ECLI:NL:RBZWB:2023:5795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
10319882 CV EXPL 23-431 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldige huuropzegging door huurder en ontbinding van de huurovereenkomst wegens hennepkwekerij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Laurentius en de gedaagden, die als bewindvoerders optreden over de goederen van [betrokkene01]. De zaak betreft een huurovereenkomst waarbij [betrokkene01] een woning huurt van Laurentius. De huurovereenkomst bevatte een clausule die het kweken van hennep in de huurwoning verbiedt. Op 15 oktober 2022 heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen in de huurwoning, wat leidde tot de beëindiging van de huurovereenkomst door Laurentius. De gedaagden hebben de huuropzegging betwist, stellende dat deze ongeldig was omdat [betrokkene01] niet bevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen zonder toestemming van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huuropzegging ongeldig was, omdat de bewindvoerder niet had ingestemd met de opzegging. De rechter heeft ook geoordeeld dat de tekortkoming van [betrokkene01] in de nakoming van de huurovereenkomst, door het hebben van een hennepkwekerij, voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning. De kantonrechter heeft de vordering van Laurentius tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen, met inachtneming van een ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10319882 \ CV EXPL 23-431
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
DE VERENIGING MET VOLLEDIGE RECHTSBEVOEGDHEID LAURENTIUS,
te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: Laurentius,
gemachtigde: mr. G. Meijerink,
tegen
1.
[gedaagde01] V.O.F., IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [betrokkene01] ,
te [plaats01] ,
2.
[gedaagde02] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1 IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [betrokkene01],
te [plaats01] ,
3.
[gedaagde03] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1 IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [betrokkene01],
te [plaats01] ,
gemachtigde: mr. H.F. van Boxel,
gedaagde partijen,
hierna gezamenlijk te noemen: [gedaagde01] en [betrokkene01] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 mei 2023
- de mondelinge behandeling van 11 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene01] huurt van Laurentius de woning aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de huurwoning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Laurentius van toepassing. In artikel 14.12 van deze huurvoorwaarden staat het volgende vermeld:
Artikel 14.12
Huurder zal in het gehuurde of in ruimten die tot het gehuurde behoren geen hennep kweken dan wel andere activiteiten verrichten die op grond van de opiumwet strafbaar zijn gesteld.
2.2.
De kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 1 november 2016 bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [betrokkene01] , met benoeming van [gedaagde01] tot bewindvoerder.
2.3.
Op 15 oktober 2022 heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen in de huurwoning. In het Hennepinformatiebericht van de politie inclusief afbeeldingen, staat hierover het volgende vermeld:
(…)
Op de genoemde locatie werd een hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij was niet meer in werking echter is op basis van de feiten en omstandigheden (143 plantenpotten met afgeknipte stengels van hennepplanten en een volledig ingerichte kwekerij) wordt aangenomen dat er kort voor deze instap een kwekerij actief is geweest met 143 platen. Deze planten werden aan hun geur, kleur en vorm herkend als hennepplanten.
Diefstal stroom:
Door de fraude inspecteur van Enexis werd diefstal stroom vastgesteld.
Door Enexis wordt hiervan aangifte gedaan. Er werd geen diefstal water vastgesteld.
Eerdere oogst:
Op basis van de aangetroffen situatie wordt uitgegaan van eerdere oogst(en).
Hiervan wordt een proces verbaal van wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt. (…)
2.4.
Op 18 oktober 2022 heeft Laurentius aan [betrokkene01] bericht, voor zover hier van belang:
(…)
Op 15 oktober 2022 is een hennepkwekerij aangetroffen in uw woning. Dit is verboden en in strijd met onze huurvoorwaarden. Daarom beëindigen wij uw huurovereenkomst.
U heeft eenmalig de kans om zelf uw huur op te zeggen. Het bijgevoegde formulier voor huuropzegging stuurt u vóór 25 oktober naar ons toe, waarbij u de huur opzegt vanaf 15 november. (…)
2.5.
Op 27 oktober 2022 heeft Laurentius met de wijkagent een bezoek gebracht aan de huurwoning. Tijdens dat bezoek heeft [betrokkene01] een huuropzeggingsformulier ondertekend. Een kopie van het opzeggingsformulier heeft Laurentius in een mailbericht van 3 november 2022 aan [gedaagde01] toegezonden met, voor zover relevant, de volgende tekst:
“Wij hebben een huuropzegging van dhr [betrokkene01] ontvangen, [adres01] in [plaats01] .
