ECLI:NL:RBZWB:2023:5849

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10404312 CV EXPL 23-1005
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindigingsovereenkomst en loondoorbetaling bij ziekte in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een geschil ontstaan tussen [eiser] en ZWA Saneringen B.V. over de nakoming van een beëindigingsovereenkomst. [eiser] was in dienst bij ZWA Saneringen en heeft zich op 13 augustus 2022 ziek gemeld. De arbeidsovereenkomst is beëindigd per 30 oktober 2022, maar ZWA Saneringen heeft het loon en de vakantietoeslag over de periode van 12 september 2022 tot en met 30 oktober 2022 niet voldaan. [eiser] vordert betaling van het achterstallige loon en vakantietoeslag, alsook wettelijke verhoging en rente.

ZWA Saneringen betwist de vordering en stelt dat [eiser] niet ziek was, maar dat zijn vrouw ziek was. De kantonrechter oordeelt dat ZWA Saneringen niet heeft voldaan aan haar verplichtingen, omdat zij geen arbeidsdeskundig rapport heeft aangevraagd om de arbeidsongeschiktheid van [eiser] vast te stellen. De kantonrechter concludeert dat [eiser] recht heeft op 70% van zijn loon, omdat de toepasselijkheid van de CAO Bouw en Infra niet voldoende is onderbouwd door [eiser].

De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe voor een totaalbedrag van € 4.181,85, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. ZWA Saneringen wordt veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10404312 \ CV EXPL 23-1005
Vonnis van 2 augustus 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: FNV Individuele Belangenbehartiging,
tegen
ZWA SANERINGEN B.V.,
te Dongen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ZWA Saneringen,
procederend bij haar [directeur] en haar [bestuurder] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 mei 2023
- de brief van 22 juni 2023 van [eiser] met een aanvullende productie,
- de mondelinge behandeling van 19 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] is op 31 december 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij ZWA Saneringen. De functie die [eiser] vervulde was die van Toezichthouder Asbestloop, met een salaris van € 2.712,76 bruto per periode van vier weken, op basis van 40 uur per week.
2.2
Deze arbeidsovereenkomst is door middel van een beëindigingsovereenkomst per 30 oktober 2022 met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.3
In artikel 2.1 van die beëindigingsovereenkomst is bepaald:

Tot aan de einddatum behoudt werknemer aanspraak op salaris, vakantietoeslag alsmede alle overige emolumenten waarop uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met werkgeefster aanspraak bestaat, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald”.
2.4
Op of omstreeks 13 dan wel 15 augustus 2022 heeft [eiser] zich ziek gemeld en heeft hij tot 30 oktober 2022 geen werkzaamheden meer verricht voor ZWA Saneringen.
2.5
Op 24 oktober 2022 heeft ZWA Saneringen diverse bedrijfseigendommen opgehaald bij [eiser] . ZWA Saneringen heeft die dag € 1.000,00 contant aan [eiser] betaald.
2.6
ZWA Financieren heeft het loon en de vakantietoeslag over de periode 12 september 2022 tot en met 30 oktober 2022 niet voldaan aan [eiser] .

