Uitspraak
1.[eiser01] ,
2.
[eiser02],
3.
[eiser03],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak vorderen eisers, bestaande uit drie huurders, dat hun verhuurder, Stichting Mooiland, een dagvaarding uitbrengt tegen een overlast veroorzakende huurder, [naam01], en dat hun huurprijzen worden verminderd wegens de ervaren overlast. De eisers stellen dat zij jarenlang hinder ondervinden van [naam01], die zich schuldig maakt aan geluidsoverlast, bedreigingen en andere ongewenste gedragingen. De eisers baseren hun vorderingen op artikel 7:204 lid 2 BW, dat spreekt over gebreken aan de gehuurde woning. De verhuurder, Mooiland, heeft echter betoogd dat zij voldoende maatregelen heeft genomen om de overlast te adresseren en dat er geen sprake is van een gebrek waarvoor zij aansprakelijk kan worden gesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Mooiland niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de vorderingen van eisers om een ontbindings- en ontruimingsvordering in te stellen tegen [naam01] niet toewijsbaar zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de verhuurder niet verplicht is om een ontbindingsprocedure te starten, gezien de omstandigheden en de genomen maatregelen. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van Mooiland. Het vonnis is uitgesproken op 16 augustus 2023.