2.1De rechtbank heeft in de beschikking van 6 december 2022:
- het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor het verblijf van de minderjarigen in Suriname afgewezen;
- ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, toestemming aan de vrouw verleend om voor de minderjarigen een Nederlands paspoort aan te vragen;
- de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om het lopende beschermingsonderzoek uit te breiden en rapport en advies uit te brengen ter beantwoording van de in die beschikking in r.o. 4.30 opgenomen vragen;
- iedere verdere beslissing op de verzoeken betreffende de inschrijving van de minderjarigen bij Interteach Edu Services , de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator aangehouden.
2.2.1De Raad heeft op 3 januari 2023 een rapport in het geding gebracht. Naast het verzoek van de Raad om de minderjarigen onder toezicht te stellen, adviseert de Raad de rechtbank de behandeling van de zaak aan te houden voor een periode van zes maanden, zodat binnen de ondertoezichtstelling hulpverlening kan worden ingezet en duidelijk wordt of en op welke manier contactherstel tussen de man en de minderjarigen mogelijk is. De minderjarigen geven stellig aan dat zij geen contact meer met de man willen.
Als een kind zich niet vrij voelt om een positieve relatie te onderhouden met beide ouders kan dit leiden tot problemen in de identiteitsvorming, bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en in het opbouwen en onderhouden van sociale contacten en relaties. Ook kan dit leiden tot loyaliteitsproblemen. Dit afwegend tegen datgene wat de minderjarigen aangeven, kan het volgens de Raad op dit moment nog niet tot een concrete zorgregeling komen.
Omdat de man en de minderjarigen al zeer geruime tijd geen contact met elkaar hebben, dient dit contact te worden opgebouwd. Daarbij kan, volgens afspraak met de jeugdbeschermer, gedacht worden aan het versturen van kaartjes van de man aan de minderjarigen zodat de minderjarigen meer vertrouwen in hun vader krijgen en zij de gelegenheid krijgen zelfstandig een beeld van hem te vormen. Ook kan worden gedacht aan videobellen van de man met [minderjarige01] (die aangegeven heeft open te staan voor een gesprek met zijn vader), eventueel onder begeleiding van de jeugdbeschermer of een andere professional, of, indien dat nodig wordt geacht, begeleide bezoeken om tot fysiek contact te komen. Dit is een taak voor de jeugdbeschermer, die, rekening houdend met de minderjarigen, hiervoor een tijdpad kan uitzetten.
2.2.2In het aanvullend rapport van 10 mei 2023 stelt de Raad dat het duidelijk is dat het zonder hulpverlening niet lukt om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor contactherstel. Het is in het belang van de minderjarigen dat hun contact met de man, in welke vorm ook, weer wordt genormaliseerd en dat de minderjarigen niet opgroeien met een negatief vaderbeeld.
2.2.3In aanvulling op voornoemde rapportages heeft de Raad tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de man al geruime tijd geen contact heeft met de minderjarigen. De verstandhouding tussen de man en de vrouw is niet zodanig dat partijen zelf contactherstel tot stand zullen kunnen brengen. Daarvoor is de inzet van een professional nodig. De Raad ziet dat de minderjarigen in toenemende mate klem komen te zitten tussen hun ouders en dat het niet is gelukt hen onbelast contact te laten hebben met beide ouders.
2.3.1De man heeft op 2 februari 2023 een reactie op het rapport van de Raad ingediend. Voor zover voor deze procedure van belang voert de man aan dat hij van harte hoopt dat de vrouw de minderjarigen de emotionele ruimte gaat geven om contactherstel mogelijk te maken en dat zij inziet dat contactherstel in hun belang is. Uit het raadsrapport blijkt immers dat er problemen kunnen ontstaan in de identiteitsvorming van het kind, bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en in het opbouwen en onderhouden van sociale contacten en relaties. De man legt zich erbij neer dat nu nog geen zorgregeling is vast te stellen, maar hoopt dat daar meer zicht op komt met de aanstelling van een gezinsvoogd. Hij is bereid mee te werken aan de verschillende opties die de Raad benoemt zoals videobellen en begeleide omgang.
2.3.2Tijdens de mondelinge behandeling voert de man aan dat de ondertoezichtstelling contact mogelijk zou kunnen maken. De gezinsvoogd kan daarin sturen en moet aangeven wat mogelijk en haalbaar is, mede gelet op de leeftijd van, met name de twee oudste, minderjarigen. De man hoopt dat contact dan van de grond komt en dat toegewerkt kan worden naar de zorgregeling die hij heeft verzocht. Als er geen gezinsvoogd bij het gezin is betrokken, dan gelooft de man er niet in dat het contact van de man met de minderjarigen weer op gang komt.
2.4.1In haar reactie van 6 februari 2023 op het rapport van de Raad voert de vrouw aan zich niet te kunnen vinden in de insteek van het onderzoek van de Raad, de inhoud van het rapport en de getrokken conclusie(s). Het rapport geeft geen goed beeld van de minderjarigen en van de vrouw. De door de vrouw overgelegde informatie is niet meegenomen, maar zonder nadere motivering terzijde gelegd, terwijl daaruit blijkt dat de vrouw in het verleden er alles aan heeft gedaan om het contact tussen de minderjarigen en de man te herstellen. Het is echter de man die uit zichzelf in de afgelopen vijf jaren geen contact heeft opgenomen, niet bij scholen heeft geïnformeerd en pas nadat de leerplichtambtenaar hem (meermaals) bleef benaderen, in beeld is gekomen.
De vrouw kan zich niet verenigen met het verzoek tot ondertoezichtstelling en ook niet met de conclusie dat de hulpverlening zou dienen te beoordelen of de minderjarigen ruimte hebben voor contact met de man. De minderjarigen hebben tijdens het onderzoek duidelijk aangegeven daar niet voor open te staan. Gesprekken met een hulpverlener zullen daarin geen verandering brengen, aldus de vrouw.
2.4.2Aanvullend voert de vrouw tijdens de mondelinge behandeling aan dat een zorgregeling en contactherstel niet in het belang zijn van de minderjarigen. De minderjarigen hebben daar nu geen ruimte voor, omdat zij, na de situatie over de paspoorten en de zorgmeldingen van de man, een negatief beeld van hem hebben. De vrouw ziet niet in op welke manier het contact vorm gegeven kan worden.
De vrouw is bereid om in het vrijwillig kader mee te werken aan hulpverlening, maar dan wel met de tussenkomst van een heel goede vriend die het gezin al eerder heeft geholpen en die de minderjarigen kennen. Zij heeft dit de man voorgesteld, maar hij wilde die tussenkomst niet omdat er dan sprake zou zijn van partijdigheid.