3.Het geschil

3.1
[eiser] legt aan zijn vordering de beëindigingsovereenkomst ten grondslag. Op grond van artikel 2 van die overeenkomst is ZWA Saneringen nog een bedrag van € 4.756,01 bruto aan loon verschuldigd over week 37 tot en met week 43 van 2022 (periode 12 september tot en met 30 oktober 2022), alsmede een bedrag van € 380,48 ter zake 8% vakantietoeslag over diezelfde periode. Daarnaast vordert [eiser] de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en veroordeling van ZWA Sanering in de kosten van deze procedure.
3.2
ZWA Saneringen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . ZWA Saneringen voert aan dat zij artikel 2 van de beëindigingsovereenkomst niet hoeft na te komen, omdat [eiser] vanaf 8 augustus 2022 – ondanks verzoeken van ZWA Saneringen daartoe – geen arbeid meer heeft verricht. Hoewel [eiser] op 15 augustus 2022 heeft verzocht om hem met terugwerkende kracht ziek te melden, heeft ZWA Saneringen dit geweigerd. Volgens haar was [eiser] zelf niet ziek, maar zijn vrouw die op dat moment in het ziekenhuis lag. Zodoende is ZWA Saneringen niet gehouden het loon en de vakantietoeslag vanaf 12 september 2022 tot 30 oktober 2022 te betalen.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Bij de beoordeling staat voorop dat partijen een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten zoals bedoeld in artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een dergelijke overeenkomst is bedoeld om onzekerheid of een geschil te beëindigen of te voorkomen door middel van een schriftelijke overeenkomst. In beginsel zijn partijen aan de door hen gesloten overeenkomst gebonden. Dit kan alleen anders zijn indien dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.2
Geoordeeld wordt als volgt. Het standpunt van ZWA Saneringen dat [eiser] niet daadwerkelijk arbeidsongeschikt was al gevolg van ziekte zal worden gepasseerd. Omdat ZWA Saneringen de ziekmelding van [eiser] niet heeft geaccepteerd, had het op haar weg gelegen om een advies van een bedrijfsarts of een arbeidsdeskundig rapport aan te vragen. Of er sprake is van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte is immers voorbehouden aan het oordeel van de bedrijfsarts of een arbeidsdeskundige en niet aan de werkgever. Nu ZWA Saneringen heeft nagelaten een bedrijfsarts of arbeidsdeskundige in te schakelen kan de kantonrechter niet vaststellen dat [eiser] arbeidsgeschikt was en zal er dan ook vanuit worden gaan dat er sprake was van ziekte bij [eiser] . Dit betekent dat er geen sprake is van omstandigheden die maken dat ZWA Saneringen niet aan artikel 2 van de beëindigingsovereenkomst hoeft te voldoen, zodat zij het loon en de vakantietoeslag over de periode 12 september 2022 tot en met 30 oktober 2022 aan [eiser] is verschuldigd.
4.3
[eiser] stelt zich vervolgens op het standpunt dat hij bij ziekte recht heeft op 100% doorbetaling van het salaris, omdat de CAO Bouw en Infra van toepassing is, hetgeen door ZWA Saneringen wordt betwist. Nu de toepasselijkheid van de CAO Bouw en Infra onvoldoende gemotiveerd onderbouwd gesteld is door [eiser] , is niet vast komen te staan dat [eiser] recht heeft op 100% doorbetaling bij ziekte. Op basis van artikel 7:629 BW heeft [eiser] recht op 70% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon. Dit betekent dat een bedrag van € 3.595,54 (€ 4.756,01 plus € 380,48 = € 5.136, 49 x 70%) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid toewijsbaar is.
4.4
Het door ZWA Saneringen contant betaalde bedrag van € 1.000,00 op 24 oktober 2022 is in de berekening onder 4.3. buiten beschouwing gelaten bij het toewijsbare bedrag. Ter zitting is naar aanleiding van een mededeling van [directeur] komen vast te staan dat dit bedrag als schenking wegens de privé situatie van [eiser] moet worden beschouwd.
4.5
[eiser] heeft de wettelijke verhoging van 50% (ex artikel 7:625 BW) over het loon gevorderd. Die verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om tijdig de salarisbetalingen te verrichten en is verschuldigd indien het in geld vastgesteld loon niet binnen drie dagen na het loontijdvak of niet binnen de termijn die in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen is betaald. Aangezien de arbeidsovereenkomst is beëindigd en de grondslag van de vordering nakoming van de beëindigingsovereenkomst is, bestaat er geen aanleiding om de wettelijke verhoging toe te wijzen.
4.6
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, zijnde een bedrag van € 586,31.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is als vermogensschade toewijsbaar vanaf de dag van de dagvaarding of zoveel eerder als de schuldenaar dienaangaande in verzuim is en voor zover die kosten voordien daadwerkelijk zijn gemaakt. Nu echter niet gesteld is op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk door [eiser] zijn betaald, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding (23 maart 2023).
4.7
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom € 3.595,54
- buitengerechtelijke incassokosten € 586,31
------------
Totaal € 4.181,85
4.8
De gevorderde wettelijke rente over voormelde bedragen is wegens betalingsverzuim toewijsbaar.
4.9
ZWA Saneringen is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,29
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2,00 punten x tarief € 264,00)
- nakosten € 132,00
------------
Totaal: € 1.036,29

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt ZWA Saneringen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.595,54, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt ZWA Saneringen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 586,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 23 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt ZWA Saneringen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.036,29,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.