ECLI:NL:RBZWB:2023:5749
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- Kool
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming en vervangende schadevergoeding na niet-nakoming herstelovereenkomst door aannemer
In deze civiele zaak heeft de eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Harte, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, [gedaagde01] B.V., wegens niet-nakoming van een herstelovereenkomst. De eiser had de gedaagde opdracht gegeven voor werkzaamheden aan zijn woning, waaronder het plaatsen van een enkelzijdige nokverhoging. Na oplevering van de werkzaamheden bleken er gebreken te zijn, wat leidde tot de sluiting van een herstelovereenkomst op 3 maart 2022. De gedaagde heeft echter nagelaten om de overeengekomen herstelwerkzaamheden uit te voeren, wat de eiser noopte om zijn vordering om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
De eiser vorderde een bedrag van € 8.100,00 voor de kosten van herstel door een derde partij, conform een offerte van [bedrijf01]. De gedaagde heeft de hoogte van deze vordering betwist, maar erkende dat zij niet volledig aan de herstelovereenkomst heeft voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was de kosten van de herstelwerkzaamheden te vergoeden, en dat de gevorderde schadevergoeding van € 8.100,00 toewijsbaar was. Daarnaast werd ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 780,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente over beide bedragen.
De kantonrechter heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 1.038,08. Het vonnis is uitgesproken op 16 augustus 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad.