ECLI:NL:RBZWB:2023:5769

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/412530 / JE RK 23-1397
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in verband met risico op kinderontvoering

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2023 een nadere beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aanhangig gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, die zich zorgen maakt over een mogelijk risico op kinderontvoering door de vader. De minderjarigen zijn op 3 augustus 2023 voorlopig onder toezicht gesteld en er is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 11 augustus 2023 werd verlengd.

De kinderrechter heeft de ouders afzonderlijk gehoord, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat, mr. S. Klootwijk. De vader heeft betwist dat hij de minderjarigen zonder toestemming van de moeder naar Duitsland heeft meegenomen en ontkent plannen te hebben om naar Irak te verhuizen. De Raad heeft echter aangegeven dat er zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarigen, vooral gezien de bedreigingen die de moeder en haar familie door de vader hebben ervaren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de minderjarigen in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis voort te zetten. Daarom is besloten om de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 november 2023, met de mogelijkheid voor de Raad om verder onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarigen en de noodzaak van een reguliere ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412530 / JE RK 23-1397
Datum uitspraak: 11 augustus 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen de Raad,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats 1] ( [land] ) op [geboortedag 1] 2015,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2019,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
verblijvende op een geheim, bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door mr. S. Klootwijk, advocaat te Breda,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van 3 augustus 2023 en alle daarin genoemde stukken.
1.2
Op 11 augustus 2023 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. De ouders zijn afzonderlijk van elkaar op verschillende tijdstippen gehoord in aanwezigheid van een vertegenwoordigster namens de Raad en een vertegenwoordiger namens de GI.
1.3
De minderjarigen zijn gezien hun leeftijd en de inhoud van het verzoekschrift niet in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek kenbaar te maken aan de kinderrechter.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.2
De minderjarigen wonen bij de moeder.
2.3
De ouders en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4
Bij mondelinge beslissing van de kinderrechter van 3 augustus 2023 zijn de minderjarigen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder met gezag verleend, met ingang van 3 augustus 2023 tot 17 augustus 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 11 augustus 2023.

3.Het verzoek

3.1
De kinderrechter dient, na het horen van partijen, te beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen waardoor de spoedbeslissing van 3 augustus 2023 met ingang van heden dient te worden herroepen.
3.2
Aan de orde is daarnaast nog het verzoek van de Raad om de minderjarigen voorlopig onder toezicht van de GI te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder met gezag te verlenen voor de periode van 17 augustus 2023 tot 3 november 2023, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de machtiging tot uithuisplaatsing.

