ECLI:NL:RBZWB:2023:5741

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/406673 / FA RK 23-862
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Kapteijn, verzocht om alleen belast te worden met het gezag over de kinderen, na eerder gezamenlijk gezag te hebben gehad met de man. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere beschikking van 16 september 2015, waarbij het gezamenlijk gezag was vastgesteld. De communicatie tussen de ouders was verslechterd en er was geen contact meer tussen de man en de kinderen, wat de rechtbank als zorgelijk beschouwde.

De rechtbank overwoog dat, hoewel artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek niet expliciet de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te beëindigen, een analoge toepassing van dit artikel gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de vrouw in haar verzoek kon worden ontvangen, gezien de ernstige communicatieproblemen en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De rechtbank besloot het verzoek van de vrouw toe te wijzen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten, met de verplichting om de man op de hoogte te houden van belangrijke zaken betreffende de kinderen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kon handelen in het belang van de kinderen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/406673 / FA RK 23-862
datum uitspraak: 7 augustus 2023
beschikking betreffende ouderlijk gezag
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Kapteijn, gevestigd te Middelburg.
tegen
[de man01] ,
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats02] , [land01] ,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 20 februari 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het door mr. Kapteijn op 6 maart 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het keuzeformulier van [minderjarige01] , ingekomen bij de griffie op 3 april 2023;
- het door mr. Kapteijn op 2 mei 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 mei 2023;
- het door mr. Kapteijn op 14 juli 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- de pleitaantekeningen van mr. Kapteijn zoals voorgedragen en overgelegd tijdens de
mondelinge behandeling van 18 juli 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek van de vrouw stond aanvankelijk gepland op 2 mei 2023. Omdat op dat moment is geconstateerd dat de man niet op het juiste adres is opgeroepen en hij niet was verschenen, is de mondelinge behandeling aangehouden om hem alsnog op de correcte wijze op te roepen. De mondelinge behandeling heeft vervolgens met gesloten deuren op 18 juli 2023 plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is de vrouw verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook de man is verschenen. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
De [minderjarige02] is op 2 mei 2023 gehoord. [minderjarige01] heeft zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens de relatie zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige01](hierna: [minderjarige01] ), geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
-
[minderjarige02](hierna: [minderjarige02] ), geboren op [geboortedatum02] 2010 te [geboorteplaats01] .
2.2
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige01] en [minderjarige02] erkend.
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 september 2015 zijn partijen gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] . De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen is bij deze beschikking gewijzigd. Er is bepaald dat tussen partijen ten aanzien van [minderjarige01] en [minderjarige02] een zorgregeling geldt waarbij [minderjarige01] en [minderjarige02] ieder eerste weekend van de maand van vrijdagavond 19:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw de minderjarigen op vrijdag naar de man brengt en de man de minderjarigen op zondag naar de vrouw terugbrengt, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
2.5
Bij beschikking van 1 maart 2019 is het verzoek van de vrouw om haar voortaan alleen met het gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] te belasten, afgewezen.
2.6
Bij beschikking van 11 mei 2023 is de eerder vastgestelde zorgregeling gewijzigd en is bepaald dat het contact tussen de man en de kinderen [minderjarige01] en [minderjarige02] plaatsvindt op verzoek van de kinderen zelf, een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 2.5 van die beschikking.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt na wijziging, uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 16 september 2015 te wijzigen en te bepalen dat de vrouw alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen.
3.2
De man heeft geen schriftelijk verweer ingediend, maar heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard niet in te stemmen met het verzoek.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 251, tweede lid, 251b, eerste lid, 252 eerste lid, 253q vijfde lid, of 277, eerste lid, beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing.
4.2
De rechtbank stelt vast dat de beslissing van de rechtbank van 16 september 2015, waarbij het gezamenlijk gezag aan beide ouders is opgedragen, is gebaseerd op artikel 1:253c BW. De mogelijkheid om het op grond van artikel 1:253c BW tot stand gekomen gezamenlijk gezag te beëindigen wordt niet genoemd in artikel 1:253n BW en artikel 1:253n BW is in artikel 1:253c BW evenmin van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit zou tot de conclusie leiden dat er geen wettelijke grondslag is voor het verzoek.
De rechtbank is echter van oordeel dat een redelijke wetsuitleg met zich brengt dat de wijzigingsmogelijkheid van artikel 1:253n BW bij gebrek aan een voorziening ook dient te gelden ingeval het gezamenlijk gezag is opgedragen op grond van artikel 1:253c BW. De rechtbank zal artikel 1:253n dan ook analoog toepassen.
4.3
De rechtbank dient vervolgens eerst te beoordelen of sprake is van gewijzigde omstandigheden of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van september 2015, toen de rechtbank partijen gezamenlijk met het gezag heeft belast. De communicatie tussen partijen is verslechterd. Zij hebben via hulpverlening hieraan willen werken, maar dit heeft geen positief effect gehad. Er is op dit moment geen contact. Ook tussen de man en de kinderen is het contact op negatieve wijze veranderd. Daarmee is de wijziging van omstandigheden gegeven en kan de vrouw worden ontvangen in haar verzoek.
