] normaal doet en weet Wat hij wil”.
2.6.
Op 8 december 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] een e-mailbericht gestuurd aan [gedaagde01] met daarin onder meer:
“U schreef ons dat ‘ [naam02] alles netjes wil afwerken’. Daarmee zal het afwerken van badkamer 1 bedoeld worden en - wij nemen aan - ook de complete bouw van badkamer 2. Alhoewel het vertrouwen van onze opdrachtgever, dat u of [naam02] de zaken binnenkort netjes zullen opleveren niet meer aanwezig is moeten er toch gezocht worden naar een oplossing. Die oplossing kan
gevonden worden door met elkaar afspraken te maken binnen welke termijn wie gaat doen, zoals u dan ook bedoelde in uw laatste e-mail. Ik wil dan wel zorgen dat er goede afspraken gemaakt worden welke dan ook op papier gezet moeten worden zodat wij achteraf precies weten wat partijen van elkaar verlangen. Het probleem is echter dat u [naam02] heeft ingeschakeld omdat u spijtig genoeg niet meer in staat zou zijn de werkzaamheden af te maken. [naam02] vraagt onze opdrachtgever telkens om betaling (…)
U heeft zich echter verbonden om 2 nette badkamer op te leveren voor een aanneemsom van €11.000,00. Onze opdrachtgever heeft inmiddels € 9.600,00 uitgegeven voor één badkamer dus aan u de vraag hoe (en van welk geld) u nog een tweede badkamer gaan aanleggen. Het spreekt voor zich dat er geen overeenkomst bestaat tussen onze opdrachtgever en [naam02] en dus dient u zich met [naam02] te verstaan om de werkzaamheden af te maken en u dient [naam02] ook te betalen immers u bent zijn opdrachtgever. Een tweede mogelijkheid is dat onze opdrachtgever zich tot een aannemer wendt met verzoek een offerte te maken voor het afmaken van badkamer 1 en het compleet vervaardigen van badkamer 2. Vervolgens zullen wij u dan vragen die kosten, op genoemd bedrag van € 9.600,00 en de kosten van het toilet na, te betalen. Gezien de wijze waarop de zaken tot nu toe zijn gegaan, het terecht zeer geringe vertrouwen wat onze opdrachtgever nog heeft, ligt het voor de hand dat gekozen zal gaan worden van deze tweede optie tenzij u ons kan overtuigen dat het op een andere manier, zoals waarmee wij deze e-mail zijn begonnen, kan worden opgelost. De laatste mogelijkheid is dat u een schadevergoeding aan onze opdrachtgever betaald, waarbij onze opdrchtgever aanbiedt akkoord te gaan met een bedrag van € 6.000,00 tegen finale kwijting.”.
2.7.
Op 8 december 2022 heeft [gedaagde01] een e-mailbericht aan de gemachtigde van [eiser01] gestuurd met daarin onder meer:
“Als antwoord op u vraag toen ik stopte was alles netjes afgewerkt met plinten en netjes afgekit ik had [naam02] gestuurd om het vloertje in orde te maken maar toen hebben ze zonder mijn weten alles veranderd waar ik geen opdracht voor heb gegeven dus ik sta daar buiten sorry hij kan de buurman ook geld geven dat gaat buiten mi om verhaal bij [naam02] halen aub”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert - samengevat - betaling van € 13.143,98 met veroordeling van [gedaagde01] in de kosten van het geding en nakosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst van opdracht. [eiser01] stelt dat de werkzaamheden deels niet en deels niet goed zijn uitgevoerd, waardoor [eiser01] schade heeft geleden. Deze schade staat gelijk aan het door een andere aannemer geoffreerde bedrag voor het afmaken en herstellen van de bestaande badkamer en de bouw van de nieuwe badkamer. [eiser01] stelt dat hij in het kader van de overeenkomst een voorschot heeft betaald van € 7.000,00, een bedrag van € 340,00 voor meerwerk voor het aanbrengen van een toilet en in totaal nog een bedrag van € 2.400,00 via [naam02] . Ander meerwerk zijn partijen niet overeengekomen.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer.
3.4.
