ECLI:NL:RBZWB:2023:5851

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
BRE 20/7650 en 20/7651
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om geheimhouding in belastingzaak met betrekking tot persoonsgegevens en privacybelangen

In deze zaak heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023 een beslissing genomen over een verzoek om geheimhouding van stukken in een belastingzaak. De inspecteur van de Belastingdienst had verzocht om geheimhouding van bepaalde documenten op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was ingediend in het kader van een procedure waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M. Hendriks, betrokken was. De inspecteur had twee geheimgehouden stukken ingediend: een proces-verbaal van het strafrechtelijk onderzoek 'San Carlos' en een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geheimhoudingsprocedure geen zitting vereiste, omdat de aard van de procedure dit niet toeliet. De geheimhoudingskamer heeft de argumenten van de inspecteur en de belangen van belanghebbende tegen elkaar afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de privacybelangen van de betrokken personen zwaarder wogen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de geheimgehouden gegevens. De geheimhoudingskamer heeft het verzoek om geheimhouding grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele gegevens die inmiddels openbaar waren gemaakt. De beslissing is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer
Locatie: Breda
Zaaknummers: BRE 20/7650 en 20/7651
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], uit [plaats] ([eiland]), belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M. Hendriks)
en
de inspecteur van de Belastingdienst.

1.Het verzoek

1.1.
De inspecteur heeft bij brief, met dagtekening 7 februari 2023 (de eerste aanbiedingsbrief), een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. In die brief is het verzoek om geheimhouding toegelicht. De inspecteur heeft daarbij een geschoonde en een ongeschoonde versie overgelegd van het stuk dat volgens hem deels geheimgehouden moet worden. De rechtbank heeft een afschrift van deze aanbiedingsbrief en het geschoonde stuk aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
1.2.
De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 16 februari 2023 gereageerd op het verzoek van de inspecteur. Daarbij heeft de gemachtigde aangegeven dat niet ingestemd wordt met geheimhouding van het stuk.
1.3.
De inspecteur heeft bij brief, met dagtekening 17 maart 2023, gereageerd op de brief van de gemachtigde van belanghebbende. Daarbij heeft de inspecteur de geschoonde versie van een stuk (het tweede geheimgehouden stuk) overgelegd. Tevens bij brief van 17 maart 2023 (de tweede aanbiedingsbrief) heeft de inspecteur een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan, waarin het verzoek is toegelicht en waarbij een ongeschoonde versie van het tweede geheimgehouden stuk is overgelegd. De rechtbank heeft een afschrift van deze aanbiedingsbrief en dit geschoonde stuk aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt. De gemachtigde van belanghebbende heeft daarop niet gereageerd.
1.4.
De twee geheimgehouden stukken zijn als volgt te omschrijven:
- proces-verbaal van het strafrechtelijk onderzoek ‘San Carlos’ (het proces-verbaal); en
- de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 maart 2023 met zaaknummers BKDH-21/00568 tot en met BKDH-21/00570 (de uitspraak).
Ten aanzien van het proces-verbaal heeft de inspecteur aangegeven dat namen en andere persoonsgegevens geschoond zijn als ook namen van andere SPF’s dan [stichting] . Tevens zijn de in het proces-verbaal opgenomen aangiften inkomstenbelasting van de heer [naam] geschoond voor wat betreft de in die aangiften door hem ingevulde persoonlijke en financiële gegevens. Volgens de inspecteur weegt het belang van privacy van deze (rechts)personen zwaarder dan het belang van belanghebbende om kennis te nemen van deze delen van het stuk.
Ten aanzien van de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de inspecteur aangegeven dat namen en andere persoonsgegevens zijn geschoond. Volgens de inspecteur geldt enerzijds artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en anderzijds weegt het belang van privacy van deze (rechts)personen zwaarder dan het belang van belanghebbende om kennis te nemen van deze delen van het stuk.

