In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Kapteijn, verzocht om alleen belast te worden met het gezag over de kinderen, na eerder gezamenlijk gezag te hebben gehad met de man. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere beschikking van 16 september 2015, waarbij het gezamenlijk gezag was vastgesteld. De communicatie tussen de ouders was verslechterd en er was geen contact meer tussen de man en de kinderen, wat de rechtbank als zorgelijk beschouwde.
De rechtbank overwoog dat, hoewel artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek niet expliciet de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te beëindigen, een analoge toepassing van dit artikel gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de vrouw in haar verzoek kon worden ontvangen, gezien de ernstige communicatieproblemen en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De rechtbank besloot het verzoek van de vrouw toe te wijzen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten, met de verplichting om de man op de hoogte te houden van belangrijke zaken betreffende de kinderen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kon handelen in het belang van de kinderen.