[gedaagde01] voert aan dat hij de bestaande badkamer heeft gerenoveerd en netjes heeft opgeleverd, maar dat [eiser01] – ondanks zijn verzoek om dat niet te doen – er te snel op is gaan lopen, zodat de vloer in de douche niet meer goed afliep. [gedaagde01] heeft de vloer vervolgens hersteld, maar toen heeft [eiser01] er voor een tweede keer op gelopen. [gedaagde01] heeft op zijn kosten [naam02] ingeschakeld om de vloer (en een lekkage van het toilet) te komen herstellen, omdat hij de werkzaamheden niet meer zelf kon uitvoeren mede gelet op zijn leeftijd en omdat er Parkinson bij hem is geconstateerd. Voor zover sprake is van gebreken dan heeft dit te maken met werkzaamheden die [naam02] heeft verricht. [gedaagde01] voert aan dat hij [naam02] alleen heeft ingeschakeld om de vloer te herstellen en dat hij geen opdracht heeft gegeven voor andere werkzaamheden, zodat hij hiervoor niet verantwoordelijk is. Daarnaast is hij niet verantwoordelijk voor betalingen die [eiser01] aan [naam02] heeft gedaan. [gedaagde01] voert aan dat [naam02] het werk nog wil afmaken, mits [eiser01] redelijk is. Ook voert [gedaagde01] aan dat hij een extra stelpost van € 2.000,00 in rekening mag brengen voor het vervangen van de loden leidingen in de bestaande badkamer, omdat partijen bij aanvang van de overeenkomst hebben gesproken over dat er meerwerk bij kan komen. [gedaagde01] voert ook nog aan dat er nog gereedschap van hem bij [eiser01] ligt ter waarde van € 2.000,00 en dat hij dat gereedschap - of de waarde er van - graag terug zou willen hebben.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen een richtprijs van € 11.000,00 zijn overeengekomen voor het renoveren van een bestaande badkamer en het maken van een nieuwe badkamer. Daarnaast staat als niet weersproken vast dat partijen meerwerk zijn overeengekomen voor het maken van een apart toilet voor een bedrag van € 340,00. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat hij daarnaast de kosten voor het vervangen van de in de oude badkamer aangetroffen loden leidingen in rekening mag brengen bij [eiser01] , omdat dit meerwerk betreft. Door [eiser01] is betwist dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde01] deze werkzaamheden tegen een bedrag van € 2.000,00 aan meerwerk zou uitvoeren. Ter zitting heeft [eiser01] aangegeven dat hij ervan uit ging dat het vervangen van de leidingen binnen het budget zou vallen, omdat het een oude woning betreft en [eiser01] als deskundige had kunnen voorzien dat sommige leidingen nog van lood zouden zijn. Wat daar verder ook van zij, niet gebleken is dat [gedaagde01] [eiser01] gewaarschuwd heeft dat dit een kostenpost was die bovenop de richtprijs zou komen, zodat [gedaagde01] hiervoor niet extra had mogen rekenen. Noch rechtvaardigt dat een overschrijding van de richtprijs.
4.2.