2.Overwegingen

Geen zitting
2.1.
De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1] In wat belanghebbende heeft aangevoerd heeft de geheimhoudingskamer geen aanleiding gezien om wel een zitting te houden. De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat niet (voldoende) duidelijk is gemaakt wat de toegevoegde waarde daarvan zou zijn gelet op het feit dat enerzijds tijdens zo een zitting de geheimgehouden stukken als zodanig niet besproken zouden kunnen worden en anderzijds belanghebbende zich op schrift heeft kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding.
Algemeen
2.2.
De omstandigheid dat een stuk een stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb is, brengt niet automatisch mee dat dit stuk (volledig) aan de andere partij ter kennis moet worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt immers aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
2.4.
Uit de aanbiedingsbrief van de inspecteur leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich beroept op variant a. als bedoeld in 2.3.
2.5.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.6.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om delen van de stukken geheim te houden.
Proces-verbaal van het strafrechtelijk onderzoek ‘San Carlos’
2.7.
Anders dan belanghebbende stelt, is de geheimhoudingskamer van oordeel dat de inspecteur zijn verzoek om geheimhouding voldoende onderbouwd heeft. De door belanghebbende gemaakte vergelijking met de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [2] gaat niet op, omdat in die zaak – anders dan in de onderhavige zaak – sprake was van een grote hoeveelheid aan stukken en de inspecteur niet duidelijk had gemaakt welke gewichtige reden voor welke geschoonde passage gold. De stelling van belanghebbende dat een ander, namelijk de heer [naam] , wel zonder enige beperking kennis kan nemen van het proces-verbaal is naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet relevant reeds omdat deze persoon geen partij is in deze procedure.
2.8.
De geheimhoudingskamer overweegt dat de geschoonde gegevens in het proces-verbaal kunnen worden onderverdeeld in:
persoonsgegevens van de heer [naam] ;
aangiftegegevens van de heer [naam] ;
gegevens van andere entiteiten (SPF’s) waar de heer [naam] betrokken bij zou zijn; en
gegevens van andere personen die betrokken zouden zijn bij de andere entiteiten zoals vermeld onder c).
2.9.
De geheimhoudingskamer overweegt dat met betrekking tot de gegevens zoals vermeld onder a), c) en d) het algemeen belang bij bescherming van die persoonsgegevens in het onderhavige geval aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende stelt te hebben bij kennisneming van deze gegevens. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze gegevens sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.10.
Met betrekking tot de gegevens zoals vermeld onder b) overweegt de geheimhoudingskamer dat het belang bij bescherming van die specifieke financiële gegevens en persoonsgegevens in het onderhavige geval aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende stelt te hebben bij kennisneming van deze gegevens. Het belang van de geheimhouding van gegevens opgenomen in een belastingaangifte van een ander persoon is gegeven en de rechtbank acht het in dit kader onvoldoende onderbouwd waarin nu exact het directe belang voor de kennisneming van deze gegevens ten behoeve van de beslissingen in de hoofdzaak zou zijn gelegen en voorts waarom dat belang zwaarder zou moeten wegen dan het hiervoor opgenomen belang. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze gegevens sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.11.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de geschoonde delen van dit stuk gerechtvaardigd is.
Uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 maart 2023
2.12.
De inspecteur heeft de uitspraak overgelegd in reactie op de reactie van gemachtigde op het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van het proces-verbaal (zie 1.2). De geheimhoudingskamer begrijpt dat de inspecteur met de uitspraak zijn stelling wenst te onderbouwen en dat hij wenst dat de rechtbank ten behoeve van de beslissingen in de hoofdzaak van het (geschoonde) stuk kennis zal nemen.
2.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat dit stuk een op de zaak betrekking hebbend stuk [3] is omdat hetgeen daarin opgenomen mogelijk van belang is voor de beslechting van één of meerdere geschilpunten tussen partijen. De geheimhoudingskamer ziet geen aanleiding om daar anders over te oordelen. De geheimhoudingskamer merkt op dat de stelling van de inspecteur dat artikel 67 van de AWR hem verbiedt om de stukken ongeschoond te overleggen hem niet baten, omdat deze geheimhoudingsplicht voor de inspecteur niet geldt als bekendmaking noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de heffing of de invordering van enige rijksbelasting, dus kortgezegd wanneer de stukken op de zaak betrekking hebben. [4]
2.14.
De geheimhoudingskamer constateert dat de uitspraak in kwestie inmiddels, op 19 april 2023, geanonimiseerd gepubliceerd is op de website www.rechtspraak.nl (ECLI:NL:GHSHE:2023:1013). De geheimhoudingskamer ziet voorts dat de inspecteur in zijn verzoek d.d. 7 februari 2023 een beperkt aantal gegevens geschoond heeft (zoals de naam van de gemachtigde die de procedure voerde) welke bij publicatie van de uitspraak conform de Anonimisatierichtlijn van de rechtspraak openbaar zijn gemaakt. In zoverre is de behandeling van dit verzoek ingehaald door de tijd en volstaat de rechtbank met het oordeel dat het verzoek om geheimhouding voor zover dat ziet op gegevens die inmiddels openbaar zijn gemaakt op www.rechtspraak.nl, onterecht is.
2.15.
Dan blijft kortgezegd het beroep van de inspecteur over ten aanzien van gedeeltes van de uitspraak die niet openbaar zijn gemaakt. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer weegt het belang bij bescherming van deze (persoons)gegevens in het onderhavige geval aanzienlijk zwaarder dan het belang dat het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van deze gegevens. De geheimhoudingskamer is daarom van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.16.
Gelet op het voorgaande is het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de geschoonde delen van de uitspraak grotendeels gerechtvaardigd. Alleen ten aanzien van de gegevens die inmiddels openbaar zijn gemaakt op www.rechtspraak.nl is het verzoek van de inspecteur onterecht.
2.17.
Uit praktische overwegingen zal de geheimhoudingskamer de inspecteur geen opdracht geven om een versie van deze uitspraak te overleggen conform deze beslissing – dat zou neerkomen op een uitdraai van www.rechtspraak.nl toevoegen – maar zal de rechtbank zelf de geanonimiseerde uitspraak, zoals deze gepubliceerd is (ECLI:NL:GHSHE:2023:1013) toevoegen aan het dossier. [5]

3.Beslissing

De geheimhoudingskamer:
- wijst het verzoek om geheimhouding deels af zoals overwogen in 2.14; en
- wijst het verzoek om geheimhouding voor het overige toe.
Deze beslissing is genomen door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 23 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier, de rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Vergelijk Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.
3.Artikel 8:42 van de Awb.
4.Vergelijk Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 oktober 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4205.
5.De rechtbank merkt ten overvloede op dat de geschoonde versie die belanghebbende heeft ontvangen relevant blijft, omdat daarin een aantal gegevens staat die bij publicatie op www.rechtspraak.nl geanonimiseerd zijn.