ECLI:NL:RBZWB:2023:5842

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/412170 / JE RK 23-1331
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na eerdere voorlopige maatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 augustus 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor negen maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige01], die opgroeit in een onveilige omgeving door het drugsgebruik van de ouders en hun gebrek aan opvoedvaardigheden. Ondanks de positieve ontwikkeling van de moeder, die meewerkt aan drugstesten, is er onvoldoende openheid over het verleden en de huidige situatie van de ouders. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling voor twaalf maanden toe te wijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor negen maanden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412170 / JE RK 23-1331
Datum uitspraak: 8 augustus 2023
Beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND,
locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2023 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters, te Middelburg,
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een onbekend adres, maar thans verblijvende te [plaats01] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters, te Middelburg,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 20 juli 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de griffie op 20 juli 2023;
- de e-mail met een bijlage van mr. Wouters van 25 juli 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door mr. Wouters als advocaat en de heer [tolk01] als tolk in de Poolse taal voor de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

Bij beschikking van 15 mei 2023 is de destijds nog ongeboren [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 15 mei 2023 en tot 29 mei 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 26 mei 2023 is de voorlopige ondertoezichtstelling verlengd tot 15 augustus 2023.
Op 30 mei 2023 is [minderjarige01] geboren.
De vader heeft [minderjarige01] erkend. Ouders hebben de geslachtsnaam van de vader gekozen als geslachtsnaam van [minderjarige01] , waardoor [minderjarige01] thans “ [geslachtsnaam01] ” heet. Doordat de vader [minderjarige01] heeft erkend, is hij samen met de moeder met het gezag over [minderjarige01] belast.
Bij beschikking van 31 mei 2023 is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een ziekenhuis en aansluitend in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 31 mei 2023 en tot 14 juni 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 13 juni 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin verlengd tot 17 juli 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 12 juli 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin verlengd tot 15 augustus 2023. Op basis hiervan verblijft [minderjarige01] in een pleeggezin.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De Raad handhaaft het verzoek. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige01] . De ouders zijn op dit moment nog niet in staat om [minderjarige01] een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. Er is allereerst nog veel onduidelijk over het drugsgebruik en de druggerelateerde activiteiten van de ouders. Tijdens de zwangerschap werd de moeder positief getest op drugs en zijn er drugs aangetroffen in de woning van de ouders. Hoewel er thans sprake is van een prille positieve ontwikkeling nu de moeder meewerkt aan het afnemen van drugstesten en de recent bij haar afgenomen testen negatief zijn, geven de ouders hier nog geen volledige openheid over. Dat is wel nodig om een veiligheidsinschatting bij de ouders te kunnen maken. Daarnaast beschikken de ouders over onvoldoende kennis en ervaring om aan te kunnen sluiten bij de behoeften van [minderjarige01] . Dat is zorgelijk, omdat [minderjarige01] gelet op zijn zeer jonge leeftijd erg kwetsbaar en volledig afhankelijk is van de mensen om hem heen. Verder zijn er zorgen over de relatie van de ouders. Als [minderjarige01] wordt blootgesteld aan de mogelijke spanningen tussen de ouders kan hem dat veel stress bezorgen, als gevolg waarvan hij in zijn ontwikkeling wordt belemmerd. De ouders doen overigens wel hun best om te voldoen aan de voorwaarden die de GI heeft gesteld. Zo hebben zij inmiddels een andere woning. Op dit moment zijn de ouders echter nog onvoldoende in staat om de bedreiging van [minderjarige01] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen en de hulpverlening in afdoende mate te accepteren. Het is bovendien nog niet duidelijk of de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] binnen een voor [minderjarige01] aanvaardbare termijn zelf kunnen dragen. Dat moet de komende tijd worden onderzocht. Ook zal het traject goed genoeg ouderschap moeten worden ingezet om meer duidelijkheid te krijgen over het toekomstperspectief van [minderjarige01] . Een periode van vier maanden is daar niet lang genoeg voor. De uithuisplaatsing wordt daarom bij voorkeur niet voor korte duur, maar voor de volledige verzochte duur van negen maanden toegewezen.