Met meneer is afgesproken dat hij op 15 december de sleutels inlevert.
Hij wilde niet meewerken aan een voor- en eindopname van de woning.
Hij geeft aan de woning leeg en bezemschoon op te leveren en wist wat er van hem verwacht wordt.
Dit houdt in dat, als er nog werk gedaan moet worden om de woning goed op te leveren, deze kosten aan meneer zullen worden doorberekend na de eindopname.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. (…)”
2.6.
Op donderdag 3 november 2022 (14:29) reageert [gedaagde01] op het mailbericht als volgt:
(…) Hoi [voornaam01] ,
Duidelijk, dankjewel.
Met vriendelijke groet,
(…)
2.7.
[gedaagde01] is niet tot oplevering en ontruiming van de huurwoning overgegaan, waarna Laurentius deze procedure is gestart.

3.Het geschil

3.1.
Laurentius vordert – samengevat – om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. [gedaagde01] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] , te veroordelen om met onmiddellijke ingang, althans een door de kantonrechter te bepalen termijn, de woning gelegen te [plaats01] ( [postcode01] ) aan de [adres01] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Laurentius zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen;
Subsidiair:
2. de huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen te [plaats01] ( [postcode01] ) aan de [adres01] te ontbinden;
3. [gedaagde01] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] , te veroordelen om met onmiddellijke ingang, althans op een door de kantonrechter te bepalen termijn, de woning gelegen te [plaats01] ( [postcode01] ) aan de [adres01] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van eiseres zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen;
Primair en subsidiair
4. [gedaagde01] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] , te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris en de verschotten van de gemachtigde van Laurentius.
3.2.
Aan haar vordering tot ontruiming legt [gedaagde01] ten grondslag dat [betrokkene01] gebruik heeft gemaakt van de aan hem geboden mogelijkheid om de huurovereenkomst zelf op te zeggen als gevolg waarvan de huurovereenkomst op 15 december 2022 is geëindigd en dat hij sindsdien zonder recht of titel in de huurwoning verblijft. [gedaagde01] heeft geen bezwaar tegen de huuropzegging gemaakt zodat Laurentius erop mocht vertrouwen dat de huuropzegging akkoord was. Subsidiair stelt Laurentius dat [betrokkene01] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting uit de huurovereenkomst door in de huurwoning een hennepkwekerij te hebben. Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning is volgens Laurentius om die reden gerechtvaardigd.
3.3.
[gedaagde01] betwist (primair) dat er een correcte opzegging van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden. [betrokkene01] wist niet waarvoor hij tekende zodat zijn wilsovereenstemming ontbrak bij de huuropzegging. Bovendien is [gedaagde01] de partij die bevoegd is om de huurovereenkomst op te zeggen en niet [betrokkene01] . Daarnaast voert [gedaagde01] (subsidiair) aan dat de tekortkoming van [betrokkene01] hier niet de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. Het woonbelang van [betrokkene01] prevaleert boven het belang van Laurentius bij een ontruiming, omdat [betrokkene01] door een ontruiming zijn huurwoning zal kwijtraken dat ten koste gaat van zijn stabiliteit. Ook worden de belangen van zijn minderjarige dochter geschaad, omdat [betrokkene01] daardoor niet langer opvang en zorg voor haar kan bieden in de huurwoning. Bij een toewijzing van de vordering van Laurentius wil [gedaagde01] een ontruimingstermijn van ten minste zes maanden om [betrokkene01] in staat te stellen om andere woonruimte te vinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Huuropzegging?
4.1.
Partijen verschillen primair van mening over het antwoord op de vraag of de huurovereenkomst door [betrokkene01] rechtsgeldig is opgezegd en of [gedaagde01] aan die huuropzegging gehouden kan worden. Laurentius stelt dat zij erop mocht vertrouwen dat [gedaagde01] met de huuropzegging akkoord was, omdat zij hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, dat door [gedaagde01] wordt betwist.
4.2.
Vast staat dat de (toekomstige) goederen van [betrokkene01] onder bewind staan met benoeming van [gedaagde01] tot bewindvoerder. Op grond van artikel 1:441 lid 1 eerste volzin Burgerlijk Wetboek (BW) wordt [betrokkene01] tijdens het bewind door zijn bewindvoerder in en buiten rechte vertegenwoordigd. Doordat alle goederen van [betrokkene01] onder bewind zijn gesteld, vallen ook de rechten die hij kan ontlenen aan de huurovereenkomst onder het bereik van dat bewind (ECLI:NL:HR:2014:525) en is vooraf toestemming nodig van de bewindvoerder voor opzegging en beëindiging van de huurovereenkomst. Vaststaat dat [gedaagde01] de huurovereenkomst niet heeft opgezegd en hiervoor geen toestemming heeft gegeven aan [betrokkene01] , zodat de door [betrokkene01] verrichte huuropzegging in beginsel ongeldig is.
