ECLI:NL:RBZWB:2023:587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
392232_T01022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • J. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onrechtmatig handelen bij gebruik van bestrijdingsmiddelen op aangrenzend perceel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, een landbouwondernemer, schadevergoeding van gedaagde, een loon- en grondwerker, wegens onrechtmatig handelen. De zaak betreft een incident op 18 augustus 2020, waarbij gedaagde op verzoek van een derde partij bestrijdingsmiddelen heeft gespoten op een perceel naast dat van eiser, waar biologische broccoli werd geteeld. Eiser stelt dat de gebruikte middelen, glyfosaat en 2,4 D, schadelijk zijn voor zijn gewassen en dat hij hierdoor schade heeft geleden. Eiser heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld en vordert een schadevergoeding van € 37.764,22, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gezien het internationale karakter van de zaak en de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is op de vordering van eiser, die voortvloeit uit onrechtmatige daad. De rechtbank heeft vervolgens de zorgplicht van gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat gedaagde deze zorgplicht heeft geschonden door de bestrijdingsmiddelen te spuiten zonder voldoende voorzorgsmaatregelen te nemen, gezien de nabijheid van de biologische teelt van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade aan de broccoliplanten is veroorzaakt door de spuitwerkzaamheden van gedaagde. Gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van eiser, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft besloten dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade en heeft de zaak aangehouden voor het benoemen van een deskundige om de schade te begroten. De rechtbank heeft partijen ook aangemoedigd om te overleggen over een mogelijke minnelijke regeling.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/392232 / HA ZA 21-696
Vonnis van 1 februari 2023
in de zaak van

1.MAATSCHAP [eiser sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] ,
advocaat: mr. M. van der Veer te Roosendaal,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde] BV,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.W. Peters te Arnhem.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2022 en de ter gelegenheid daarvan door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen
- de reactie op het proces-verbaal van [gedaagde] weergegeven in de brief d.d. 25 oktober 2022.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] voert een onderneming in (onder meer) de landbouw.
2.2.
[gedaagde] is loon- en grondwerker. Hij heeft op 18 augustus 2020 in opdracht van [bedrijf] NV een gewas op het perceel naast het perceel waar [eiser sub 1] biologische broccoli teelde bespoten met de middelen Clinic N (werkzame stof glyfosaat) en Mega 2.4 D (werkzame stof 2,4 D Sum) voor onkruidbestrijding.
2.3.
Op de (Googlemaps)afbeelding hierna is het perceel van [eiser sub 1] blauw omlijnd en het perceel waar de onkruidbestrijding is uitgevoerd rood omlijnd.
2.4.
Nadat [gedaagde] [eiser sub 1] op zijn verzoek na de bespuiting had laten weten welke bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt, heeft [eiser sub 1] Eurofins ingeschakeld voor het onderzoeken van de (op 5 september 2020 genomen) monsters broccoliblad op de aanwezigheid van deze middelen.
2.5.
Per brief van 4 september 2020 heeft [eiser sub 1] [gedaagde] formeel aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser sub 1] als gevolg van de onkruidbespuiting lijdt.
2.6.
[eiser sub 1] heeft Agro Expertiseburo, hierna: Agro, ingeschakeld voor het analyseren van de uitslagen van Eurofins en het vaststellen van de schade. Agro heeft op 17 september 2020 een tussenrapportage uitgebracht. In deze rapportage staat onder meer:

ONDERZOEK EN BEVINDINGEN
Tijdens het onderzoek waargenomen dat onkruiden symptomen vertoonden van groeistoffen. De foto’s op de fotobladen geven hiervan een duidelijk beeld. Uit de analysecijfers blijkt dat op het blad van de broccoli, het dichts groeiende bij het bespoten perceel, 2,4 D en glyfosaat is terug gevonden. In de overige monsters zijn geen residuen aangetroffen.
CONCLUSIE
De schade aan het gewas broccoli is veroorzaakt door het overwaaien van spuitvloeistof en door dampwerking van de beide groeistoffen.
SCHADE
De schade was ten tijde van het bedrijfsbezoek nog niet berekenbaar. De eerste strook naast het bespoten perceel kan niet als biologische broccoli worden verkocht. Het overige gedeelte van het perceel, hierin zijn geen residuen van welk bestrijdingsmiddel dan ook, kan als biologisch geteelde broccoli worden afgezet. Een deel van het perceel heeft te lijden gehad van de dampwerking van genoemde middelen. Het betreft veld 1, 2 en een deel van perceel 3. De opbrengst zal hier aanmerkelijk lager uitkomen. Deze schade zal in een alter stadium worden vastgesteld. (…)
2.7.