Namens de ouders heeft de advocaat primair afwijzing van het verzoek bepleit. De ouders zijn van mening dat zij de zorg en opvoeding van [minderjarige01] vanaf nu zelf kunnen dragen en willen dat ook erg graag. Zij zijn inderdaad nog wat onervaren, net zoals elke jonge (eerste) ouder dat is. De ouders hebben bovendien geen kraamhulp ontvangen. Het is dus logisch dat zij nog niet precies weten hoe zij met [minderjarige01] om moeten gaan. Daar kunnen zij vanuit huis verder in worden ondersteund. De ouders zien zelf ook in dat zij nog veel moeten leren over de zorg en opvoeding van [minderjarige01] , maar vinden dat zij daar wel een eerlijke kans voor moeten krijgen. Op dit moment zien zij [minderjarige01] maar twee keer per week een uurtje, waarbij er ook nog eens iemand voortdurend met hen meekijkt. Dat is veel te weinig. Verder hebben de ouders er alles eraan gedaan om aan de voorwaarden van de GI te voldoen. Zo zijn er sinds mei 2023 geen signalen meer van drugsgebruik, hebben de ouders een nieuwe woning gevonden waar geen drugs aanwezig zijn en hebben zij een stabiele relatie. De ouders hebben het gevoel dat zij niets tegen de uithuisplaatsing kunnen doen. Subsidiair verzoekt de advocaat om [minderjarige01] in het netwerkpleeggezin van de grootouders vaderszijde te plaatsen. De familie van de vader is zeer betrokken bij [minderjarige01] en de grootouders zijn bereid om de zorg voor [minderjarige01] op zich te nemen. Ook zullen zij een stapje terugdoen in de verzorging en opvoeding als blijkt dat de ouders daar zelf toe in staat worden geacht. Daarbij stelt de advocaat voor om de uithuisplaatsing voor korte duur toe te wijzen, zodat er de komende tijd een vinger aan de pols gehouden kan worden en indien nodig snel een perspectiefbesluit kan worden genomen.
De GI acht de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] noodzakelijk. De zorgen zijn met name gelegen in de beschikbaarheid van de ouders en hun gebrek aan inzicht en vaardigheden ten aanzien van de zorg en opvoeding van [minderjarige01] . De GI betwijfelt of de ouders erin zullen slagen om (de zorg en opvoeding van) [minderjarige01] als hun prioriteit te zien en in staat zullen zijn om de zorg en opvoeding te dragen. Zij zijn nog erg jong en moeten nog veel leren. Hoewel de ouders bereid zijn om aan hun opvoedvaardigheden te werken, is hen dat tot op heden nog onvoldoende gelukt. De ouders zijn op dit moment bovendien nog te onbetrouwbaar richting de hulpverlening. Zij zeggen geregeld hun afspraken af, reageren regelmatig niet of zijn onbereikbaar voor de GI. Hoewel er op dit moment veel van de ouders wordt gevraagd, is het wel aan hen om zich volledig voor de hulpverlening en daarmee voor [minderjarige01] in te zetten. Daarbij begrijpt de GI dat het voor de ouders niet helemaal duidelijk is waar zij aan moeten voldoen alvorens sprake is van goed genoeg ouderschap. Daarom moet het traject goed genoeg ouderschap bij de ouders worden opgestart. Ook moet er diagnostiek worden ingezet nu er nog veel onduidelijk is over de persoonlijkheidsstructuren van de ouders. Het is wel positief dat er nu zicht is op het middelengebruik van de ouders. Verder gaat het erg goed met [minderjarige01] ; hij groeit goed en is gezond. Het is voor hem van groot belang dat hij op korte termijn in het netwerkpleeggezin van de grootouders vaderszijde kan worden geplaatst. De begeleide omgang tussen [minderjarige01] en de ouders kan dan worden uitgebreid, waardoor de ouders ook meer mogelijkheden krijgen om te laten zien waar zij toe in staat zijn. Tot slot bevestigt de GI dat in eerste instantie wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [minderjarige01] bij de ouders. De ouders hebben volgens de GI de potentie om uiteindelijk de zorg en opvoeding voor [minderjarige01] zelf te dragen.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Machtiging tot uithuisplaatsing
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op basis van de stukken en de informatie die is gedeeld tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal [minderjarige01] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 8 augustus 2023 en tot 8 augustus 2024. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. De kinderrechter zal het de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin dan ook toewijzen voor de duur van negen maanden, met ingang van 8 augustus 2023 en tot 8 mei 2023. De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
De kinderrechter constateert met de Raad dat [minderjarige01] , gelet op zijn zeer jonge leeftijd, een kwetsbare baby is die volledig afhankelijk is van zijn opvoeders en verzorgers. Er is thans nog geen sprake van een veilige en stabiele opvoedingsomgeving bij de ouders, vanwege de onduidelijkheid die er bestaat over mogelijk drugsgebruik, de zorgen over de relatie van de ouders en omdat de ouders nog niet over voldoende opvoedvaardigheden en inzicht lijken te beschikken om te kunnen aansluiten bij de behoeften van [minderjarige01] . De kinderrechter heeft daarom grote zorgen of de ouders op dit moment in staat en beschikbaar genoeg zijn om voor de jonge, kwetsbare [minderjarige01] te zorgen.