Verder staat als niet weersproken vast dat [eiser01] aan [gedaagde01] een voorschot heeft betaald van € 7.000,00 en een bedrag van € 340,00 voor meerwerk voor het toilet. [eiser01] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 14 juni 2023 toegelicht dat hij ook nog een bedrag van in totaal € 2.400,00 via [naam02] aan [bedrijf gedaagde01] heeft betaald en dat hij daarbij in de veronderstelling verkeerde dat dit binnen het budget viel van de (verwachte) aanneemsom. [gedaagde01] heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat hij niet verantwoordelijk is voor het feit dat [naam02] aan [eiser01] geld heeft gevraagd om werkzaamheden uit te voeren. De kantonrechter overweegt dat [eiser01] er in eerste instantie op mocht vertrouwen dat hij met het overhandigen van geld aan [naam02] , in feite een betaling aan [gedaagde01] verrichte voor het afmaken van de badkamers. Ter zitting heeft [eiser01] aangevoerd dat [naam02] door [gedaagde01] was ingeschakeld om de herstelwerkzaamheden aan de gerenoveerde badkamer uit te voeren, maar ook om de nieuwe badkamer te maken, nu [gedaagde01] dat zelf niet meer kon gelet op zijn gezondheid. [gedaagde01] weerspreekt dat onvoldoende, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat [naam02] namens [gedaagde01] de werkzaamheden zoals overeengekomen tussen partijen (verder) zou uitvoeren. Ter zitting heeft [eiser01] toegelicht dat hij de eerste keer € 1.400,00 aan [naam02] heeft betaald, omdat [naam02] zei materialen te moeten aanschaffen. Desgevraagd heeft [eiser01] ter zitting verklaard dat hij daarna aan [gedaagde01] heeft verteld dat er rechtstreeks geld aan [naam02] is betaald, waarop [gedaagde01] heeft laten weten dat niet nodig te vinden omdat [gedaagde01] al geld aan [naam02] had gegeven om materialen aan te schaffen. Vervolgens heeft [eiser01] op een later moment nog eens € 1.000,00 aan [naam02] betaald. Hiervan kan niet meer worden gezegd dat [eiser01] er op kon vertrouwen dat hij daarmee aan [gedaagde01] betaalde. [gedaagde01] had [eiser01] namelijk al laten weten dat [eiser01] niet rechtstreeks aan [naam02] hoefde te betalen. Dat [eiser01] dus nog eens € 1.000,00 aan [naam02] heeft gegeven is een omstandigheid die niet aan [gedaagde01] kan worden toegerekend.
4.3.
Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat [eiser01] in het kader van de opdracht in totaal een bedrag van € 8.740,00 aan [gedaagde01] heeft betaald.
Tekortkoming
4.4.
Volgens [eiser01] is [gedaagde01] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming, omdat enerzijds de gerenoveerde badkamer gebreken vertoonde en anderzijds omdat de nieuwe badkamer niet gemaakt is. Als niet door [gedaagde01] betwist staat vast dat [gedaagde01] , noch [naam02] , daadwerkelijk begonnen is met de aanleg van de nieuwe badkamer. Uit de door [eiser01] overgelegde foto’s is af te leiden dat er wellicht wat materialen zijn aangeschaft, maar dat er geen werkzaamheden zijn verricht. In zoverre is [gedaagde01] dus inderdaad tekort geschoten in de nakoming van de opdracht.
4.5.
Hoewel [gedaagde01] betwist dat hij de gerenoveerde badkamer niet netjes heeft opgeleverd, heeft hij niet weersproken dat de gerenoveerde badkamer – nadat [naam02] is geweest om herstelwerkzaamheden te verrichten – nog gebreken vertoonde. Volgens [eiser01] bestonden deze gebreken er met name in dat de badkamer na de herstelwerkzaamheden van [naam02] niet netjes is afgewerkt. Zo zaten er nog kitresten op de tegels en moesten plinten nog worden afgewerkt. Dat dit aan de orde is wordt ondersteund door de foto’s van de badkamer die [eiser01] in het geding heeft gebracht. [gedaagde01] heeft wel als verweer gevoerd dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de werkzaamheden die [naam02] voor [eiser01] heeft verricht, maar de kantonrechter verwerpt dit verweer, nu [naam02] immers door [gedaagde01] is ingeschakeld om er voor te zorgen dat de douchevloer zou aflopen naar het doucheputje. Dat [naam02] daarbij de eerder door [gedaagde01] aangebrachte plinten moest verwijderen om een nieuw (aflopend) vloertje in de douche aan te kunnen brengen komt de kantonrechter niet onlogisch voor. Vervolgens heeft [naam02] de herstelwerkzaamheden kennelijk niet volledig uitgevoerd en zaken niet netjes achtergelaten, maar dat is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde01] komt.