Vivium, de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde] , heeft de schademelding in behandeling genomen. In haar brief van 21 oktober 2020 heeft zij naar aanleiding van het tussenrapport medegedeeld dat de aansprakelijkheid betwist wordt en dat zij de door haar aangestelde [deskundige] opdracht heeft gegeven om tot contra-expertise over te gaan.
Deze contra-expertise heeft niet plaatsgevonden.
2.8.
Agro heeft op 3 februari 2021 een rapport uitgebracht waarin de omvang van de schade wordt vastgesteld op een bedrag van € 45.651,82, waaronder een bedrag van € 10.164,60 vanwege schade aan veld 1 betreffende opbrengstderving.
Naar aanleiding van dit rapport heeft op 20 april 2021 een bespreking plaatsgevonden tussen dhr. [naam 1] van Agro en dhr. [deskundige] . Een verslag van deze bespreking is door Agro neergelegd in haar eindrapport d.d. 17 mei 2021.
2.9.
Vivium heeft een bedrag van € 9.147,60 uitgekeerd aan [eiser sub 1] . Dit bedrag ziet op de door Agro begrote schade voor veld 1, verminderd met het eigen risico van [gedaagde] . Het restant van de begrote schade is, ondanks sommatie, onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] vordert - samengevat – om:
I [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van € 37.764,22, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 16 juli 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, en een bedrag van € 1.152,64 aan buitengerechtelijke kosten;
II [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De vordering is opgebouwd uit een bedrag van € 26.552,10 betreffende de (na vergoeding van € 9.147,60 door de verzekeraar) resterende schade wegens opbrengstderving, € 630,-- betreffende loonkosten, € 8.455,87 wegens expertisekosten,
€ 2.156,25 wegens intern gemaakte bedrijfskosten en € 1.152,64 wegens buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de proceskosten van deze procedure, te vermeerderen met rente en kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu gedaagde een Belgische rechtspersoon betreft, heeft het onderhavige geschil een internationaal karakter. Daarom dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
Bevoegdheid
4.2.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet beoordeeld worden aan de hand van de bepalingen van de Brussel I bis-Verordening. [1] Op grond van artikel 7 lid 2 van deze verordening is in geval van een (gestelde) verbintenis uit onrechtmatige daad, naast de rechter van de woonplaats van gedaagde, ook bevoegd de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Niet in geschil is dat de plaats van het schadebrengende feit is gelegen in Nederland, in het arrondissement van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Deze rechtbank is daarom bevoegd.
Toepasselijk recht
4.3.
De vordering van [eiser sub 1] vloeit voort uit onrechtmatige daad. Daarvoor geldt dat het toepasselijk recht wordt bepaald door Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, hierna: Rome II.
Ingevolge artikel 4 lid 1 Rome II is het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing op een onrechtmatige daad. Nu de schade zich heeft voorgedaan op het perceel van [eiser sub 1] dat in Nederland is gelegen, is Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
[eiser sub 1] legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde] . Daartoe wordt gesteld dat [gedaagde] haar zorgplicht heeft geschonden. In de kern verwijt [eiser sub 1] [gedaagde] dat zij bij het spuiten van het perceel naast het perceel van [eiser sub 1] gebruik heeft gemaakt van voor broccoliteelt schadelijke bestrijdingsmiddelen die op de broccoliplanten van [eiser sub 1] terecht zijn gekomen en schade aan die planten hebben veroorzaakt.
De rechtbank zal beoordelen of sprake is van onrechtmatig handelen, of in deze procedure is komen vast te staan dat de door [gedaagde] gebruikte bestrijdingsmiddelen inderdaad op het gehele aangetaste deel van de broccoliplanten van [eiser sub 1] terecht zijn gekomen en zo ja, of dit de gestelde schade kan hebben veroorzaakt.
Schending zorgplicht
4.5.
De rechtbank zal eerst moeten beoordelen of [gedaagde] haar zorgplicht heeft geschonden die is neergelegd in artikel 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De rechtbank overweegt daarbij dat de enkele kans dat schade ontstaat door het verwaaien van bestrijdingsmiddelen in beginsel onvoldoende is voor het aannemen van onrechtmatig handelen. Het spuiten met voor broccoliteelt schadelijke middelen door [gedaagde] is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat spuiten zodanig groot is dat [gedaagde] naar maatstaven van zorgvuldigheid zich van dat gedrag had moeten onthouden.