Tegelijkertijd begrijpt de kinderrechter dat de moeder haar medewerking verleent aan het afnemen van drugstesten en dat de recent afgenomen testen steeds negatief zien. Ook de vader heeft verklaard te willen meewerken aan het afnemen van deze testen. Dat vindt de kinderrechter positief, maar deze ontwikkeling is nog wel erg pril. Daarbij stelt de kinderrechter vast dat, hoewel de ouders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om de hulpverlening te accepteren en zich inzetten om de voorwaarden van de GI na te leven, zij nog geen volledige openheid hebben gegeven over hun drugsgebruik en de mogelijke druggerelateerde activiteiten. Ook is de bereidheid van de ouders ten aanzien van het accepteren van en actief meewerken aan de hulpverlening nog niet altijd optimaal, nu zij geregeld afspraken afzeggen, niet meer reageren en onbereikbaar voor de hulpverlening zijn op belangrijke momenten. Mede als gevolg daarvan is er op dit moment nog onvoldoende zicht op de opvoedomgeving van de ouders, hun opvoedvaardigheden en hun mogelijkheden om zich hierin leerbaar op te stellen. Het is belangrijk dat hier snel meer duidelijkheid over wordt verkregen en daarbij is een strakke regievoering vanuit de GI noodzakelijk. Het is aan de ouders om daar hun volledige medewerking aan te verlenen door eerlijk tegen de GI en de hulpverlening te zijn, zich begeleidbaar op te stellen en de tips en adviezen die zij krijgen ter harte te nemen en toe te passen. Op die manier kan de meest effectieve samenwerking worden bereikt.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter ook van oordeel dat een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van zijn veilige opvoeding en verzorging. De kinderrechter begrijpt dat de ouders erg graag voor [minderjarige01] willen zorgen en willen bewijzen dat zij daartoe in staat zijn. Naar het oordeel van de kinderrechter moeten de bovengenoemde zorgen echter eerst worden weggenomen. Nu de netwerkscreening naar de familie vaderszijde kortgeleden positief is afgerond, dient [minderjarige01] in het netwerkpleeggezin van de grootouders vaderszijde te worden geplaatst. Dit zal zorgen voor een meer laagdrempelige betrokkenheid van de ouders, hetgeen de kinderrechter in het belang van [minderjarige01] acht. De komende tijd dient te worden onderzocht of een thuisplaatsing van [minderjarige01] mogelijk is en wat daar voor nodig is. Daarbij benadrukt de kinderrechter nogmaals dat hij van de ouders verwacht dat zij hun volledige medewerking verlenen aan de noodzakelijke geachte hulpverlening met als doel om [minderjarige01] weer bij hen teruggeplaatst te krijgen. De kinderrechter zal het verzoek tot slot voor de volledig verzochte duur toewijzen, omdat er nog veel stappen moeten worden gezet.
Uitvoerbaar bij voorraad
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 8 augustus 2023 en tot 8 augustus 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin met ingang van 8 augustus 2023 en tot 8 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 22 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.