4.De standpunten

4.1
De Raad heeft in het verzoekschrift, samengevat, aangegeven dat de vader de minderjarigen na afloop van een contactmoment tussen hen, nadat zij gedurende vijf maanden geen contact met elkaar hebben gehad, zonder toestemming en medeweten van de moeder heeft meegenomen naar de tante (vaderszijde) in Duitsland. De Raad stelt dat de vader volgens de moeder meermaals het voornemen heeft uitgesproken om met de minderjarigen door te reizen naar Irak, met de bedoeling om niet terug te keren naar Nederland. Daarnaast heeft de vader de moeder en haar familie belaagd, bedreigd en onder druk gezet om hem alsnog toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Irak te verhuizen. Aangezien de moeder om veiligheidsredenen niet in staat was om de minderjarigen op te halen in Duitsland, de vader hen ook niet wilde/kon terugbrengen en de Duitse politie een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen met een concreet plan van aanpak nodig had om in te (kunnen) grijpen en de minderjarigen met spoed in veiligheid te brengen, heeft de Raad op 3 augustus 2023 mondeling aan de kinderrechter verzocht om de minderjarigen voorlopig onder toezicht te stellen van de GI en een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder te verlenen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad daarbij aangegeven dat de minderjarigen inmiddels in veiligheid zijn gebracht en bij de moeder op een geheime locatie verblijven. De Raad vindt de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen nog steeds noodzakelijk, omdat zij ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt, de moeder moet worden ondersteund en er, met het oog op de veiligheid van de minderjarigen, goed moet worden onderzocht of, en zo ja, op welke wijze de vader betrokken kan blijven in het leven van de minderjarigen.
4.2
Namens en door de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij instemt met de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen voor de totale duur van drie maanden. Aangezien de vader de minderjarigen zonder toestemming en medeweten van de moeder heeft meegenomen naar Duitsland met de bedoeling om te verhuizen naar Irak en er dus sprake was van een risico op kinderontvoering, worden de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De vader vindt, vanuit traditionele opvattingen, dat de minderjarigen aan hem toebehoren. Daarnaast worden familieleden van de moeder nog steeds bedreigd door de vader. De moeder staat open voor contact(herstel) tussen de vader en de minderjarigen, mits de veiligheid van de minderjarigen daarbij is gewaarborgd.
4.3
De vader heeft, samengevat, aangegeven dat hij met de moeder heeft afgesproken dat de minderjarigen voortaan bij hem zullen wonen. De ouders hadden al een afspraak gemaakt bij een advocaat voor het opstellen van een ouderschapsplan. Op het laatste moment had de moeder echter aangegeven dat zij niet kon komen. De vader stelt daarnaast dat hij de minderjarigen met toestemming van de moeder had meegenomen naar Duitsland en dat zij daar al gedurende twee weken verbleven. De vader betwist dat hij voornemens was of is om met de minderjarigen naar Irak te verhuizen. Als hij dat voornemen zou hebben (gehad), dan zou de vader immers geen afspraak hebben gemaakt met een advocaat, dan zou hij niet twee weken lang met de minderjarigen in Duitsland hebben verbleven en dan zou hij de verblijfplaats van de minderjarigen niet aan de Duitse politie hebben gegeven. Door de opstelling van de moeder hebben de vader en de minderjarigen nu geen contact meer met elkaar. De vader begrijpt niet dat de minderjarigen zonder enig bewijs bij hem zijn weggehaald.
4.4
De GI heeft, samengevat, aangegeven dat zij de minderjarigen op vrijdagavond 4 augustus 2023 heeft opgehaald van het politiebureau in Duitsland. De GI heeft inmiddels contact gehad met de moeder en haar begeleidster. Naar aanleiding daarvan heeft de GI geen zorgen over de moeder. De minderjarigen zien er netjes uit en de moeder lijkt in staat om voldoende sensitief te reageren en structuur aan te brengen. De GI heeft nog geen zicht op wat er is voorgevallen in de periode dat de minderjarigen in Duitsland verbleven. Zodra de minderjarigen voldoende tot rust zijn gekomen, zal de GI hulpverlening inzetten om te bezien of de minderjarigen traumatische ervaringen hebben opgedaan. Dat zij door de politie zijn meegenomen en midden in de nacht door de GI zijn teruggebracht naar de moeder zal ongetwijfeld veel impact op hen hebben gehad. Daarnaast zal de GI onderzoeken of het contact tussen de vader en de minderjarigen kan worden hersteld, mits de veiligheid van de minderjarigen daarbij gewaarborgd is.

