ECLI:NL:RBZWB:2023:5731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 23_3844 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening AIO-aanvulling op AOW-uitkering

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) op zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 augustus 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoeker en een maatschappelijk werker aanwezig waren. Namens de Sociale Verzekeringsbank (Svb) was mr. P.C.A. Buskens aanwezig.

Verzoeker had sinds 2013 een AIO-aanvulling op zijn AOW-uitkering, maar de Svb heeft de betaling per 16 mei 2022 opgeschort en later ingetrokken omdat verzoeker niet de gevraagde informatie heeft ingeleverd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Op 1 december 2022 diende verzoeker een nieuwe aanvraag in, maar de Svb verzocht om aanvullende informatie, die verzoeker niet tijdig kon aanleveren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker onvoldoende informatie heeft verstrekt over zijn financiële situatie en het bezit van onroerend goed in het buitenland. De Svb heeft verzoekers aanvraag terecht afgewezen, omdat de benodigde gegevens ontbreken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de Svb in bezwaar tot een ander oordeel zal komen, tenzij de ontbrekende gegevens alsnog worden ingeleverd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3844 AOW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

gemachtigde: [naam gemachtigde] , tevens de bewindvoerder,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (Svb), verweerder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) op zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van verzoeker en maatschappelijk werker [naam maatschappelijk werker] . Namens de Svb was mr. P.C.A. Buskens aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
Verzoeker had sinds 2013 een AIO-aanvulling op zijn AOW-uitkering. De Svb heeft met het besluit van 24 mei 2022 de betaling van de AIO-aanvulling per 16 mei 2022 opgeschort omdat verzoeker de door de Svb gevraagde informatie niet heeft ingeleverd.
Met het besluit van 13 juni 2022 heeft de Svb de AIO-aanvulling per 16 mei 2022 ingetrokken omdat verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid de gevraagde informatie binnen de daarvoor gegeven termijn in te leveren. Van verzoeker wordt een bedrag van € 474,78 aan ten onrechte verleende AIO-aanvulling teruggevorderd.
2.2.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 13 juni 2022 bezwaar gemaakt.
2.3.
Met het besluit van 1 september 2022 heeft de Svb het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2.4.
Op 1 december 2022 heeft verzoeker een (nieuwe) aanvraag om een AIO-aanvulling ingediend bij de Svb. De Svb heeft verzoeker verzocht om de voor de beoordeling ontbrekende gegevens in te leveren, te weten bankafschriften van verzoekers bankrekeningen ( [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ) over de maand november 2022. Verzoeker heeft bankafschriften ingeleverd over de periode van
1 november 2022 tot en met 28 december 2022.
2.5.
Met een brief van 19 januari 2023 heeft de Svb verzoeker verzocht om nadere informatie over zijn huwelijken. De Svb heeft verzoeker meegedeeld dat het huwelijk met [naam 1] moet worden uitgeschreven en dat het huwelijk met [naam 2] moet worden gelegaliseerd. Verder heeft de Svb verzocht om informatie over verzoekers onroerend goed in [land] .
2.6.
Op 26 januari 2023 is verzoeker onder bewind gesteld.
2.7.
Op 28 februari 2023 heeft verzoeker de brief van 19 januari 2023 met hulp van de bewindvoerder beantwoord.
2.8.
Op 3 april 2023 heeft de Svb verzoeker nog aanvullende vragen gesteld over zijn huwelijken en het onroerend goed in [land] .
2.9.
Vervolgens heeft de Svb het besluit van 1 juni 2023 (bestreden besluit) genomen en verzoekers aanvraag afgewezen op de grond dat de Svb over te weinig informatie beschikt om vast te stellen of verzoeker recht heeft op een AIO-aanvulling.
3. Verzoeker voert aan dat hij een inkomen heeft van € 92,18 per maand en niet in aanmerking komt voor andere uitkeringen. Er is een flinke huurachterstand en er dreigt een woningontruiming. Verzoeker voert verder aan dat hij bezig is de ontbrekende informatie te verzamelen. Samen met de hulpverlening is hij bezig om het huwelijk met [naam 1] uit te schrijven en het huwelijk met [naam 2] te legaliseren. Verder is verzoeker bezig samen met de [land] Ambassade te achterhalen welke onroerende goederen hij heeft. Verzoeker is zelf niet in staat om alles te regelen en is afhankelijk van hulpverlening.
Hij spreekt geen Nederlands. Ook is het niet makkelijk om informatie uit [land] te krijgen. Daarom zal het nog enige tijd duren voor de gevraagde informatie bekend is.
4.1.
Gelet op de gedingstukken en de door de gemachtigde van verzoeker ter zitting gegeven toelichting is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
4.2.
Bij de aanvraag om een AIO-aanvulling rust de bewijslast in beginsel op de aanvrager. Daarbij dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen over onder meer zijn financiële situatie. Desgevraagd zal de aanvrager een en ander moeten staven met schriftelijke bescheiden, zo nodig (ook) over een periode voorafgaand aan de aanvraag. Het is vervolgens aan de Svb om deze informatie op juistheid te controleren. Voldoet de aanvrager niet aan deze wettelijke inlichtingenplicht, dan is dat een grond voor weigering van de AIO-aanvulling indien als gevolg van het niet nakomen van die verplichting niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de aanvrager recht heeft op de AIO-aanvulling.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de door de Svb gevraagde gegevens over verzoekers huwelijken en onroerend goed in [land] noodzakelijk zijn voor de beoordeling of verzoeker recht heeft op de AIO-aanvulling. Daarbij zijn met name de gegevens over het onroerend goed van belang om het vermogen van verzoeker vast te stellen.
4.4.
Verzoeker heeft het bezit van onroerend goed niet op het aanvraagformulier opgegeven. Op het aanvraagformulier is bij vraag 6.5 expliciet gevraagd naar het bezit van onroerende zaken, waarbij als voorbeeld wordt gegeven een (vakantie) woning of een stuk grond in Nederland of buiten Nederland. Bij deze vraag is ‘nee’ aangekruist.
4.5.
Inmiddels is duidelijk dat verzoeker in [land] over onroerend goed beschikt, maar ontbreken gegevens daarover. In de brieven van 19 januari 2023, 3 april 2023 en 21 juli 2023 heeft de Svb omschreven welke gegevens nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verzoeker heeft tot op heden geen gegevens over het (bezit van) onroerend goed in [land] overgelegd.
4.6.
Verzoeker zal dus zijn aanvraag compleet moeten maken en duidelijkheid moeten geven over zijn financiële situatie. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Svb verzoekers aanvraag terecht afgewezen.
4.7.
Het bestreden besluit zal naar verwachting in bezwaar in stand blijven, tenzij de benodigde gegevens alsnog worden ingeleverd en leiden tot een andersluidend standpunt van de Svb. De voorzieningenrechter ziet hierin geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier op 17 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.