ECLI:NL:RBZWB:2023:5742

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/411084 / KG ZA 23-301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • D. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige kinderen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die samen drie minderjarige kinderen hebben. De man vorderde vervangende toestemming om met de kinderen op vakantie te gaan naar [land01] en [land02] van 8 tot en met 25 augustus 2023. De vrouw had bezwaren geuit, voornamelijk gebaseerd op een gebrek aan vertrouwen in de man, maar had geen gemotiveerde bezwaren naar voren gebracht die de belangen van de kinderen in gevaar zouden kunnen brengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2023 werd de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Jeugdbescherming West Zeeland aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering vaststond en dat er geen zwaarwegende belangen van de kinderen waren die zich tegen de voorgenomen reis verzetten. De man had beloofd dat hij met de kinderen terug zou keren naar Nederland, wat de vrouw meer vertrouwen gaf in zijn toezegging. De voorzieningenrechter verleende de man vervangende toestemming voor de vakantie en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/411084 / KG ZA 23-301
Vonnis in kort geding van 31 juli 2023
in de zaak van
[de man01] ,
wonende te [woonplaats01] , [geboorteland01] ,
eiser,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen,
tegen
[de vrouw01] ,
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 12 juli 2023.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw. Daarnaast is een vertegenwoordiger namens de Raad voor de Kinderbescherming verschenen, om de voorzieningenrechter over de vordering te adviseren. Ook is een vertegenwoordigster namens Stichting Jeugdbescherming west Zeeland verschenen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
-
[minderjarige01](hierna: [minderjarige01] ), geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ;
-
[minderjarige02](hierna: [minderjarige02] ), geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ;
-[minderjarige03]hierna: [minderjarige03] ), geboren op [geboortedatum03] 2016 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] .
2.2.
De man heeft de hiervoor genoemde kinderen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] .
2.3.
Bij beschikking van 22 april 2022 zijn [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 18 april 2023 verlengd tot 22 oktober 2023.
2.4.
[minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] wonen bij de vrouw.

3.De vordering

3.1.
De man vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, aan hem ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming te verlenen om met de minderjarige kinderen van partijen [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] , [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] , en [minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2016 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] , in de periode van 8 tot en met 25 augustus 2023 af te reizen naar [land01] en [land02] , en aldaar te verblijven.
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
Volgens de door partijen overeengekomen aanvulling op het ouderschapsplan zijn [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] de tweede helft van de zomervakantie bij de man, te weten van 4 augustus 2023 tot en met 27 augustus 2023. De man heeft een vakantie geboekt om met de [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] naar [land01] en [land02] af te reizen en te verblijven in de periode 8 augustus 2023 tot en met 25 augustus 2023. Zij zullen ongeveer tien dagen verblijven in een appartement van een bekende van de man in [land02] en vervolgens gaan zij op familiebezoek in [land01] . Er is dus geen sprake van een situatie waarin de man de kinderen bij zijn moeder laat om zelf vakantie te gaan vieren. Ook hoeft de vrouw niet bang te zijn dat de kinderen niet terug naar Nederland zullen komen. De kinderen hebben hun leven in Nederland en de man heeft tijdens de mondelinge behandeling beloofd dat hij met de kinderen terug naar Nederland zal komen. De man weet dat de vrouw hem niet vertrouwt en hij wil werken aan de verstandhouding met de vrouw, zo is hij ook bereid om te onderzoeken of hij dichterbij [plaats01] (maar nog steeds in [geboorteland01] ) kan gaan wonen. Er zijn echter geen contra-indicaties voor de vakantie van de man met de kinderen. Gelet op de vertrekdatum van de geplande vakantie heeft de man een spoedeisend belang bij zijn vordering.
3.3.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij begrijpt dat een vakantie voor de kinderen leuk is, maar zij vertrouwt de man niet. Dit komt door ervaringen in het verleden met de man en situaties die de onderlinge verstandhouding niet ten goede zijn gekomen. De voorgenomen verhuizing van de vrouw waar de man geen toestemming voor heeft gegeven om vervolgens zelf plotseling te verhuizen naar [geboorteland01] heeft daar een groot aandeel in gehad. De vrouw is bang dat de man de kinderen bij zijn moeder laat om vervolgens zelf zijn ding te gaan doen, of dat hij de kinderen niet laat terugkeren naar de vrouw in Nederland. Als de man de voorzieningenrechter belooft dat de kinderen op de geplande datum terugkeren naar Nederland en naar de vrouw dan heeft de vrouw er meer vertrouwen in dat de man zijn toezegging nakomt.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering vast.
4.2.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling van 12 juli 2023, kort samengevat, naar voren gebracht dat de Raad van mening is dat de vordering moet worden toegewezen. Er zijn geen indicaties om te vermoeden dat de man met de kinderen in [land01] of [land02] zal blijven en het is leuk voor de kinderen om op vakantie te gaan. Wel wijst de Raad partijen op de invloed die hun eigen handelen heeft op de wijze waarop zij met elkaar omgaan.
4.3
Door de GI wordt geen reden gezien om de vakantie van de man met de kinderen niet door te laten gaan. De GI licht toe dat er doorlopend gesprekken zijn met de ouders en dat er gewerkt wordt aan hun verstandhouding en samenwerking. Er speelt nog erg veel in hun onderlinge dynamiek dus de GI is voornemens om een verlenging van de ondertoezichtstelling te gaan verzoeken aan de kinderrechter.
4.4
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kinderen op grond van de overeengekomen zorgregeling in de zomervakantie 2023 vanaf 4 augustus 2023 tot en met 27 augustus 2023 bij de man verblijven. Het is dan in beginsel aan de man om te bepalen hoe hij die tijd wil doorbrengen, tenzij zijn (vakantie)plannen strijdig zijn met de belangen van de kinderen. De maatstaf voor de beoordeling van de vordering van de man is dan ook of er sprake is van zwaarwegende belangen aan de zijde van de kinderen die zich tegen de voorgenomen reis verzetten. Dergelijke zwaarwegende belangen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de vrouw niet naar voren gebracht. De vrouw heeft geen gemotiveerde bezwaren naar voren gebracht, anders dan dat zij de man niet vertrouwt. Door de toezegging van de man in het bijzijn van de voorzieningenrechter dat hij met de kinderen terug zal komen, heeft zij er al meer vertrouwen in dat hij zijn belofte na zal komen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te vermoeden dat hij dit niet zal doen. De vordering van de man zal dan ook worden toegewezen. Dat betekent dat de man vervangende toestemming zal worden gegeven voor de voorgenomen vakantie. Van de vrouw wordt verwacht dat zij haar toezegging gestand zal doen en de man de paspoorten van de kinderen tijdig zal overhandigen.
4.5
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.6
Gelet op de geplande vertrekdatum en het belang van de kinderen bij directe werking van de hieronder te geven beslissing, zal de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent de man - ter vervanging van de toestemming van de vrouw - vervangende toestemming om met de minderjarige kinderen van partijen:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ,
- [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] , en
- [minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2016 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ,
in de periode van 8 tot en met 25 augustus 2023 af te reizen naar [land01] en [land02] , en aldaar te verblijven;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.