ECLI:NL:RBZWB:2023:5869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
412796 HA RK 23-166 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in procedure omtrent ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige kinderen

Op 18 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoekster, in het kader van een procedure over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kinderen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. Toekoen, de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak. Verzoekster had eerder een wrakingsverzoek ingediend, dat op 24 maart 2023 niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend na een eerdere uitspraak van de rechter op 8 maart 2023.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een verzoek tot wraking op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden ingediend, maar dat dit niet mogelijk is als een partij het niet eens is met een eerdere beslissing in de hoofdzaak. De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat een rechter vooringenomen is.

In dit geval heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat het tweede wrakingsverzoek ook niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend en er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een inhoudelijke beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en verklaarde haar niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/412796/HA RK/23-166
beslissing van 18 augustus 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verder ook te noemen verzoekster.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met nummer C/02/405402 JE RK 23/101;
  • het procesverloop zoals genoemd in de wrakingsbeslissing van 24 maart 2023 met zaaknummer C/02/407247 HA RK 23-40;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 23 juli 2023 waarin zij onder meer het volledige wrakingsdossier heeft opgevraagd;
  • het e-mailbericht van de griffier met bijlagen van 3 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 11 augustus 2023 om 15:45 uur met als onderwerp: ‘2de Wrakingsverzoek C/02/407247 HA RK 23-40’.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Toekoen, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer C/02/405402 JE RK 23/101.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De feiten

In de hoofdzaak gaat het om verzoeken betreffende de verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsen van de minderjarige kinderen van verzoekster.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek tot wraking is niet mogelijk als een partij het niet eens is met de beslissing op het verzoek dat voorlag in de hoofdzaak.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan dient te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Het verzoek moet worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Bovendien moet het wrakingsverzoek zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd.
4.4.
In dit geval heeft de rechter op 8 maart 2023 in voornoemd zaaknummer mondeling een beschikking gegeven. Daarom is het eerste wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard (zie de beslissing van 24 maart 2023 in zaaknummer C/02/407247 HA RK 23-40) en zal ook het tweede wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek is immers geruime tijd na de uitspraak gedaan.
4.5.
Voor zover verzoekster stelt dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn overweegt de wrakingskamer het volgende. Verzoekster heeft op 23 juli 2023 alle stukken van het eerste wrakingsverzoek opgevraagd, waarbij zij kenbaar maakte met name belangstelling te hebben voor het e-mailbericht van de rechter waarin hij een toelichting geeft over de zitting van 8 maart 2023 en het verloop daarvan. Verzoekster heeft dit verzoek om de stukken te ontvangen geruime tijd na de uitspraak van de wrakingskamer van 24 maart 2023 gedaan.
Hoewel de griffier heeft geconstateerd dat verzoekster het betreffende e-mailbericht met de toelichting van de rechter niet eerder heeft ontvangen en de wrakingskamer dat ook betreurt, maakt dat niet dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een inhoudelijke beoordeling van het op dit moment voorliggende wrakingsverzoek. De wrakingskamer was ten tijde van de beoordeling van het wrakingsverzoek immers wel op de hoogte van de reactie van de rechter en had hier kennis van genomen. De wrakingskamer heeft in haar beslissing ook verwezen naar deze reactie bij het procesverloop en heeft de reactie van de rechter ook bij de beoordeling van het wrakingsverzoek betrokken. Dat verzoekster zich niet kan vinden in de toelichting van de rechter en van mening is dat hier feitelijke onjuistheden in staan maakt dat niet anders. Daarbij wijst de wrakingskamer er thans ook op dat er geen inhoudelijke beoordeling van het eerste wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden, nu dat verzoek niet-ontvankelijk was.
4.6.
Omdat sprake is van niet-ontvankelijkheid laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub d van het wrakingsprotocol van deze rechtbank (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ga naar: rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 18 augustus 2023 door mr. Peters, mr. Van der Weide en mr. De Graaf, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.