ECLI:NL:RBZWB:2023:5809

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
10243391 CV EXPL 22-3880 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en onvoorziene omstandigheden in een overeenkomst tussen Proximedia Nederland B.V. en gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Proximedia Nederland B.V. en gedaagden, die gezamenlijk een vennootschap onder firma vormen. Proximedia vorderde betaling van openstaande facturen en stelde dat gedaagden toerekenbaar tekortgeschoten waren in de nakoming van hun verplichtingen uit een overeenkomst. Gedaagden voerden aan dat zij door de coronacrisis niet in staat waren om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen en dat Proximedia geen rekening had gehouden met onvoorziene omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tijdens de coronacrisis was afgesloten en dat gedaagden op de hoogte waren van de risico's. De rechter wees de vordering van Proximedia toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, en wees de vorderingen van gedaagden in reconventie af. De proceskosten werden eveneens aan gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10243391 \ CV EXPL 22-3880
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap PROXIMEDIA NEDERLAND B.V., H.O.D.N. BeUp EN MKB CLICKSERVICE,
te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Proximedia,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde in conventie sub01] ,

te [plaats01] ,
2.
[gedaagde in conventie sub02] ,3.
[gedaagde in conventie sub03],
gedaagden sub 2 en 3, beiden vennoot van gedaagde sub 1 en woonachtig te [plaats01] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagden in conventie01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023;
- de akte overleggen producties en conclusie van antwoord in reconventie ter zitting van 13 juni 2023 van de zijde van Proximedia;
- de mondelinge behandeling van 13 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Proximedia is een bedrijf dat op internet en zoekmachine gebaseerde producten en diensten aanbiedt. [gedaagden in conventie01] exploiteert een onderneming gericht op de verkoop van bloemstukken en decoratie.
2.2.
Tussen Proximedia en [gedaagden in conventie01] is op 31 maart 2020 een overeenkomst tot stand gekomen voor het bouwen van landingspagina’s, call tracking en SEA (advertenties via Google) met een looptijd van 24 maanden voor een bedrag van € 266,50 per maand (inclusief btw) en € 95,00 aan eenmalige dossierkosten. De overeenkomst staat bekend onder contractnummers: [nummer01] en [nummer02] . Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Proximedia van toepassing.
2.3.
De toepasselijke algemene voorwaarden luiden, voor zover relevant, als volgt:
Artikel 8 – DUUR VAN DE OVEREENKOMST – VERNIEUWING – BEËINDIGING
8.2
De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor een niet reduceerbare en onherroepelijke termijn van24 MAANDEN.
8.3
In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van MKB ClickService in de nakoming van haar verbintenis, zijn alle vorderingen uit hoofde van de overeenkomst, zowel de op dat moment als in de toekomst opeisbare maandelijkse bijdragen, onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar.
2.4.
[gedaagden in conventie01] heeft de inloggegevens van de [domeinnaam 1] en het [mailadres01] overgedragen aan Proximedia.
2.5.
Op 28 oktober 2020 heeft [gedaagden in conventie01] geïnformeerd naar de mogelijkheid om de kosten te beperken vanwege een teruglopende omzet door de coronacrisis. Het advertentiebudget is door Proximedia daarna op nihil gesteld. Met ingang van 30 november 2020 is de maandtermijn aangepast naar € 229,90 inclusief btw.
2.6.
De facturen van Proximedia zijn vanaf 30 november 2020 niet betaald.
2.7.
[gedaagden in conventie01] heeft op 1 december 2020 aan Proximedia medegedeeld de overeenkomst te willen beëindigen vanwege de coronacrisis. In een e-mailbericht van 3 december 2020 deelt Proximedia dat de eerst mogelijk datum voor beëindiging van de overeenkomst 31 maart 2022 is en heeft zij een pakketwijziging aan [gedaagden in conventie01] voorgesteld. In een e-mailbericht van 3 december 2020 (12:27) reageert [gedaagden in conventie01] hierop :
(…) U doet een voorstel.Waarmee ik akkoord moet gaan, ik heb aangegeven dat ik vanwege de Corona niet kan betalen en het contract wil beeindigen en of de einddatum wil verschuiven. Dat is mijn voorstel. (…)
2.8.