4.6.
[gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat zij, voordat zij tot het uitvoeren van een bespuiting over gaat, eerst de situatie ter plaatse bekijkt. Zij was ermee bekend dat er broccoli werd geteeld op het perceel van [eiser sub 1] en dat dit een kwetsbaar gewas betreft. Het perceel met broccolivelden is gelegen direct aansluitend aan het bespoten perceel.
Uit de reactie van dhr. [naam 2] van Finqa (voorheen Agro) naar aanleiding van de conclusie van antwoord, overgelegd als productie 16, volgt verder dat er vanwege de gebruikte middelen sprake is van een extra zorgplicht. Dit is door [gedaagde] niet betwist.
4.7.
[gedaagde] heeft verder toegelicht dat als het hard had gewaaid hij niet had gespoten. [eiser sub 1] heeft onderbouwd gesteld dat op desbetreffende dag sprake was van windkracht 4. [gedaagde] heeft hier enkel tegen ingebracht dat de wind in de avond vaak gaat liggen. Dat sprake was van een windrichting west-zuid-west is niet betwist. Hieruit is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval op te maken dat het tijdens de spuitwerkzaamheden niet windstil was en dat er sprake was van een windrichting deels gericht op het perceel met de broccoli, gezien de ligging van de percelen.
4.8.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan door pas ’s avonds te gaan spuiten en extra water toe te voegen zodat de druppels met bestrijdingsmiddelen extra zwaar zouden zijn. Daarnaast geeft [gedaagde] aan dat hij zo’n halve meter boven het te bespuiten gewas heeft gespoten.
4.9.
Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de voorzorgsmaatregelen die [gedaagde] zal hebben getroffen, kan worden vastgesteld dat de genomen maatregelen niet voldoende zijn geweest, nu in ieder geval op een deel van het perceel van [eiser sub 1] bestrijdingsmiddel waar [gedaagde] mee gespoten heeft is aangetroffen. Verder is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] wist, althans behoorde te weten, dat de gebruikte middelen tot schade aan de broccoli konden leiden. De velden met broccoli waren gelegen direct naast het bespoten perceel en [gedaagde] wist dat dit een kwetsbaar gewas betreft. Bovendien was op de dag van de bespuiting sprake van een windrichting die in ieder geval deels richting het perceel van [eisers] stond.
Gelet hierop mocht van [gedaagde] extra zorgvuldigheid worden verwacht, die in dit geval zou betekenen dat zij meer voorzorgsmaatregelen had moeten nemen, een ander bestrijdingsmiddel had gebruikt, dan wel niet op dat moment was gaan spuiten.
De rechtbank concludeert dan ook dat [gedaagde] door onder te betreffende omstandigheden met het betreffende middel te spuiten heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij in acht had moeten nemen en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld.
Causaal verband
4.10.
Uit het rapport van Agro, waarin de resultaten van de door Eurofins genomen monsters zijn verwerkt, blijkt dat slechts in een van de monsters, namelijk een monster van veld 1, de door [gedaagde] gebruikte bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen. Dit is onvoldoende om te kunnen aannemen dat deze bestrijdingsmiddelen ook op veld 2 en 3 op het aangetaste deel van de broccoliplaten van [eiser sub 1] terecht zijn gekomen.
Echter, uit de rapportages van Agro volgt ook dat op basis van waarnemingen door dhr. [naam 1] van Agro en dhr. [naam 3] , voorlichter bij adviesbureau (in oa akkerbouw) [naam 4] is vastgesteld dat de planten (broccoli en onkruid) op alle velden op het perceel van [eiser sub 1] dezelfde symptomen vertonen, die specifiek zijn voor schade door groeistoffen, zoals een gedraaide kop of groeipunt. Van de zijde van [gedaagde] zijn deze waarnemingen niet betwist. Dat er sprake is van groeischade is evenmin betwist.
4.11.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de groeischade is veroorzaakt door een andere oorzaak dan het spuiten van bestrijdingsmiddelen op het naastgelegen veld. De bewijslast hiervan ligt bij [gedaagde] .
heeft zijn stelling onderbouwd door toelichting van dhr. [deskundige] , die ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat de oorzaak van de groeischade kan zijn gelegen in fysiologische deviatie, zoals de bodemgesteldheid van de velden en virussen. Deze mogelijke andere oorzaken zijn niet onderzocht, maar wel plausibel, aldus [deskundige] .
