Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411939 / JE RK 23-1280
Datum uitspraak: 21 augustus 2023
beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende
[minderjarige01] ,
geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[de vader01] ,
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] .
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 juli 2023, ingekomen bij de griffie op 12 juli 2023.
Op 7 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord is:
- de vader.
- de vader.
Hoewel daartoe correct zijn opgeroepen is de moeder, met kennisgeving vooraf, niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Eveneens is niet verschenen een vertegenwoordiger namens de GI.
De kinderrechter zet de mondelinge behandeling voort in afwezigheid van de moeder en de GI. De vader heeft hiertegen geen bezwaar.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 1 maart 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 1 maart 2022 tot 1 maart 2023. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige01] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdzorg, met ingang van 1 maart 2022 tot 1 september 2022.
Laatstelijk, bij beschikking van 22 februari 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 1 maart 2023 tot 1 maart 2024.
De GI heeft de vader op 15 juni 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] . Hierin zijn de volgende aanwijzingen opgenomen:
“
De GI wil dat u zich houdt aan de door de GI opgelegde afspraak dat u enkel
De GI wil dat u zich houdt aan de door de GI opgelegde afspraak dat u enkel
- volwassenproblematiek met moeder bespreekt en niet met [minderjarige01] . U doet dit in de door de GI aangemaakte groepsapp zodat de GI dit kan volgen en verder wordt er niet buiten die groepsapp om geappt tussen u en [voornaam01]. Wanneer u contact hebt met [minderjarige01] gaat dit niet over volwassenproblematiek zoals waar zij volgens u moet wonen of hoe u denkt over [voornaam01] of negatieve zaken. Wanneer u contact hebt met [minderjarige01] gaat dit over zaken die [minderjarige01] niet belasten en die passend zijn voor een kind van 14 jaar. “
Daarbij is nog aan de vader gemeld dat indien niet aan de aanwijzingen wordt gehouden, de GI genoodzaakt is de kinderrechter te betrekken. Door de GI is daarnaast gewezen op onder meer de mogelijkheid om de kinderrechter te verzoeken de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, waarbij sprake kan zijn van een dwangmiddel (dwangsom of lijfsdwang), een dwangsom van € 10,= per dag dat hij niet in de groepsapp zit. Bij de rechtsmiddelen is onder meer aangegeven wie een verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijk aanwijzing kan indienen en binnen welke periode.
De vooraankondiging is op 30 mei 2023 verzonden. Er is daartegen door de vader geen zienswijze ingebracht.
Het verzoek
De GI heeft om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 15 juni 2023 verzocht en het opleggen van een dwangsom ter hoogte van € 60,= voor iedere dag dat de met gezag belaste ouder (naar de kinderrechter begrijpt de vader) de aanwijzing niet opvolgt.
Het standpunt van de GI
De GI voert schriftelijk, samengevat, het volgende aan. De vader heeft door de GI gestuurde brieven ongeopend retour gezonden. Hij geeft aan dat niemand iets te zeggen heeft over wat hij moet doen, geen GI en geen rechter. Daarnaast weigert hij mee te werken en hij ziet niet in dat zijn gedrag nadelig is voor het welzijn van [minderjarige01] . De GI ziet de schriftelijke aanwijzing als hulpmiddel, zodat de vader zijn eigen emoties opzij kan zetten en handelt met het belang van [minderjarige01] voorop gesteld. Zij wordt door hem constant op de hoogte gebracht van volwassenproblematiek, terwijl zij door kindeigen problematiek een kwetsbaar meisje is. In het plan van aanpak van 15 juni 2023 zijn afspraken gemaakt, waarbij een van de afspraken is dat de ouders een bij [minderjarige01] passende ouderrol vervullen, waarbij zij samen kunnen communiceren in het belang van [minderjarige01] en de ouders communiceren binnen de door de GI aangemaakte groepsapp. De GI monitort de communicatie in deze app en kan indien nodig ingrijpen. Volwassenzaken worden niet met [minderjarige01] besproken, en buiten de gezamenlijke groepsapp.
Het standpunt van belanghebbenden
De vader brengt, kort samengevat, naar voren dat hij de GI niet erkent. Volgens de vader heeft de GI haar zaken niet op orde. De GI zet hem met de rug tegen de muur. De vader is een open boek en is eerlijk, ook tegen [minderjarige01] . Als zij vraagt naar volwassenzaken, dan geeft de vader haar eerlijk antwoord. Hij gaat dit niet anders doen. De vader wil [minderjarige01] beschermen tegen wereldproblemen zoals de oorlog en natuurrampen. Hierover praat hij met haar. De GI wil dat de vader deelneemt aan de groepsapp, maar daarmee is hij het niet eens. Hij betaalt zijn eigen telefoonrekening, dus hij bepaalt aan welke groepsapps hij al dan niet deelneemt. De dwangsom vindt de vader onzin. Het is juist de GI die een dwangsom zou moeten betalen. Zij doet haar werk niet goed. De vader heeft bijvoorbeeld meerdere malen zijn zorgen geuit over de stagenering van de schoolgang van [minderjarige01] en over haar beïnvloedbaarheid. Hier wordt door de GI niets aan gedaan.
Omdat de moeder niet bij de mondelinge behandeling aanwezig was, heeft de kinderrechter haar standpunt op het verzoek niet kunnen vernemen.