In een e-mailbericht van 4 december 2020 (11:33) doet Proximedia een nieuw voorstel aan [gedaagden in conventie01] dat, voor zover relevant, als volgt luidt:
(…) Vanuit een klantvriendelijk en oplossingsgericht oogpunt willen wij u het voorstel doen om de overeenkomst per 30 december 2020 voor een duur van drie maanden op te schorten. Tijdens de opschorting van de overeenkomst zullen de diensten offline worden gehaald en gedurende deze maanden niet zichtbaar zijn voor het publiek. De einddatum van de overeenkomst zal door de opschorting van de overeenkomst met drie maanden verschuiven. Graag vernemen wij binnen acht dagen na heden van u of u gebruik wilt maken van ons voorstel om de overeenkomst tijdelijk op te schorten (…).
2.9.
In een e-mailbericht van 4 december 2020 (13:03) schrijft [gedaagden in conventie01] :
“akkoord”.
Proximedia heeft in een e-mailbericht van 7 december 2020 aan [gedaagden in conventie01] bevestigd dat de overeenkomst per 30 december 2020 voor de duur van drie maanden wordt opgeschort.
2.10.
Met ingang van 5 januari 2021 is [gedaagden in conventie01] een betalingsregeling aangegaan met Proximedia van € 50,00 per maand. In brief van 10 maart 2021 schrijft Proximedia aan [gedaagden in conventie01] dat de betalingsregeling is komen te vervallen omdat deze niet correct wordt nagekomen. Met ingang van 23 april 2021 heeft Proximedia haar dienstverlening opnieuw opgeschort en de website offline gehaald.
2.11.
[gedaagden in conventie01] heeft de facturen van Proximedia niet betaald, waarna Proximedia haar vordering ter incasso uit handen heeft gegeven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Proximedia vordert een hoofdelijke veroordeling van [gedaagden in conventie01] tot betaling van € 4.383,55 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.499,20 vanaf 18 november 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening. Proximedia vordert ook een veroordeling in de proceskosten van [gedaagden in conventie01] Het bedrag van € 4.383,55 bestaat uit € 1.789,20 aan openstaande facturen vanaf 30 november 2020 tot en met 30 september 2021, en negen resterende contractstermijnen van totaal € 1.710,00, een bedrag van € 524,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, en een bedrag van € 359,47 aan wettelijke handelsrente berekend tot 18 november 2022.
3.2.
Proximedia legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden in conventie01] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de facturen niet worden betaald. Op grond van artikel 8.3 van de algemene voorwaarden vordert Proximedia tevens de negen resterende contractstermijnen van [gedaagden in conventie01]
3.3.
[gedaagden in conventie01] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Proximedia. Hij heeft aangevoerd dat de maandfacturen door de coronacrisis niet langer konden worden betaald. De betalingsregeling kon door de coronacrisis en daarmee gepaard gaande winkelsluiting evenmin worden nagekomen. Proximedia heeft met deze onvoorziene omstandigheden geen rekening gehouden.
in reconventie
3.4.
In reconventie voert [eisers in reconventie01] aan dat hij – zoals anderen met hem – slachtoffer is geworden van de handelspraktijken van Proximedia. [eisers in reconventie01] vordert dat Proximedia stopt met haar misleidende handelspraktijken.
3.5.
Daarnaast heeft Proximedia – ondanks de betalingsonmacht van [eisers in reconventie01] en herhaaldelijk verzoek tot teruggave van zijn inloggegevens – de website van [eisers in reconventie01] offline gehaald, wat [eisers in reconventie01] omzet heeft gekost. Ook heeft hij een nieuwe website en e-mailaccount moeten laten bouwen en nieuw reclamemateriaal laten drukken. De schade heeft [eisers in reconventie01] begroot op circa € 5.000,00 en wordt door hem voorwaardelijk gevorderd. [eisers in reconventie01] vordert teruggave van de inloggegevens van zijn oude website en e-mailaccount. Hij is tevens ontevreden over de werkzaamheden van Proximedia. [eisers in reconventie01] vordert een vergoeding van zijn proceskosten en nakosten met wettelijk rente.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat Proximedia de inloggegevens van de oude domeinnaam en e-mailaccount aan [eisers in reconventie01] heeft teruggegeven. [eisers in reconventie01] heeft hierop zijn tegenvordering (onder II petitum conclusie van antwoord) ingetrokken, zodat deze vordering in het hiernavolgende geen beoordeling behoeft.
3.7.
Proximedia voert voor het overige verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen.
Onrechtmatige daad?
4.2.
[gedaagden in conventie01] stelt dat hij slachtoffer is geworden van een oneerlijke (misleidende) handelspraktijk van Proximedia, omdat hij door (de verkoper van) Proximedia is overgehaald en overtuigd om de overeenkomst te sluiten. [gedaagden in conventie01] eist – onder verwijzing naar een aantal internetberichten – dat Proximedia haar handelspraktijken beëindigt.