4.4
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geen concreet advies kunnen geven. De Raad ziet een vader die aangeeft dat hij betrokken wil zijn als vader en zich hiervoor wil inzetten en een moeder die zich lang heeft ingezet voor het verbeteren van de situatie, maar die moegestreden is. De Raad wil kijken of er een andere manier van communicatie mogelijk is tussen partijen waardoor er wel een werkbare situatie wordt gecreëerd. Een optie hiervoor zou ‘Ouderschap In Overleg’ kunnen zijn, zodat de Raad in gesprek gaat met beide partijen om te zien wat de mogelijkheden zijn. Gebleken is echter dat geen van partijen hier echt gemotiveerd voor open staat. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom niet aanhouden ten behoeve van een dergelijk traject en zal overgaan tot het nemen van een beslissing.
4.5
De rechtbank dient bij het nemen van de beslissing te beoordelen of er wordt voldaan aan een van de wettelijke gronden voor een wijziging van het gezag. Zij is op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van 18 juli 2023 van oordeel dat dit het geval is. Zij zal uitleggen waarom zij dit vindt.
De vrouw heeft reeds eerder een wijziging van het gezag verzocht. Bij beschikking van 1 maart 2019 is dit verzoek afgewezen omdat er niet dan wel onvoldoende was gebleken van relevante gewijzigde omstandigheden. In het kader van het verzoek betreffende de zorgregeling zijn partijen verwezen naar [jeugdzorg01] voor een traject ‘ouderschapsbemiddeling’, waarbij ouders konden werken naar contactherstel tussen de man en de kinderen, maar ook aan herstel van de communicatie op ouderniveau. Dit traject is na ruim drie jaar in oktober 2022 afgesloten, zonder positief resultaat. In de conclusies van [jeugdzorg01] staat opgenomen dat oudercommunicatie niet mogelijk is. Ouders hebben enkel contact met elkaar via de mail over noodzakelijke onderwerpen rondom de kinderen. Dat geeft zowel partijen als de kinderen rust. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat ook de contacten via de mail nauwelijks tot niet meer plaatsvinden. De vrouw ervaart dat zij heel lang moeite heeft gedaan om de man te betrekken, maar elke opening tot contact leidt tot nare woorden en bedreigingen. Beslissingen worden om die reden ook niet samen genomen. Voor de schoolkeuze heeft dit tot op heden niet tot problemen geleid, maar voor de hoognodige hulpverlening voor [minderjarige01] wel. Hij laat al langere tijd zorgelijk gedrag zien, waardoor psychomotorische hulpverlening is geadviseerd. Door de gebrekkige communicatie en verstandhouding tussen partijen, maar ook het gebrek aan betrokkenheid van de man kan de therapie niet starten. De hulpverlening zal [minderjarige01] pas weer op de wachtlijst plaatsen als de vrouw met het eenhoofdig gezag is belast. De rechtbank vindt dit een zeer zorgelijke situatie. Het is de rechtbank duidelijk dat partijen niet in staat zijn om met elkaar te overleggen en samen beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. Ook is het niet de verwachting dat dit op korte termijn zal veranderen, aangezien er reeds drie jaar hulpverlening betrokken is geweest om hier aan te werken. De communicatieproblemen tussen de ouders zijn in deze situatie van dusdanig ernstige aard dat deze omstandigheden nopen tot een afwijking van het in de wet neergelegde uitgangspunt van gezamenlijk gezag. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden toegewezen.
4.6
Met de hierna te geven beslissing zal de vrouw voortaan belast zijn met het eenhoofdig gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] . Dit betekent echter niet dat zij geen verantwoordelijkheden meer heeft om de man te betrekken bij de levens van de kinderen. Eerder is bepaald dat het contact tussen de man en de kinderen op verzoek van de kinderen plaatsvindt. Concreet betekent dat op dit moment dat er geen contact is tussen de man en [minderjarige02] , maar wel tussen de man en [minderjarige01] . Gebleken is dat de vrouw dit contact niet in de weg staat. Indien de man [minderjarige01] immers niet kan bereiken en hij bericht de vrouw hierover, dan attendeert de vrouw [minderjarige01] hierop. Verwacht wordt dat de vrouw dit contact zal blijven steunen. Daarnaast wordt van de vrouw als ouder met eenhoofdig gezag verwacht dat zij zich houdt aan haar verplichting zoals opgenomen in artikel 377b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat als volgt opgenomen:
“De ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen.”
Onder “gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind” wordt in ieder geval verstaan de schoolkeuze, leerprestaties of belangrijke zaken op medisch of financieel gebied betreffende het kind. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij zich hieraan zal houden als dit in de wet staat en de rechtbank het nodig vindt. Bij dezen wordt dan ook verwacht dat de vrouw zich aan haar wettelijke verplichting jegens de man zal houden, door hem te informeren over de kinderen. Hierbij vermeldt de rechtbank nadrukkelijk dat de informatieverstrekking vanuit de vrouw naar de man niet is bedoeld als uitnodiging tot gesprek voor man, maar slechts als informatie ter kennisname zodat de man op de hoogte is van de belangrijke dingen in het leven van de kinderen. Er wordt dan ook van de man verwacht dat hij niet op de e-mails van de vrouw reageert indien hier niet om wordt gevraagd door de vrouw.
4.7
De rechtbank zal de beslissing omtrent het gezag uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat zij het in het belang van de kinderen vindt dat de beslissing direct in werking kan treden en de vrouw [minderjarige01] direct weer kan aanmelden voor de hulpverlening, zonder een eventueel hoger beroep af te moeten wachten.

5.De beslissing

De rechtbank
beëindigt het gezamenlijk gezag en bepaalt dat het gezag over de kinderen
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , en
- [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2010 te [geboorteplaats01] .
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023, in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.