Op 18 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoekster, in het kader van een procedure over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kinderen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. Toekoen, de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak. Verzoekster had eerder een wrakingsverzoek ingediend, dat op 24 maart 2023 niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend na een eerdere uitspraak van de rechter op 8 maart 2023.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een verzoek tot wraking op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden ingediend, maar dat dit niet mogelijk is als een partij het niet eens is met een eerdere beslissing in de hoofdzaak. De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat een rechter vooringenomen is.
In dit geval heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat het tweede wrakingsverzoek ook niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend en er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een inhoudelijke beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en verklaarde haar niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.