ECLI:NL:RBZWB:2023:5729

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
10315827 CV EXPL 23-365 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verzekeringspremie en verweer tegen opzegging verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot betaling van een verzekeringspremie door TVM Verzekeringen N.V. aan [gedaagde01]. De eiser, TVM, heeft een verzekeringsovereenkomst gesloten met [gedaagde01] voor een voertuig, welke verzekering is geprolongeerd tot 1 mei 2021. TVM heeft op 19 april 2020 een premie van € 143,35 gefactureerd, maar [gedaagde01] heeft deze factuur onbetaald gelaten. TVM heeft meerdere betalingsherinneringen gestuurd en uiteindelijk de vordering overgedragen aan een incassogemachtigde.

[gedaagde01] heeft als verweer aangevoerd dat zij de verzekering op 1 november 2019 schriftelijk heeft opgezegd, omdat het kenteken van het voertuig per 31 oktober 2019 was geschorst. [gedaagde01] stelt dat zij geen reactie heeft ontvangen op haar opzegging en dat zij ervan uitging dat de verzekering was beëindigd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de opzegging pas werking heeft als deze TVM heeft bereikt. Aangezien TVM de ontvangst van de opzegging heeft betwist en er geen bewijs is geleverd dat de opzegging TVM heeft bereikt, is het verweer van [gedaagde01] verworpen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] de premie over de periode van 1 mei 2020 tot 1 mei 2021 verschuldigd is en heeft de vordering van TVM toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde01] is ook veroordeeld in de proceskosten. Het totaalbedrag dat [gedaagde01] aan TVM moet betalen bedraagt € 200,09, vermeerderd met rente en proceskosten van € 314,16. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10315827 \ CV EXPL 23-365
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
te Hoogeveen,
eisende partij,
hierna te noemen: TVM ,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast.
a. Tussen TVM en [gedaagde01] is een verzekeringsovereenkomst gesloten met betrekking tot het voertuig met [kenteken01] onder [polisnummer01] , voor de duur van 12 maanden, welke verzekering TVM tot 1 mei 2021 heeft geprolongeerd.
b. TVM heeft op 19 april 2020 de premie voor de verzekering voor de periode van 1 mei 2020 tot 1 mei 2021 ten bedrage van € 143,35,- aan [gedaagde01] gefactureerd.
c. [gedaagde01] heeft de factuur van 19 april 2020 onbetaald gelaten.
d. Op 31 oktober 2019 heeft [gedaagde01] van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) schriftelijk bericht ontvangen dat het kenteken van haar voertuig ( [kenteken01] ) is geschorst. Dit bericht vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)Tijdens de schorsing hoeft u niet te voldoen aan de voertuigverplichtingen (motorrijtuigenbelasting, WA-verzekering en APK-plicht). De motorrijtuigenbelasting stopt automatisch. U moet wel zelf uw verzekering opzeggen(…)”.
e. TVM heeft op 7 augustus 2020, op 5 juni 2020 en op 15 juni 2020 betalingsherinneringen aan [gedaagde01] gezonden. Op 2 juli 2020 heeft TVM schriftelijk aan [gedaagde01] kenbaar gemaakt dat de dekking van de verzekering per 30 juni 2020 wordt opgeschort.
f. TVM heeft haar vordering vervolgens overgedragen aan haar incassogemachtigde, die [gedaagde01] in de maanden september en oktober 2020 meerdere malen schriftelijk tot betaling van het openstaande bedrag heeft gesommeerd.
g. [gedaagde01] heeft niet op de sommatiebrieven van de incassogemachtigde gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
TVM vordert veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van een hoofdsom van € 143,35. Daarnaast vordert TVM betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 48,34 inclusief btw, de tot 10 januari 2023 vervallen wettelijke rente van € 8,34 en de wettelijke rente vanaf 10 januari 2023.
3.2.
TVM legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde01] een verzekeringsovereenkomst met haar is aangegaan en dat [gedaagde01] de daarvoor verschuldigde premie over de periode van 1 mei 2020 tot 1 mei 2021 van € 143,35, zoals in rekening gebracht bij factuur van 19 april 2020, ondanks sommaties niet heeft voldaan. Door het betalingsverzuim is [gedaagde01] tevens de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. Daartoe stelt zij – samengevat – dat zij de verzekering schriftelijk heeft opgezegd op 1 november 2019, omdat de RDW het kenteken met ingang van 31 oktober 2019 heeft geschorst, en er zodoende geen noodzaak meer bestond voor een verzekering. [gedaagde01] heeft op haar opzegging geen reactie mogen ontvangen van TVM. Naar aanleiding van de ontvangen factuur van 19 april 2020 van TVM, heeft [gedaagde01] telefonisch nogmaals aan TVM doorgegeven dat de verzekering schriftelijk was opgezegd. [gedaagde01] heeft op verzoek van TVM het bewijs van schorsing toegezonden. [gedaagde01] heeft hierop geen reactie van TVM ontvangen, behalve een aantal betalingsherinneringen in het jaar 2020. [gedaagde01] heeft hier niet meer op gereageerd en heeft na oktober 2020 nimmer meer iets van TVM vernomen, zodat [gedaagde01] er vanuit is gegaan dat, althans mocht gaan, dat de verzekering was beëindigd. Drie jaar later is TVM ineens, zonder vooraankondiging, overgegaan tot dagvaarden. Gelet daarop dient de vordering van TVM, inclusief rente en (proces)kosten, te worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vaststaat dat partijen een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten ten aanzien van het voertuig van [gedaagde01] . TVM heeft de verzekering geprolongeerd voor de periode van 1 mei 2020 tot 1 mei 2021 en een bedrag van € 143,35 ter zake premie aan [gedaagde01] gefactureerd. Partijen twisten over de vraag of [gedaagde01] gehouden is om dit premiebedrag aan TVM te voldoen. [gedaagde01] stelt dat dit niet het geval is, omdat zij de verzekeringsovereenkomst bij brief van 1 november 2019 schriftelijk heeft opgezegd. Als dit juist zou zijn, dan zou [gedaagde01] de gevorderde premie niet verschuldigd zijn.