4.3.
Artikel 6:193b lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een handelaar onrechtmatig jegens een consument handelt indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Hieronder wordt in het bijzonder verstaan een misleidende handelspraktijk. De kantonrechter stelt voorop dat artikel 6:193b lid 1 BW (e.v.) dient ter bescherming van de consument in het handelsverkeer. Uit de overeenkomst blijkt echter dat [gedaagden in conventie01] niet heeft opgetreden als een consument, maar in de hoedanigheid van zijn beroep of bedrijf, zodat het beroep van [gedaagden in conventie01] op een oneerlijke handelspraktijk niet slaagt. Voor zover [gedaagden in conventie01] aan zijn vordering ten grondslag legt dat sprake is van een onrechtmatige daad van Proximedia, omdat sprake is geweest van misleiding en of misbruik van omstandigheden, overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:162 BW bepaalt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Ook in het geval van misbruik van omstandigheden (of misleiding) kan sprake zijn van een onrechtmatige daad (zie MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 213). Dat Proximedia een onrechtmatige daad heeft gepleegd ten opzichte van [gedaagden in conventie01] volgt niet uit de door [gedaagden in conventie01] overgelegde stukken, waaronder een aantal klachten en online-artikelen over Proximedia. Dergelijke subjectieve belevingen van derden over Proximedia zijn onvoldoende om de stellingen van [gedaagden in conventie01] te dragen. De stelling van [gedaagden in conventie01] dat hij door een verkooppraatje is overgehaald om de overeenkomst te sluiten acht de kantonrechter eveneens onvoldoende om van een onrechtmatige daad te spreken, nu het doen van overdreven uitspraken over een dienst of product nog niet betekent dat de verkoper daarmee onrechtmatig handelt. Daarvoor is vereist dat [gedaagden in conventie01] concrete feiten en omstandigheden aanvoert waaruit blijkt dat hij bij het sluiten van de overeenkomst onder druk is gezet en of opzettelijk is misleid door Proximedia hetgeen hij heeft nagelaten, zodat zijn vordering op deze grond zal worden afgewezen.
Tekortkoming?
4.4.
[gedaagden in conventie01] heeft tevens voorwaardelijk een bedrag gevorderd van € 5.000,00 aan schadevergoeding indien Proximedia niet stopt met incasseren van haar vordering. Omdat de procedure na de mondelinge behandeling is voortgezet zal de kantonrechter de voorwaardelijke vordering van [gedaagden in conventie01] beoordelen.
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagden in conventie01] aan zijn vordering een tekortkoming van Proximedia ten grondslag legt. [gedaagden in conventie01] heeft in december 2020 aan Proximedia gevraagd om zijn inloggegevens ( [website01] ) terug te geven, hetgeen Proximedia heeft geweigerd. Proximedia heeft zijn website offline gehaald en [gedaagden in conventie01] is hierdoor bestellingen misgelopen. Hij heeft een nieuwe domeinnaam en e-mailaccount laten registeren ( [domeinnaam 2] ) en heeft extra (reclame-)kosten moeten maken.
4.6.
In deze procedure dient derhalve te worden vastgesteld of Proximedia tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. De stelplicht en (indien toepasselijk) de bewijslast van de tekortkoming ligt bij [gedaagden in conventie01] Het is dan ook aan [gedaagden in conventie01] om feiten en omstandigheden te stellen waaruit de tekortkoming blijkt. [gedaagden in conventie01] is hierin niet geslaagd hetgeen hierna zal worden gemotiveerd.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagden in conventie01] op 1 december 2020 de overeenkomst heeft willen beëindigen en dat daarna een voorstel is gedaan om de overeenkomst met ingang van 30 december 2020 voor drie maanden op te schorten. In het e-mailbericht van Proximedia van 4 december 2020 (11:33) wordt hierover aan [gedaagden in conventie01] medegedeeld:
(…) Vanuit een klantvriendelijk en oplossingsgericht oogpunt willen wij u het voorstel doen om de overeenkomst per 30 december 2020 voor een duur van drie maanden op te schorten. Tijdens de opschorting van de overeenkomst zullen de diensten offline worden gehaald en gedurende deze maanden niet zichtbaar zijn voor het publiek (…).[gedaagden in conventie01] is blijkens de inhoud van zijn e-mailbericht van 4 december 2020 (13:03) met dit voorstel - en derhalve met het offline halen van zijn website - akkoord gegaan. Kortom, dat Proximedia met ingang van 30 december 2020 haar dienstverlening heeft opgeschort, met als gevolg dat ook de [website01] offline is gegaan is geen tekortkoming van Proximedia gelet op de gemaakte afspraken hierover met [gedaagden in conventie01] Proximedia was onder de gegeven omstandigheden dan ook niet gehouden om de inloggegevens aan [gedaagden in conventie01] terug te geven. Dat [gedaagden in conventie01] er vervolgens zelf voor heeft gekozen om een nieuwe domeinnaam en e-mailaccount te laten registeren ( [domeinnaam 2] ), en dat voor hem financiële gevolgen heeft gehad, komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico. Dat Proximedia haar werkzaamheden in april 2021 vervolgens opnieuw heeft opgeschort, omdat [gedaagden in conventie01] de facturen niet betaalde en de betalingsregeling niet nakwam maakt dit oordeel niet anders.
