ECLI:NL:RBZWB:2023:5822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/408856 / JE RK 23-679 en C/02/410359 / JE RK 23-976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Jong
  • A. de Graaf
  • J. Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek geschillenregeling en verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak

Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak betreffende de minderjarige [minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlengen. De ouders van [minderjarige01] hebben berust in de beslissing dat hun kind niet meer bij hen kan wonen, wat eerder een punt van geschil was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders hun standpunt hebben herzien en nu achter de uithuisplaatsing staan. De rechtbank heeft het verzoek van de GI om de minderjarige niet meer terug te plaatsen bij de ouders afgewezen, omdat de ouders nu inzien dat de plaatsing bij de pleegouders in het belang van [minderjarige01] is. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de periode van 1 september 2023 tot 12 juli 2024, met als doel de samenwerking tussen de ouders en pleegouders te bevorderen en de ouders te begeleiden in hun rol als ouder op afstand. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige omgangsregeling en de ontwikkeling van [minderjarige01].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408856 / JE RK 23-679
(geschillenregeling)C/02/410359 / JE RK 23-976
(verlenging ondertoezichtstelling en
machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 15 augustus 2023
Nadere beschikking van de meervoudige kamer over een geschillenregeling en nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
advocaat: mr. T.I. Visser te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.S. Krol te Rotterdam,
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
[de pleegouders01],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna: de Raad), om de kinderrechter over het verzoek en de samenhangende verzoeken (zoals hierna vermeld) te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de in deze zaken gegeven beschikkingen van 24 mei 2023 (C/02/408856 / JE RK 23-679) en 5 juli 2023 (C/02/410359 / JE RK 23-976) en alle daarin genoemde stukken.
1.2
Op 5 juli 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de verzoeken van de GI (bekend onder zaaknummers: C/02/408856 / JE RK 23-679 en C/02/410359 / JE RK 23-976), het verzoek van de vader (bekend onder zaaknummer: C/02410368 / JE RK 23-979) en het verzoek van de moeder (bekend onder zaaknummer: C/02/410370 / JE RK 23-980) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren gezamenlijk behandeld.
1.3
In de zaken met kenmerk C/02/410368 / JE RK 23-979 en C/02/410370 / JE RK 23-980 wordt bij separate beschikking beslist.
1.4
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, bijgestaan door advocaat mr. T.I. Visser,
advocaat in loondienst van de GI;
- een medewerkster namens de Raad.
1.5
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat mr. Van Doorn digitaal, via MS-Teams, bij de mondelinge behandeling aanwezig was. De overige betrokkenen hebben geen bezwaar tegen deze manier van horen.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2
[minderjarige01] verblijft bij de pleegouders.
2.3
Bij voormelde beschikking van 24 mei 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de behandeling van het verzoek aangehouden tot de mondelinge behandeling van 5 juli 2023.
2.4
Laatstelijk, bij voormelde beschikking van 5 juli 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd met ingang van 12 juli 2023 tot 1 september 2023. Eveneens is de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [minderjarige01] verlengd met ingang van 12 juli 2023 tot 1 september 2023. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

3.De resterende verzoeken

3.1
Thans ligt ter beoordeling voor het verzoek van de GI om, uitvoerbaar bij voorraad;
- te verklaren dat de GI op goede gronden is gekomen tot het besluit om de minderjarige niet meer terug te plaatsen bij de ouder(s) en;
- te bepalen dat de doelen van de ondertoezichtstelling vanaf heden niet meer gericht zijn op het toewerken naar een thuisplaatsing;
- dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt,
alsmede
- het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening van pleegzorg voor de periode van 1 september 2023 tot 12 juli 2024.

4.De standpunten

C/02/408856 / JE RK 23-679
4.1
Door en namens de GI wordt aangevoerd dat er op 4 juli 2023, de dag voorafgaande aan de mondelinge behandeling, een evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig de GI, de ouders en de pleegouders. Dit was een goed gesprek. De ouders zien in dat de plaatsing van [minderjarige01] bij de pleegouders moet worden gecontinueerd. In beginsel waren de ouders tegen het perspectiefbesluit, maar gezien wordt dat de ouders hier nu in berusten. Dit zorgt bij [minderjarige01] voor rust en duidelijkheid. Het is in zijn belang dat het goed gaat. De ouders hebben laten zien dat zij het belang van [minderjarige01] kunnen laten prevaleren. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling trekt de GI het verzoek in, omdat de ouders zich conformeren aan de situatie dat [minderjarige01] niet meer bij hen komt wonen en de GI ook niet terugwerkt naar een terugplaatsing bij hen.
4.2
Door en namens de moeder wordt beaamd dat de moeder inmiddels achter de uithuisplaatsing van [minderjarige01] staat. Zij heeft de insteek om haar moederrol op afstand te vervullen, waarbij een goede omgangsregeling heel belangrijk voor haar is. De moeder heeft losgelaten dat er sprake is van een perspectief van [minderjarige01] bij haar. Ondanks dat zij dit heel moeilijk vindt, laat zij zien in het belang van [minderjarige01] te kunnen denken. De komende tijd dient er volgens haar gewerkt te worden aan een rol op afstand. De moeder vindt het belangrijk om te benadrukken dat zij het nog steeds niet eens is met de onderbouwing van het perspectiefbesluit en de gronden daarvan. Hoewel de moeder dus bezwaren heeft bij de totstandkoming van het perspectiefbesluit, kan zij wel berusten in de uitkomst daarvan. De moeder concludeert dat er hiermee geen sprake meer is van een geschil. Wat de moeder betreft dient onderhavig verzoek van de GI daarom te worden afgewezen.
4.3
Door en namens de vader wordt eveneens beaamd dat hij inmiddels achter de uithuisplaatsing van [minderjarige01] staat. De vader sluit zich aan bij wat namens de moeder naar voren is gebracht.
4.4
Door en namens de pleegouders wordt aangevoerd dat de ouders nu een ander standpunt hebben ingenomen. Zij verdienen hiervoor een compliment. Het perspectiefbesluit moet luiden dat het opvoedperspectief bij de pleegouders moet liggen. De pleegouders hebben vertrouwen in de toekomst.
C/02/410359 / JE RK 23-976
4.5
De standpunten van alle betrokkenen zijn reeds opgenomen bij voormelde beschikking van 5 juli 2023. De standpunten zoals in die beschikking vermeld, zullen als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

