In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 juni 2022. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waarbij ook belastingrente in rekening is gebracht. Het bezwaar van belanghebbende is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of belanghebbende recht heeft op aftrek van studiekosten. Belanghebbende studeert in 2019 aan een universiteit en zijn ouders hebben het collegegeld en enkele studieboeken betaald. Belanghebbende heeft zelf ook kosten gemaakt voor studieboeken, een laptophoes en notitieblokken. De inspecteur heeft de aftrekpost geweigerd, wat leidde tot het beroep van belanghebbende.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van studiekosten, omdat de kosten die door zijn ouders zijn betaald niet op hem drukken. De rechtbank wijst erop dat de betaling door de ouders niet als schenking kan worden aangemerkt, omdat belanghebbende geen controle had over deze uitgaven. Ook de kosten die hij zelf heeft gemaakt, vallen niet binnen de wettelijke omschrijving of zijn onder de drempel van € 250. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de studiekostenaftrek heeft geweigerd en dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.