4.3.
De vraag is of de ongeldigheid van deze rechtshandeling aan Laurentius kan worden tegengeworpen. Artikel 1:439 lid 1 BW bepaalt dat de ongeldigheid van de rechtshandeling een derde slechts kan worden tegengeworpen indien deze het bewind kende of had behoren te kennen. Of een derde het bewind behoorde te kennen, hangt voornamelijk af van de vraag of het bewind al dan niet overeenkomstig artikel 1:436 lid 3 BW is gepubliceerd. Uit de overgelegde beschikking van de kantonrechter van 1 november 2016 blijkt dat het bewind is gepubliceerd in het Centraal Curatele- en bewindregister. Dit register is voor iedereen kosteloos toegankelijk en eenvoudig te raadplegen op www.rechtspraak.nl
(artikel 1:391 lid 2 BW). Van Laurentius mag worden verwacht dat zij voorafgaand aan een (mogelijk) door de huurder te verrichten huuropzegging het bewindregister raadpleegt. Zij behoorde daarom het in dit openbaar register ingeschreven bewind te kennen en kan geen beroep doen op derdenbescherming. Dat [gedaagde01] – nadat de huuropzegging aan haar ter kennisgeving was toegezonden – niet actief bezwaar heeft gemaakt tegen de huuropzegging maakt dat oordeel, gezien het doel en de strekking van de hiervoor genoemde beschermingsbepalingen, niet anders. Omdat de huuropzegging ongeldig is kunnen hieraan geen rechtsgevolgen worden ontleend zodat de primaire vordering van Laurentius zal worden afgewezen. Of sprake is geweest van wilsovereenstemming bij [betrokkene01] bij de huuropzegging behoeft hierdoor geen beoordeling meer.
Ontbinding en ontruiming?
4.4.
Subsidiair heeft Laurentius haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning gegrond op een tekortkoming van [betrokkene01] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het gaat hierbij om overtreding van artikel 14.12 van de huurvoorwaarden en het in bezit hebben van een (niet langer in werking zijnde, doch volledig ingerichte) hennepkwekerij in de huurwoning, waarvan door de politie wordt aangenomen dat deze uit 143 planten heeft bestaan. Ook is vastgesteld dat diefstal van stroom heeft plaatsgevonden.
4.5.
Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [gedaagde01] heeft de hiervoor gestelde tekortkoming van [betrokkene01] niet, althans onvoldoende, weersproken zodat de tekortkoming daarmee vaststaat. Dat [betrokkene01] vanwege een openstaande schuld door een aantal criminelen is bedreigd tot het dulden van de aanleg van de hennepkwekerij en dat hij – als katvanger – geen actieve rol hierin heeft gehad, kan [gedaagde01] niet baten omdat deze stellingen door haar niet zijn onderbouwd en derhalve door de kantonrechter worden gepasseerd.
4.6.
Hoewel sprake is van een tekortkoming en in beginsel iedere tekortkoming de bevoegdheid tot ontbinding geeft, moet bekeken worden of in dit concrete geval ontbinding en, daarmee samenhangend, de ontruiming van de huurwoning wel gerechtvaardigd is. In dat kader spelen alle omstandigheden van het geval een rol en moeten de belangen van Laurentius bij ontruiming van de huurwoning en het woonbelang van [betrokkene01] tegen elkaar worden afgewogen.
4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat het voorhanden hebben van een hennepkwekerij in de huurwoning een ernstige tekortkoming van de huurder is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Vast staat dat dit in strijd is met de Opiumwet en het is algemeen bekend dat activiteiten in strijd met de Opiumwet vaak overlast- en veiligheidsrisico’s voor omwonenden kunnen opleveren. Laurentius heeft er daarom een groot belang bij om streng op te treden en haar zero tolerance-beleid te hanteren bij overtreding van haar huurvoorwaarden.
4.8.