4.4
[eiser01] heeft gesteld dat later is gebleken dat de badkamer nog meer gebreken vertoonde, welke geconstateerd zijn door een andere aannemer, te weten [bedrijf] . Deze gebreken bestaan er onder andere in dat de tegelvloer van de gerenoveerde badkamer door [gedaagde01] rechtstreeks op de houten ondervloer is aangebracht en niet op zogenaamde zwaluwplaten, met als gevolg dat de kit tussen de tegels breekt en loskomt. De gehele badkamervloer zal afgebroken en opnieuw opgebouwd moeten worden. [gedaagde01] heeft niet weersproken dat de vloer niet op zwaluwplaten is gelegd, maar voert aan dat het loskomen van de voegen te maken heeft met de omstandigheid dat [eiser01] te vroeg op de vloer heeft gelopen. [gedaagde01] betwist met andere woorden dat het gebrek aan de vloer in causaal verband staat met de manier waarop hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Onder deze omstandigheid is de kantonrechter van oordeel dat [eiser01] zijn stelling dat er een gebrek aan de vloer is die het gevolg is van het ondeugdelijk uitvoeren van de werkzaamheden door [gedaagde01] onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de overgelegde foto’s zou de kantonrechter kunnen afleiden dat er een voeg los zit in het tegelwerk, maar wat daarvan de oorzaak is blijkt niet uit de foto’s. Een verklaring van een ter zake deskundige ontbreekt. Ook een enkele offerte van een andere aannemer is daartoe onvoldoende. Nog even los van de vraag of deze andere aannemer voldoende objectief is (die heeft immers belang bij de omvang van het te offreren werk), geldt dat ook aan de hand daarvan niet vastgesteld kan worden wat de oorzaak van de loszittende voeg in het tegelwerk is.
4.5
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde01] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting tot het verrichten van deugdelijke werkzaamheden met betrekking tot de twee badkamers. [gedaagde01] is dan ook aansprakelijk voor de daarmee samenhangende schade, c.q. herstelkosten. Wat betreft de gerenoveerde badkamer gaat het daarbij dus enkel om de schade die samenhangt met de ondeugdelijk uitgevoerde herstelwerkzaamheden door [naam02] en niet om het volledig vervangen van de badkamer vloer.
Vervangende schadevergoeding
4.6.
[eiser01] heeft vervangende schadevergoeding gevorderd, omdat hij er geen vertrouwen meer in heeft dat [gedaagde01] de badkamer nog kan herstellen en een nieuwe kan maken. Artikel 6:87 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser01] aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding, omdat uit de stukken blijkt dat hij [gedaagde01] (meerdere keren) in gebreke heeft gesteld zonder dat dit tot resultaat heeft geleid. Weliswaar heeft [gedaagde01] in zijn e-mailbericht van 28 november 2022 aangegeven dat [naam02] het werk wil komen afmaken, maar gelet op de latere e-mailberichten van partijen van 8 december 2022 is de kantonrechter van oordeel dat uit de mededeling van [gedaagde01] kan worden afgeleid dat hij in de nakoming zal tekortschieten, waardoor het verzuim intreedt (artikel 6:83 sub c BW). [gedaagde01] heeft gedurende deze gerechtelijke procedure nog aangevoerd dat
(hij via) [naam02] bereid is om alsnog de werkzaamheden te komen verrichten onder de voorwaarde dat [eiser01] ‘redelijk is’ tegen [naam02] , maar dat is in dit stadium niet langer mogelijk nu de verbintenis tot nakoming is omgezet in vervangende schadevergoeding (artikel 6:86 BW). Met het uitbrengen van de dagvaarding is ook voldaan aan het vereiste van de schriftelijke mededeling dat [eiser01] schadevergoeding vordert in plaats van nakoming, zodat de vervangende schadevergoeding in beginsel toewijsbaar is.
Hoogte schadevergoeding
4.8.