De beoordeling
Op grond van artikel 1:263 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. In het tweede lid van voornoemd artikel is bepaald dat de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing opvolgen. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tegelijkertijd kan een door de wet toegelaten dwangmiddel worden verzocht bij niet nakoming van deze aanwijzing tenzij het belang van het kind zich tegen oplegging daarvan verzet.
De schriftelijke aanwijzing van de GI wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Het geven van een aanwijzing is een vrij ingrijpende beslissing waartoe pas dient te worden overgegaan als de gewenste medewerking van de ouders dan wel de minderjarige niet door overleg en overreding kan worden bereikt. De aanwijzing moet in elk geval het doel van de ondertoezichtstelling dienen en mag niet in strijd komen met het recht. Daarvoor dient beoordeeld te worden of het besluit van de GI zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd. Dat is naar het oordeel van de kinderrechter beide het geval. De kinderrechter overweeg als volgt.
Gesteld noch gebleken is dat de schriftelijke aanwijzing niet op de juiste wijze tot stand is gekomen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige01] onder toezicht van de GI is gesteld en dat dit met zich meebrengt dat de uitvoering daarvan in handen is van die GI. Zij was daarom bevoegd en er was aanleiding om aan de met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing te geven, nu zij door toedoen van de vader niet in de gelegenheid wordt gesteld om uitvoering te geven aan de maatregel. De schriftelijke aanwijzing is zorgvuldig opgesteld en voldoet aan de hieraan te stellen eisen. De aanwijzing is voldoende concreet en duidelijk in wat van de vader verwacht wordt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de vader volhardt in zijn standpunt niet aan de groepsapp te zullen deelnemen. Onder het mom van ‘wie betaalt, bepaalt’ weigert de vader de schriftelijke aanwijzing van de GI om te communiceren via de groepsapp uit te voeren. Nu het deelnemen aan een groepsapp niet leidt tot hogere telefoonkosten, gaat de kinderrechter aan dit bezwaar van de vader voorbij.
Voorts erkent de vader volwassenproblematiek met [minderjarige01] te bespreken. Hij geeft daarbij aan een ‘open boek’ naar haar te zijn. Dat de vader [minderjarige01] belast met volwassenzaken is de kinderrechter bij de mondelinge behandeling daarom genoegzaam gebleken. De vader heeft immers onder meer verklaard zich ernstige zorgen te maken over problemen die momenteel in de wereld spelen. Onderwerpen als oorlog en natuurrampen worden met [minderjarige01] besproken. De vader wijst haar daarbij op gevaren en maakt haar deelgenoot van de vrees die hij heeft. Nog los van de vraag of deze gevaren reëel zijn, met het bespreken daarvan en andere volwassenproblematiek wordt [minderjarige01] , gelet op haar kwetsbaarheid, kindeigen problematiek, leeftijd en belast verleden ernstig belast.
Het is de kinderrechter verder genoegzaam gebleken dat de vader voor nu en de (nabije) toekomst niet van plan is zich te voegen naar de regels die de GI hem voorschrijft. De schriftelijke aanwijzing is dan ook noodzakelijk om de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen te bereiken. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat het voor de vader een kleine moeite is de door de GI gestelde regels op te volgen; het deelnemen aan een groepsapp is eenvoudig en snel te realiseren. Aldus kan de vader op een eenvoudige wijze inzicht geven op de vraag of hij [minderjarige01] wel of niet belast met volwassenproblematiek.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing zal bekrachtigen.
Dwangsom
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een dwangsom bij niet nakoming van de schriftelijke aanwijzing moet worden toegewezen. Daartoe is redengevend dat het niet aannemelijk is dat de vader de schriftelijke aanwijzing en de bekrachtiging daarvan zonder dwangsom zal naleven, nu hij niet openstaat voor enige aanwijzing van de GI. De kinderrechter overweegt dat de dwangsom hier als hulpmiddel ingezet dient te worden om de vader te bewegen tot een samenwerking en deelname aan de groepsapp.
De kinderrechter ziet aanleiding om de door de GI verzochte dwangsom ter hoogte van
€ 60,= te matigen. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat de GI in de schriftelijke aanwijzing uitgaat van een bedrag van € 10,= per dag dat de vader de schriftelijke aanwijzing niet opvolgt. Omdat de GI nalaat om nader te onderbouwen waarom de dwangsom in het verzoek in hoogte is gewijzigd, kan de kinderrechter het verzoek niet volledig toewijzen. De kinderrechter sluit daarom aan bij de in de schriftelijke aanwijzing genoemde dwangsom ter hoogte van € 10,= voor iedere dag dat de vader de schriftelijk aanwijzing niet nakomt. De kinderrechter zal de dwangsom maximeren, zoals hierna in het dictum te vermelden.
Tot slot
De kinderrechter betreurt het dat de GI, als verzoeker, niet bij de mondelinge behandeling aanwezig was. In een zaak als deze en gelet op de verstandhouding met de vader, die al niet goed is, was aanwezigheid van de GI gepast en gewenst geweest. Desalniettemin kan de kinderrechter ook zonder aanwezigheid van de GI op het verzoek beslissen.
De beslissing
De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 15 juni 2023;
legt op aan de vader een dwangsom van € 10,= (zegge: tien euro) voor iedere dag dat hij de schriftelijke aanwijzing niet nakomt tot een maximum van € 5.000,= (zegge: vijfduizend euro) is bereikt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2023.