[gedaagde01] heeft niet weersproken dat [betrokkene01] van dit zero tolerance-beleid van Laurentius op de hoogte was. Zij voert aan dat [betrokkene01] bezig is met het opbouwen van zijn leven en daarom behoefte heeft aan stabiliteit, waardoor hij een groot belang heeft bij behoud van zijn huurwoning. Dat de huurwoning een zekere mate van stabiliteit biedt voor [betrokkene01] acht de kantonrechter op zich niet onvoorstelbaar doch dit legt tegenover de ernst van de tekortkoming onvoldoende gewicht in de schaal. Bovendien heeft [gedaagde01] geheel niet onderbouwd dat de lichamelijke en of geestelijke stabiliteit van [betrokkene01] zal verslechteren indien hij de huurwoning vanwege ontruiming zal moeten verlaten zodat de kantonrechter ook om die reden aan het verweer van [gedaagde01] voorbij zal gaan.
4.9.
Dat [betrokkene01] bij een uitgesproken ontruiming zijn huurwoning zal kwijtraken en dat hij (wellicht) niet gemakkelijk voor een (nabijgelegen) andere huurwoning in aanmerking komt is een evident en voorzienbaar gevolg van de ontruiming en doet hier wederom niet af aan de ernst van de tekortkoming van [betrokkene01] in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter weegt hierin mee dat het [betrokkene01] zelf is geweest die het risico op verlies van zijn huurwoning op de koop toe heeft genomen door in de huurwoning een hennepkwekerij aanwezig te hebben, zodat het verweer van [gedaagde01] geen doel treft.
4.10.
[gedaagde01] heeft tot slot het belang van de minderjarige dochter van [betrokkene01] aangevoerd. [betrokkene01] ontvangt zijn dochter op bezoek in de huurwoning in het kader van een omgangs- en contactregeling. Door een ontruiming van de huurwoning zal de minderjarige dochter in haar zorgbehoefte worden geschaad, aldus [gedaagde01] .
4.11.
Op grond van artikel 3 IVRK (Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind) moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Dat betekent echter niet dat een huurovereenkomst met een huurder met een minderjarige kind niet mag worden ontbonden. [betrokkene01] is als ouder van zijn minderjarige dochter in principe verantwoordelijk voor de tekortkoming die tot de ontruiming kan leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van [betrokkene01] als ouder zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor zijn dochter zoveel mogelijk te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door het inschakelen van hulpverlenende instanties of de gemeente. Als niettemin een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat een kind letterlijk op straat komt te staan, dan kan dat – mede afhankelijk van andere omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn, maar van een dergelijke noodsituatie is hier niet gebleken. Immers heeft [gedaagde01] tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de minderjarige dochter niet bij [betrokkene01] inwoont in de huurwoning, maar dat zij woonachtig is bij haar moeder op een ander adres. In zoverre wordt de minderjarige dochter van [betrokkene01] dan ook niet in haar woonbelang geschaad. Wat overblijft is de stelling van [gedaagde01] dat [betrokkene01] in zijn zorg- en opvoedingstaken zal worden beperkt als hij niet meer in zijn huurwoning zijn dochter kan ontvangen. De kantonrechter zal dit verweer als onvoldoende onderbouwd passeren. Gesteld noch gebleken is immers dat [betrokkene01] , na een veroordeling tot ontruiming, niet op een ander (verblijfs-)adres omgang- en contact met zijn minderjarige dochter kan hebben en aan zijn zorgtaken kan voldoen. De kantonrechter merkt op dat dit (mogelijk) niet eenvoudig zal zijn voor [betrokkene01] , maar dat het met behulp van (eventueel) door [gedaagde01] in te schakelen hulpverlenende instanties en met medewerking van familieleden en of de moeder van zijn dochter, niet onwaarschijnlijk zal zijn dat [betrokkene01] het contact met zijn dochter op normale wijze kan blijven voortzetten en haar belangen dus niet worden geschaad.
4.12.
Al met al dienen, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, de door [gedaagde01] aangevoerde belangen van [betrokkene01] te wijken voor de belangen van Laurentius. Dit betekent dat de ontbinding van de huurovereenkomst dan ook gerechtvaardigd wordt geacht en samen met de gevorderde ontruiming van de huurwoning zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval wel aanleiding om – conform bestendige rechtspraktijk – een langere ontruimingstermijn toe te kennen namelijk twee weken na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Laurentius als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,99
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
633,99

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Laurentius en [betrokkene01] met betrekking tot de woning staande en gelegen aan de [adres01] te [plaats01] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] q.q. om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te [plaats01] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Laurentius zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] q.q. in de proceskosten, aan de zijde van Laurentius tot dit vonnis vastgesteld op € 633,99;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2023.