4.2.
[gedaagde01] heeft bij antwoord ter onderbouwing van haar verweer de opzeggingsbrief van 1 november 2019 in het geding gebracht. Tevens heeft zij gesteld dat zij op (telefonisch) verzoek van TVM bij brief van 25 april 2020 een kopie van de e-mail van de RDW aan TVM heeft toegezonden, waaruit blijkt dat het kenteken van de verzekerde auto per 31 oktober 2019 is geschorst, waardoor er geen verzekeringsplicht meer bestaat.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat de opzegging pas werking krijgt indien de opzegging TVM heeft bereikt. TVM heeft betwist de opzegging ontvangen te hebben. De door [gedaagde01] in het geding gebrachte brief van 1 november 2019 levert geen bewijs op van haar stelling, omdat niet is gebleken dat die brief TVM heeft bereikt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de door [gedaagde01] in het geding gebrachte brief van 25 april 2020 met bijlagen. Dit leidt tot het oordeel – te meer nu ander bewijs door [gedaagde01] niet is bijgebracht en zij geen verder bewijsaanbod heeft gedaan – dat aan het verweer van [gedaagde01] voorbij wordt gegaan. Daarbij neemt de kantonrechter nog in aanmerking dat [gedaagde01] heeft gesteld dat zij geen reactie heeft ontvangen van TVM op haar brieven van 1 november 2019 en van 25 april 2020. Daarmee staat vast dat er geen bevestiging van de opzegging door TVM aan [gedaagde01] heeft plaatsgevonden. Uit de vervolgens door TVM gestuurde betalingsherinneringen en sommatiebrieven van haar incassogemachtigde, valt af te leiden dat TVM er niet van is uitgegaan dat de verzekeringsovereenkomst was geëindigd.
4.4.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de verzekering is geprolongeerd en [gedaagde01] de premie over de periode van 1 mei 2020 tot en met 1 mei 2021 verschuldigd is. Anders dan [gedaagde01] stelt, maakt het feit dat zij na oktober 2020 geen betaalverzoeken meer heeft ontvangen van (de gemachtigde van) TVM niet dat TVM haar recht om betaling van de vordering te verlangen heeft verwerkt, terwijl van verjaring van de vordering geen sprake is.
4.5.
De wettelijke rente over de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen, nu vaststaat dat [gedaagde01] de premie niet binnen de gestelde betalingstermijn heeft voldaan, zodat er sprake is van verzuim.
4.6.
TVM vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. TVM heeft aan [gedaagde01] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald, zodat dit deel van de vordering eveneens wordt toegewezen.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom € 143,35
- rente berekend tot 10 januari 2023 € 8,34
- buitengerechtelijke incassokosten € 48,40
--------------------------------------
Totaal € 200,09
4.8.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het verweer van [gedaagde01] dat zij niet tot betaling van de proceskosten is gehouden, omdat zij zonder nadere aankondiging is gedagvaard. Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat [gedaagde01] de aanmaningen van TVM en de sommaties van de gemachtigde van TVM heeft ontvangen en dat zij in de gelegenheid is gesteld om de vordering zonder bijkomende kosten te betalen, onder de mededeling dat indien niet tot betaling wordt overgegaan, de incassoprocedure zal worden voortgezet. Vaststaat dat [gedaagde01] van de gelegenheid om de factuur alsnog te betalen geen gebruik heeft gemaakt. Als gevolg van het niet betalen van de factuur na ontvangst van de incassobrieven verkeerde [gedaagde01] in verzuim en heeft zij het risico aanvaard dat TVM de vordering in rechte zou opeisen.
4.9.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van TVM als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 130,66
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 78,00 (2,00 punten x € 39,00)
- nakosten € 19,50 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing
----------------------------------------
Totaal € 314,16
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan TVM te betalen een bedrag van € 200,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 januari 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten van € 314,16, te betalen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde01] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.