Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 20 december 2021, waarin zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na heropening van het onderzoek op 16 maart 2023, heeft het UWV aanvullende informatie overgelegd, waar eiser op 1 juni 2023 op heeft gereageerd. De rechtbank heeft op 7 augustus 2023 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, die sinds 5 oktober 2018 arbeidsongeschikt is door lichamelijke klachten, beperkingen heeft die zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 oktober 2021. Eiser betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage hoger zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening had gehouden met de klachten van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat is om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van het UWV, dat zijn aanvraag voor een WIA-uitkering had afgewezen. Met het bestreden besluit werd het bezwaar gegrond verklaard, en kreeg eiser alsnog een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend per 2 oktober 2020. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om af te wijken van de vastgestelde belastbaarheid en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 59,05% correct was vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.