ECLI:NL:RBZWB:2023:579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
02-210395-21 en 02-036269-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige verkeersdelicten met levensgevaarlijke situaties

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 juli 2021 op de A58 in Zeeland verschillende verkeersregels heeft overtreden. De verdachte, geboren in 2002 en momenteel onbekend waar hij zich bevindt, is in verstek veroordeeld. De officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, heeft tijdens de zitting op 19 januari 2023 zijn standpunt kenbaar gemaakt. De tenlastelegging is gewijzigd en betreft het opzettelijk schenden van verkeersregels, wat heeft geleid tot levensgevaar voor andere weggebruikers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige verkeersovertredingen, waaronder het overschrijden van de maximumsnelheid, gevaarlijk inhalen, en onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen. De rechtbank oordeelt dat het gedrag van de verdachte levensgevaarlijke situaties heeft gecreëerd, wat ook door de verbalisant in het proces-verbaal is bevestigd. De verdachte is eerder veroordeeld voor verkeersdelicten, maar wordt in deze zaak als first-offender aangemerkt.

De rechtbank legt een gevangenisstraf van drie weken op, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere werkstraf toegewezen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-210395-21 en 02-036269-21 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
vertrokken, onbekend waarheen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2023. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een personenauto heeft bestuurd en zich zodanig heeft gedragen dat hij verschillende verkeersregels heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3
De bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waaronder de deels bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde geschonden verkeersregels. Hiermee is vast komen te staan dat verdachte gedurende een langere rit, meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte deze verkeersovertredingen heeft begaan, kan worden geconcludeerd dat verdachte deze voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels opzettelijk en in ernstige mate heeft geschonden. Verdachte heeft zich zodanig op de weg gedragen dat hiervan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Door het rijgedrag van verdachte konden namelijk (levens)gevaarlijke situaties ontstaan, zoals ook de verbalisant in het proces-verbaal van bevindingen heeft beschreven. Dit gevaar was naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar voor verdachte. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 juli 2021 te Rilland, op de A58 binnen de gemeente Reimerswaal en andere gemeenten in de provincie Zeeland, als bestuurder van een voertuig (Citroën C3 met [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg A58, ter hoogte van hectometerpaal 128 en andere hectometerpalen, zich (meermalen) opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door het (meermalen) overschrijden van de maximum snelheid en het (meermalen) gevaarlijk inhalen en (meermalen) over een vluchtstrook rijden waar dit niet is toegestaan en (meermalen) zeer dicht achter een ander voertuig rijden en (meermalen) onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen en niet hij voortduring het door hem bestuurde motorijtuig onder controle houden, waardoor hij (meermalen) slingerde en niet op zijn rijstrook bleef rijden en (meermalen) geen richting aangeven, door welke verkeersgedragingen van verdachte (meermalen) levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien weken waarvan vijf weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als bestuurder van een auto opzettelijk meerdere verkeersregels ernstig geschonden. Zo heeft hij meermalen de toegestane maximumsnelheid overschreden, andere voertuigen op een gevaarlijke wijze ingehaald en zeer dicht op andere voertuigen gereden, over de vluchtstrook gereden, onvoldoende rechts gehouden op onoverzichtelijke plaatsen, kon hij zijn voertuig niet altijd onder controle houden en heeft hij meermalen geen richting aangegeven. Door zo te handelen heeft verdachte (levens)gevaarlijke situaties gecreëerd en de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het gedrag van anderen. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen. De rechtbank rekent hem dat aan.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 6 december 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het overtreden van verkeerswetgeving, maar niet voor een soortgelijk feit. Hij wordt daarom aangemerkt als first-offender. Daarnaast blijkt uit zijn strafblad dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ten slotte blijkt uit het strafblad dat verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling liep. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om wederom een strafbaar feit te plegen.
Gezien de ernst en het gevaarzettende karakter van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij wordt aangemerkt als first-offender en zal daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. De rechtbank zal daarvan een deel, te weten vier maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar, om verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals te misdragen in het verkeer.

7.Het beslag

7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [naam] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 20 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 mei 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) weken;
Bijkomende straffen
-
veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 10 (tien) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan [naam] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto met [kenteken] , merk Citroën, [typenummer] ;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 27 mei 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-036269-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten;
een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 februari 2023.
Mr. Van de Wetering is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.