ECLI:NL:RBZWB:2023:5772
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023, wordt het verzoek van een verzoeker om veroordeling van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de proceskosten beoordeeld. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 8 februari 2023, maar trok dit beroep in nadat de minister op 11 mei 2023 een gewijzigd besluit had genomen. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de rechtbank kan een bestuursorgaan alleen in de proceskosten worden veroordeeld als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de minister in een eerder besluit vastgesteld dat de verzoeker een maandelijkse draagkracht heeft om zijn studieschuld terug te betalen, maar in het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van de verzoeker ongegrond verklaard. Uiteindelijk heeft de minister in het gewijzigde besluit van 11 mei 2023 bepaald dat de verzoeker over heel 2023 geen draagkracht heeft om zijn studieschuld af te betalen, wat betekent dat de minister tegemoet is gekomen aan de verzoeker.
Desondanks concludeert de rechtbank dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af. Tevens wordt opgemerkt dat de minister normaal gesproken verplicht is om het door de verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, maar in dit geval is het griffierecht niet in rekening gebracht, omdat dit hangende de beroepsprocedure is vervallen. De rechtbank besluit het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.