De rechtbank is van oordeel dat hiermee het standpunt dat sprake is van een andere oorzaak van de groeischade onvoldoende is onderbouwd. Niet is uitgewerkt waarom deze andere oorzaak zo plausibel is, welke symptomen bij dergelijke andere oorzaken horen, en hoe dit zich verhoudt tot datgene wat is waargenomen. Dit terwijl uit de rapportages van Agro volgt dat wat is waargenomen bij de broccoli op de velden van [eiser sub 1] , wat is onderbouwd met foto’s, een typisch symptoom van groeistofschade betreft en dat dit ook op alle velden gelijk is.
4.12.
[gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat er vele oorzaken zijn die afzonderlijk dan wel in combinatie dergelijke symptomen aan planten kunnen veroorzaken, zoals bodemvochtigheid. Daarbij wordt gewezen op de droogte in de betreffende zomer terwijl niet gebleken is van voldoende beregening. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Deze stelling is door dhr. [naam 3] in zijn als productie 15 overgelegde reactie naar aanleiding van de conclusie van antwoord gemotiveerd betwist. Hij geeft daar aan dat de planten voldoende beregend waren en dat er vanuit de weersomstandigheden geen aanleiding was tot de waargenomen symptomen. Voorts betwist hij dat het extreme weer van de droge zomer de betreffende effecten zou kunnen geven en wijst hij erop dat de andere broccolipercelen van [eiser sub 1] en anderen deze verschijnselen niet hadden. Ook is in het rapport van Agro 17 mei 2021 op pagina 4 al bij een van de foto’s opgemerkt:
"Plant hangt slap. Terwijl er voldoende vochtige grond is. (..) Deze broccoli lijkt op een tekort aan vocht, maar is hier absoluut niet aan de orde“en op pagina 6:
“..vocht is er voldoende dat zie je aan de donkere streep tussen de rijen”.
De enkele stelling op dit punt van [gedaagde] is hiermee gemotiveerd betwist en niet nader onderbouwd zodat eraan voorbij wordt gegaan.
4.13.
Het vorenstaande betekent dat in deze procedure aangenomen kan worden dat de schade aan de broccoliplanten op de drie velden van [eiser sub 1] is veroorzaakt door de spuitwerkzaamheden van [gedaagde] op 18 augustus 2020.
Eigen schuld
4.14.
[gedaagde] stelt dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser sub 1] , nu [eiser sub 1] ervoor heeft gekozen om pal naast een perceel waarop een niet biologisch gewas stond een biologisch gewas te telen. [eiser sub 1] heeft gesteld dat het ontstaan van de schade niets te maken heeft met het feit dat de broccoli biologisch werd geteeld, nu broccoli per definitie gevoelig is voor spuitschade, zoals ook door dhr. [naam 2] van Agro wordt bevestigd. Dit standpunt is door [gedaagde] niet betwist. Gelet hierop en gezien de zeer summiere onderbouwing door [gedaagde] van zijn beroep op eigen schuld gaat de rechtbank daaraan voorbij.
4.15.
Gezien het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser sub 1] ten gevolge van de bespuiting geleden schade.
Omvang schade
4.16.
Ten aanzien van de schade wegens opbrengstderving overweegt de rechtbank dat gelet op de onderbouwing door [eiser sub 1] voldoende is komen vast te staan dat schade is geleden. Nu [gedaagde] gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de schade, zoals neergelegd in de schadeberekening door Agro, en de rechtbank gelet op gebrek aan voldoende gegevens niet in de gelegenheid is zelf de schade te begroten, is zij voornemens hiertoe een deskundige te benoemen.
4.17.
Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
De rechtbank geeft partijen voorts in overweging (alsnog) met elkaar in gesprek te gaan teneinde te onderzoeken of het treffen van een minnelijke regeling ten aanzien van de schade de voorkeur heeft boven verder procederen in deze zaak. Dit kan uit proceseconomisch oogpunt wellicht lonen gezien de aan het benoemen van een deskundige verbonden kosten en de duur en kosten van de procedure.
4.18.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eisers] moeten worden betaald.
4.19.
De rechtbank overweegt voorts dat de gevorderde expertisekosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het bedrag van € 2.156,25 betreffende intern gemaakte bedrijfskosten komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu [eiser sub 1] heeft nagelaten de 75 uur waar dat bedrag kennelijk op gebaseerd is te onderbouwen.

5.De beslissing

5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 1 maart 2023 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door Sterk en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (hierna: Brussel I bis-Verordening).