5.De nadere beoordeling

C/02/408856 / JE RK 23-679
5.1
De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de ouders hun standpunt over het perspectief van [minderjarige01] hebben herzien. Zij kunnen er inmiddels achter staan dat [minderjarige01] niet meer bij een van zijn ouders gaat wonen in de toekomst. Hoewel zij de route naar het perspectiefbesluit bekritiseren, berusten zij in de uitkomst daarvan. De rechtbank begrijpt dat dit voor de ouders een moeilijke stap is geweest en complimenteert de ouders dat zij desondanks het belang van [minderjarige01] hebben laten prevaleren.
5.2
Nu de GI het verzoek heeft ingetrokken, is het belang bij een verdere behandeling daarvan komen te vervallen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
C/02/410359 / JE RK 23-976
5.3
In de beschikking van 5 juli 2023 is reeds overwogen dat [minderjarige01] sinds lange tijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat deze ontwikkelingsbedreiging nog onverminderd aanwezig is. Hulpverlening in het vrijwillige kader is niet mogelijk en een voorzetting van het verblijf van [minderjarige01] bij de pleegouders is geïndiceerd. [minderjarige01] laat gedragsproblemen zien en dat vraagt veel van de opvoeders. De ouders kunnen dit onvoldoende bieden. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de ouders hun standpunt betreffende het perspectief van [minderjarige01] bij de pleegouders hebben bijgesteld. Zij hebben er in berust dat er geen sprake meer kan zijn van een terugplaatsing van [minderjarige01] bij een van hen. Beide ouders staan achter een verlenging van beide maatregelen voor de verzochte duur. Ook de pleegouders staan daar achter.
5.4
Gelet op het voorgaande is genoegzaam gebleken dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moeten worden. De gronden voor de ondertoezichtstelling (artikel 1:255 BW) en de machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 1:265b BW) zijn nog aanwezig. Bovendien heeft de rechtbank zich ervan vergewist dat de ouders en de pleegouders instemmen met het verzoek van de GI.
5.5
In de komende periode dient gewerkt te worden aan de volgende doelen:
- de samenwerking tussen de ouders en de pleegouders;
- het monitoren van die samenwerking;
- het treffen van een passende omgangsregeling;
- het begeleiden van de ouders in hun rol als ouder op afstand;
- de algemene ontwikkeling van [minderjarige01] .
5.6
De rechtbank staat nog voor de vraag hoe lang deze maatregelen moeten worden verlengd. In tegenstelling tot het advies van de Raad, ziet de rechtbank geen aanleiding om beide maatregelen voor een kortere termijn te verlengen dan verzocht door de GI. Ondanks dat er nu duidelijkheid is over het feit dat er niet meer toegewerkt gaat worden naar een thuisplaatsing, zijn de doelen waaraan nog moet worden gewerkt van dien aard dat een verlenging met ruim tien maanden noodzakelijk en gepast is. De rechtbank benadrukt daarbij dat het heel belangrijk is dat op zorgvuldige wijze vorm gegeven wordt aan de bezoeken tussen de ouders en [minderjarige01] , dat de mogelijkheden tot uitbreiding van de omgang met de ouders in kaart worden gebracht en dat de ouders worden ondersteund in het vorm geven van hun rol als ouder op afstand. De rechtbank zal het verzoek van de GI toewijzen voor de resterende duur.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak met kenmerk C/02/408856 / JE RK 23-679:
wijst het verzoek van de GI af;
In de zaak met kenmerk C/02/410359 / JE RK 23-976:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] met ingang van 1 september 2023 tot 12 juli 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 1 september 2023 tot 12 juli 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023 door
mr. De Jong, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Kempen, allen kinderrechters, in aanwezigheid van Can als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.