ECLI:NL:RBZWB:2023:585
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek ongegrond verklaard in verband met Opiumwetdelict
Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van DNA-materiaal van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet. Het bezwaarschrift was op 7 september 2022 ingediend en de behandeling vond plaats in besloten raadkamer op 17 januari 2023. De veroordeelde was niet verschenen, maar zijn advocaat, mr. S.P.H. Brinkman, en de officier van justitie waren wel aanwezig.
De veroordeelde betoogde dat de afname van zijn DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van strafbare feiten, gezien de aard van het gepleegde misdrijf en de bijzondere omstandigheden. Hij stelde dat hij als bedrijfsleider van een coffeeshop verantwoordelijk was voor de voorraad cannabis, maar dat DNA-onderzoek niet nodig was voor de opsporing van dergelijke feiten. De veroordeelde was van mening dat hij onder de 'achterdeur-problematiek' viel en dat hij geen recidivegevaar vormde, aangezien hij niet eerder was veroordeeld.
De officier van justitie daarentegen stelde dat er een wettelijke grondslag was voor de afname van DNA-materiaal, aangezien overtredingen van de Opiumwet doorgaans misdrijven zijn die door middel van DNA-onderzoek worden opgelost. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ongegrond was, omdat de Wet DNA voorziet in de afname van DNA-profielen bij veroordelingen voor misdrijven, en dat de omstandigheden van de zaak niet voldoende waren om een uitzondering te maken. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde een voorwaardelijke taakstraf had gekregen, wat duidt op een zekere mate van recidivegevaar.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaar ongegrond, en tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.