[eisers] vordert – samengevat en na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de vennootschap hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de openstaande schuld uit de achtergestelde lening van € 30.000,00 (hoofdsom van € 60.000,00 minus € 10.000,00 o.b.v. de sideletter en minus € 20.000,00 wegens verrekening met de waarborgsom), te vermeerderen met de verschenen contractuele rente van in totaal € 848,22 (€ 8.000,00 aan rente berekend vanaf 1 maart 2021 t/m 28 februari 2023 over een hoofdsom van € 50.000,00 en € 848,22 aan rente berekend vanaf 1 maart 2023 t/m 7 juli 2023 over een hoofdsom van € 30.000,00) en te vermeerderen met de contractuele van 8% over een hoofdsom van € 30.000,00 vanaf 8 juli 2023,
II. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de vennootschap hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 9.520,00 aan openstaande schuld uit de huurkoopovereenkomst (de initiële koopprijs van € 10.000,00 minus € 1.980,00 aan reeds betaalde termijnen plus € 1.500,00 aan boete),
III. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de vennootschap hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 1.275,00 aan incassokosten,
IV. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de vennootschap hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.