4.8.
Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [gedaagden in conventie01] tevens dat Proximedia is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat, ondanks beloftes van Proximedia, hij geen extra klanten heeft gekregen. Daarnaast zijn er nauwelijks werkzaamheden uitgevoerd en zijn deze ondeugdelijk uitgevoerd, aldus [gedaagden in conventie01] Dat Proximedia voor of bij het sluiten van de overeenkomst een bepaald eindresultaat heeft toegezegd (zoals meer bezoekers en klanten) heeft [gedaagden in conventie01] niet onderbouwd en blijkt ook niet uit de door hem ondertekende overeenkomst. In artikel 5.3. van de overeenkomst staat uitdrukkelijk vermeld dat Proximedia is gehouden aan een inspanningsverplichting en niet aan een resultaatsverplichting, zodat het betoog van [gedaagden in conventie01] daarom faalt. Dat Proximedia niet aan deze inspanningsverplichting heeft voldaan en dat de uitgevoerde werkzaamheden ondeugdelijk zijn heeft [gedaagden in conventie01] , na gemotiveerde betwisting hiervan door Proximedia, evenmin onderbouwd zodat aan deze stelling van [gedaagden in conventie01] voorbij zal worden gegaan. Immers dan had het op de weg van [gedaagden in conventie01] gelegen om, gelet op de door Proximedia overgelegde stukken (waaronder diverse landingspagina’s en statistieken over bezoekersaantallen) bescheiden of verklaringen in het geding te brengen die zijn stelling zouden kunnen aantonen. Dat is echter niet gebeurd. De kantonrechter oordeelt dan ook dat niet is komen vast te staan dat Proximedia is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Nu geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Proximedia is er ook geen grond voor schadevergoeding, zodat ook deze vordering zal worden afgewezen. De vraag of er op basis van in de wet neergelegde eisen in gebreke is gesteld en of verzuim is ingetreden, behoeft daarom geen bespreking.
4.9.
Op grond van het vorenstaande moet worden aangenomen dat Proximedia de door haar in rekening gebrachte diensten deugdelijk heeft verricht. Nu [gedaagden in conventie01] de facturen voor deze dienstverlening tot een bedrag van € 1.789,20 (tot en met 30 september 2021) onbetaald heeft gelaten, was Proximedia conform artikel 8.3 van de algemene voorwaarden in dit geval ook gerechtigd om vanaf oktober 2021 de resterende termijnen tot en met de (opgeschoven) einddatum van de overeenkomst (30 juni 2022) op te eisen tot een bedrag van € 1.710,00 (9 x € 190,00). [gedaagden in conventie01] heeft deze berekening inhoudelijk niet betwist zodat in beginsel een bedrag van € 3.499,20 (= € 1.789,20 + € 1.710,00) aan hoofdsom voor toewijzing in aanmerking komt.
Onvoorziene omstandigheid?
4.10.
[gedaagden in conventie01] heeft echter aangevoerd dat de betalingsachterstand in de facturen is ontstaan door de coronacrisis en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor zijn bedrijf. [gedaagden in conventie01] voert aan dat Proximedia met deze bijzondere omstandigheden rekening had moeten houden in de facturatie en had moeten meewerken aan een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst.
4.11.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagden in conventie01] een beroep doet op onvoorziene omstandigheden als bepaald in artikel 6:258 lid 1 BW. Op grond van dat artikel kan de rechter op verlangen van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden indien sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de vereisten van artikel 6:258 lid 1 BW zal niet snel zijn voldaan. Redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats dat een overeenkomst door partijen moet worden nagekomen. Dit betekent dat de kantonrechter zich terughoudend moet opstellen ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden.