Als vervangende schadevergoeding komt in aanmerking de waarde van de uitgebleven prestatie. [eiser01] heeft ter onderbouwing van zijn gevorderde schade een offerte van [bedrijf] overgelegd voor het maken van de nieuwe badkamer voor een bedrag van € 10.760,78 inclusief btw. Hiertegen heeft [gedaagde01] geen afzonderlijk verweer gevoerd. De kantonrechter overweegt dat deze offerte voor het maken van de nieuwe badkamer bijna even hoog is als de richtprijs die partijen overeen zijn gekomen voor zowel de nieuwe badkamer als het renoveren van de oude badkamer. Uit het verweer van [gedaagde01] volgt dat met de uitgevoerde werkzaamheden aan de oude badkamer volgens hem een bedrag van € 5.400,00 gemoeid was, zodat de nieuwe badkamer kennelijk een waarde van € 5.600,00 (uitgaande van de richtprijs van € 11.000,00) vertegenwoordigde. Ter zitting is gebleken dat partijen daarbij uit zijn gegaan van een aanneemsom zonder btw. De offerte van [bedrijf] voor de nieuwe badkamer bedraagt zonder btw
€ 8.893,19. Dat is nog steeds aanzienlijk meer dan het bedrag waarvoor [gedaagde01] kennelijk de nieuwe badkamer zou realiseren, maar dat verschil kan verklaard worden door de omstandigheid dat partijen bij het aangaan van de opdracht een vriendschappelijke relatie hadden. [gedaagde01] zou als gepensioneerde aannemer de opdracht ook op eigen tempo uitvoeren. Doordat [gedaagde01] zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet is nagekomen, is [eiser01] gedwongen om de opdracht nu uit te besteden aan een professional, die de klus voor een hogere aanneemsom en inclusief btw kan uitvoeren. Bovendien komt de kantonrechter het door [bedrijf] geoffreerde bedrag voor het realiseren van een nieuwe badkamer niet onredelijk hoog voor. Dat maakt dat de kantonrechter aanleiding ziet om voor het vaststellen van de door [eiser01] geleden schade wel uit te gaan van het geoffreerde bedrag inclusief btw (dus € 10.760,78) en [gedaagde01] daarvoor aansprakelijk te achten.
4.7
Daarnaast is [gedaagde01] – zoals hiervoor overwogen – aansprakelijk voor de door [eiser01] geleden schade als gevolg van het ondeugdelijke herstel van de gerenoveerde badkamer door [naam02] . Deze schade bestaat uit de kosten voor het verwijderen van kitresten en het opnieuw netjes afwerken van de badkamer plinten. Zoals gezegd kan [gedaagde01] niet worden aangesproken voor het volledig verwijderen van de badkamervloer en het opnieuw leggen daarvan. [eiser01] heeft ter onderbouwing van de schade verwezen naar een offerte van [bedrijf] ter hoogte van € 2.383,20 inclusief btw. Nu in deze offerte ook de herstelwerkzaamheden aan de vloer zijn begroot, waarvoor [gedaagde01] volgens de kantonrechter niet kan worden aangesproken, kan de kantonrechter bij het vaststellen van de vergoedbare schade niet van dit volledige bedrag uitgaan. De kantonrechter schat de kosten van herstel op € 500,00 inclusief btw.
4.8
Het is de kantonrechter gebleken dat [eiser01] niet de volledige aanneemsom heeft betaald aan [gedaagde01] . Ervan uitgaande dat [eiser01] uiteindelijk de richtprijs zou hebben moeten voldoen en het overeengekomen meerwerk, bedroeg deze betalingsverplichting van [eiser01] nog (€ 11.340,00 minus € 8.740,00 =) € 2.600,00. Dit bedrag zal dan ook in mindering moeten worden gebracht op de vordering. Met inachtneming hiervan zal de kantonrechter een bedrag van in totaal € 8.660,78 (te weten € 10.760,78 + € 500,00 - € 2.600,00) aan vervangende schadevergoeding toewijzen.
4.9.
[gedaagde01] heeft nog aangegeven dat hij teruggave wenst van zijn gereedschap dat bij [eiser01] ligt. Ter zitting heeft [eiser01] aangegeven dat zij dit gereedschap niet heeft achtergehouden of geweigerd heeft terug te geven aan [gedaagde01] . [eiser01] heeft ook toegezegd alsnog te zullen meewerken aan de teruggave daarvan. [gedaagde01] kan daarvoor contact opnemen met [eiser01] . De kantonrechter ziet in ieder geval geen aanleiding om de waarde van dit gereedschap – wat daar verder ook van zij – in mindering te laten strekken op of te verrekenen met de schadevergoedingsverplichting van [gedaagde01] .
4.10.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten, (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
- nakosten
132,00
Totaal
1.592,22

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 8.660,78,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.592,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde01] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op
16 augustus 2023.