5.De nadere beoordeling

5.1
Uit artikel 1:257, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter de minderjarige voorlopig onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
5.2
De kinderrechter overweegt dat zij op 3 augustus 2023, bij wijze van mondelinge beslissing, de minderjarigen voorlopig onder toezicht heeft gesteld en dat zij een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder met gezag heeft verleend voor de duur van twee weken, met ingang van 3 augustus 2023 tot 17 augustus 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. In de schriftelijke uitwerking van die beslissing van 4 augustus 2023 staat deze beslissing onder het kopje “overwegingen” dienovereenkomstig vermeld. Echter, onder het kopje “de beslissing” staat abusievelijk vermeld dat de minderjarigen voorlopig onder toezicht zijn gesteld en er een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van drie maanden, tot 3 november 2023. De kinderrechter overweegt dat die beslissing een kennelijke verschrijving betreft en dat de mondelinge uitspraak, hetgeen staat vermeld in de overwegingen van de schriftelijke uitwerking van 4 augustus 2023 alsmede de inhoud van deze beschikking van 11 augustus 2023 leidend is. Aangezien de kinderrechter in deze beschikking zal beslissen op het resterende deel van het verzoek, volstaat zij met deze vermelding van voornoemde kennelijke verschrijving en ziet zij geen aanleiding om een aparte verbeterbeschikking af te geven.
5.3
De kinderrechter overweegt dat zij voormelde spoedbeslissing van 3 augustus 2023 heeft genomen zonder daaraan voorafgaand horen van partijen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen, afzonderlijk van elkaar, in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen kenbaar te maken in aanwezigheid van een vertegenwoordigster namens de Raad en een vertegenwoordiger namens de GI. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor de spoedbeslissing van 3 augustus 2023 met ingang van heden zou moeten worden herroepen.
5.4
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat de vader de minderjarigen twee weken geleden, nadat zij gedurende vijf maanden geen contact met elkaar hebben gehad, niet heeft teruggebracht naar de moeder. In plaats daarvan is hij met de minderjarigen naar de tante vaderszijde in Duitsland gereisd. De kinderrechter overweegt dat er zorgen zijn dat de vader voornemens was om met de minderjarigen door te reizen naar Irak, met de bedoeling om zich daar te vestigen en niet meer terug te keren naar Nederland. Zo heeft de moeder aangegeven dat de vader de minderjarigen zonder haar medeweten en toestemming had meegenomen naar Duitsland. De moeder stelt daarnaast dat de vader meermaals zou hebben aangegeven dat hij voornemens is om met de minderjarigen naar Irak te reizen en dat zij en haar familie door de vader wordt bedreigd, belaagd en onder druk gezet om hem alsnog de benodigde toestemming te geven voor die verhuizing. Bovendien heeft het Centrum voor Internationale Kinderontvoering (IKO) aangegeven, zo blijkt uit het raadsrapport, dat er in deze zaak een aantal ‘rode vlaggen’ voor het risico op kinderontvoering zijn, namelijk dat de vader dakloos is geraakt, dat hij geen inkomen heeft en dat er langere tijd geen sprake is geweest van contact tussen hem en de minderjarigen. Daar tegenover staat dat de vader ontkent dat hij de minderjarigen zonder medeweten en toestemming van de moeder heeft meegenomen naar Duitsland en dat hij betwist dat hij voornemens was/is om met de minderjarigen naar Irak te verhuizen. De vader stelt dat hij de instemming van de moeder kan onderbouwen met sms-berichten. Daarbij zou de vader naar eigen zeggen niet naar een advocaat zijn gegaan voor het opstellen van een ouderschapsplan, dat hij niet gedurende twee weken met de minderjarigen in Duitsland zou zijn gebleven en dat hij de verblijfplaats van de minderjarigen in Duitsland niet aan de Duitse politie zou hebben gegeven als hij daadwerkelijk voornemens zou zijn geweest om met de minderjarigen door te reizen naar Irak.
5.5
De kinderrechter overweegt, gelet op het voorgaande, dat er hoe dan ook sprake is van een zeer zorgelijke situatie. Ofwel er is sprake van een reëel risico op kinderontvoering van de minderjarigen door de man naar Irak. Ofwel - indien de vader wel toestemming had om met de minderjarigen naar Duitsland te reizen zonder het voornemen om met de minderjarigen door te reizen naar Irak - er bestaat met het oog op de uiteenlopende verklaringen van beide ouders een groot risico dat de minderjarigen klem en verloren zullen raken tussen de ouders.
In beide situaties zijn de minderjarigen de dupe. Daarbij komt dat zij voor onbepaalde tijd zijn weggehaald uit hun vertrouwde omgeving en samen met de moeder op een geheime locatie verblijven. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de noodzakelijk geachte zorg op vrijwillige basis voort te zetten.
5.6
Totdat voormelde zorgen over de vader zijn weggenomen, vindt de kinderrechter het met het oog op de veiligheid van de minderjarigen bovendien onverantwoord om hen bij de vader te laten verblijven. Hoewel de kinderrechter op basis van de op dit moment beschikbare informatie in deze procedure niet kan vaststellen of er inderdaad sprake is van een risico op kinderontvoering, kan zij de aanwezige zorgelijke signalen met het oog op de veiligheid van de minderjarigen ook niet negeren. Hierdoor is uithuisplaatsing van de minderjarigen vooralsnog in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen noodzakelijk (artikel 1:265b lid 1 BW).
5.7
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek toewijzen in die zin dat zij de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarigen en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder met gezag zal verlengen, met ingang van 17 augustus 2023 tot 3 november 2023.
5.8
De kinderrechter zal de beslissing over de uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat die beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
5.9
In de komende periode zal de Raad onderzoek verrichten naar de noodzaak van een (reguliere) ondertoezichtstelling (en uithuisplaatsing) van de minderjarigen en eventueel een daartoe strekkend verzoek indienen bij de kinderrechter. Gezien de uiteenlopende standpunten van de ouders, roept de kinderrechter beide ouders op om hun medewerking daaraan te verlenen en, indien beschikbaar, hun standpunten te onderbouwen met schriftelijke bewijsstukken.
5.1
De kinderrechter overweegt ten slotte dat het contact tussen de vader en de minderjarigen, mits dat door de GI in het belang van de minderjarigen wordt geacht, op uiterst zorgvuldige wijze moet worden hersteld. De kinderrechter kan zich voorstellen dat eventueel contactherstel aanvankelijk onder begeleiding en in aanwezigheid van een tolk zal moeten plaatsvinden. Zolang de minderjarigen op een voor de vader geheime plaats verblijven, moet immers voorkomen worden dat de vader hen hierover zal bevragen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met ingang van 17 augustus 2023 tot 3 november 2023;
6.2
verlengt, uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder met gezag, met ingang van 17 augustus 2023 tot 3 november 2023.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2023 door mr. Phillips, kinderrechter, bijgestaan door mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.