4.12.
De kantonrechter stelt voorop dat – gelet op de jurisprudentie die hierover is gewezen met betrekking tot de huur van bedrijfsruimten - een gedwongen bedrijfssluiting in verband met de coronacrisis onder onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW zou kunnen vallen. De vraag is echter of deze omstandigheid tot wijziging van de gevolgen van de overeenkomst tussen partijen moet leiden. Dat is hier niet het geval. Nog daargelaten dat uit de conclusie van antwoord van [gedaagden in conventie01] niet blijkt dat hij het verlangen heeft tot een wijziging van de gevolgen van de overeenkomst of ontbinding van de overeenkomst, acht de kantonrechter de volgende omstandigheden van belang. Vaststaat dat partijen hun overeenkomst tijdens het begin van de coronacrisis hebben afgesloten. Op dat moment was sprake van de eerste lockdown en heerste er op coronagebied nog veel onduidelijkheid. In ieder geval wist [gedaagden in conventie01] of had hij er mee rekening moeten houden dat de gevolgen van de coronapandemie toen nog niet achter de rug waren. Niet in geschil is dat [gedaagden in conventie01] op 28 oktober 2020 in contact is getreden met Proximedia om (vanwege de coronacrisis) kosten te besparen en dat met instemming van [gedaagden in conventie01] het advertentiebudget op nihil is gezet. Begin december 2020 heeft [gedaagden in conventie01] te kennen gegeven dat hij de overeenkomst vanwege de coronacrisis tussentijds wilde beëindigen of opschorten. Daarop is een voorstel van Proximedia tot opschorting gevolgd, welk voorstel door [gedaagden in conventie01] akkoord is bevonden. Kortom, de onduidelijkheid op coronagebied heeft [gedaagden in conventie01] er niet van weerhouden om in overleg met Proximedia diverse regelingen te treffen ter beperking van de gevolgen van de coronacrisis en om een betalingsregeling van
€ 50,00 per maand aan te gaan. Gelet daarop gaat de kantonrechter er vanuit dat de gevolgen van de coronapandemie stilzwijgend in de overeenkomst zijn verdisconteerd en dat er in zoverre geen sprake is van een onvoorziene omstandigheid die van dien aard is dat Proximedia naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Het beroep van [gedaagden in conventie01] op artikel 6:258 BW zal daarom worden verworpen. Op grond van het vorenstaande zal de kantonrechter een bedrag van € 3.499,20 aan hoofdsom toewijzen.
Wettelijke handelsrente
4.13.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal als onweersproken worden toegewezen tot een bedrag van € 359,47 berekend tot 18 november 2022.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
Proximedia vordert de buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 7 van de overeenkomst. In dat artikel wordt weliswaar een percentage van 15 % genoemd voor ‘geleden nadeel’ echter onvoldoende blijkt dat het hier gaat om een beding omtrent de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW als onweersproken toewijzen tot een bedrag van € 474,92 (exclusief btw) conform het tarief zoals vastgelegd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.15.
[gedaagden in conventie01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden deze proceskosten aan de zijde van Proximedia als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 103,33
verschotten:
- BRP € 3,96 (2 x € 1,98)
- DBR € 3,82 (2 x € 1,91)
- KVK
€ 5,08 (1 x € 5,08)
€ 12,86*
- salaris gemachtigde € 498,00 (2 punten x € 249,00)
- griffierecht
€ 487,00
Totaal € 1.101,19
*als vergoeding van kosten voor een uittreksel uit de Basisregistratie Personen en uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt niet meer toegekend dan de in dit geval redelijke en gebruikelijke forfaitaire bedragen (exclusief btw).
4.16.
In reconventie zal [eisers in reconventie01] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 249,00 aan salaris gemachtigde (1 punt voor antwoord in reconventie). De kantonrechter ziet in de verwevenheid van de vorderingen in conventie en reconventie geen aanleiding om salaris gemachtigde in reconventie toe te kennen voor de mondelinge behandeling.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] hoofdelijk om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 4.333,59, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 3.499,20 met ingang van 18 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] hoofdelijk in de proceskosten in conventie, aan de zijde van Proximedia tot dit vonnis vastgesteld op € 1.101,19;
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [eisers in reconventie01] af;
5.4.
veroordeelt [eisers in reconventie01] hoofdelijk in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van Proximedia tot dit vonnis vastgesteld op € 249,00;
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op
16 augustus 2023.