ECLI:NL:RBZWB:2023:5923

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/410450 / FA RK 23-2695 en C/02/410449 / FA RK 23-2694
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
  • mr. Van Leuven
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing bij eenhoofdig ouderlijk gezag en omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarig kind door de moeder, die alleen het ouderlijk gezag heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder heeft voldaan aan haar informatie- en consultatieverplichting jegens de vader, die geen gezag heeft. De rechtbank heeft de vrouw toestemming verleend om met het kind te verhuizen naar een andere plaats, waarbij het belang van het kind voorop staat. De rechtbank heeft ook een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en het kind, waarbij de vader recht heeft op omgang eenmaal per veertien dagen en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft de beslissing over de definitieve omgangsregeling aangehouden tot een pro forma zitting op 26 september 2023, in afwachting van verdere ontwikkelingen in de mediation tussen partijen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer voor verdere beoordeling van de resterende verzoeken, waaronder de wijziging van het ouderlijk gezag en de verwijzing naar zorg in het kader van het UHA. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en samenwerking tussen ouders in het belang van het kind.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers : C/02/410450 / FA RK 23-2695 (wijziging gezag en vaststelling omgang)
: C/02/410449 / FA RK 23-2694 (vervangende toestemming verhuizing)
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Nadere beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank over wijziging ouderlijk gezag, vaststelling omgang en vervangende toestemming verhuizing
in de zaken van:
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
verzoeker in de zaak FA RK 23-2695,
verweerder in de zaak FA RK 23-2694,
advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann te Breda,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
verzoekster in de zaak FA RK 23-2694,
verweerster in de zaak FA RK 23-2695,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen te Breda,
over hun minderjarige kind:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 te [plaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, de rechtbank in beide zaken over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt in beide zaken op grond van de navolgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 31 juli 2023 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief van 10 augustus 2023 van mr. Van Haperen, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 15 augustus 2023 van mr. Van Haperen, met bijlage;
  • het F9-formulier van 15 augustus 2023 van mr. Van Haperen;
  • het F4-formulier van 15 augustus 2023 van mr. Edelmann;
  • het op 15 augustus 2023 ingekomen e-mailbericht van mr. Van Haperen, met bijlagen;
  • het op 15 augustus 2023 ingekomen e-mailbericht van mr. Van Haperen;
  • het op 15 augustus 2023 ingekomen e-mailbericht van mr. Edelmann.

2.De nadere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de inhoud van voormelde beschikking van 31 juli 2023. In die beschikking heeft de rechtbank, samengevat, geoordeeld dat de vrouw de man vooralsnog onvoldoende heeft meegenomen bij haar voornemen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 2] . Met het oog op de datum waarop het nieuwe schooljaar zal starten en het belang dat [minderjarige] voor die datum duidelijkheid ervaart over haar woonplaats en school, heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek van de vrouw ter verkrijging van vervangende toestemming om met [minderjarige] te verhuizen pro forma aangehouden tot 15 augustus 2023, om de vrouw alsnog in de gelegenheid te stellen om de man deugdelijk te informeren en te raadplegen over die verhuizing en hem kennis te laten maken met haar huidige partner, de nieuwe woonomgeving en de nieuwe school die zij voor [minderjarige] op het oog heeft. De vrouw dient ook aan te geven op welke wijze zij de omgang tussen de man en [minderjarige] bevordert. De rechtbank heeft de beslissing op de overige voorliggende verzoeken alsmede de verwijzing van partijen naar zorg in het kader van het uniform hulpaanbod (UHA) aangehouden tot voormelde pro forma datum. De rechtbank heeft ten slotte een opbouwende voorlopige omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] bepaald.
2.2
Aan de orde zijn nog de verzoeken van de man (in de zaak C/02/410450 / FA RK 23-2695):
om hem te belasten met het medegezag over [minderjarige] ;
te bepalen dat de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar eenmaal per veertien dagen van vrijdag 16:15 uur tot zondag 18:30 uur, alsmede tijdens de helft van de vakanties en feestdagen.
2.3
Daarnaast is nog aan de orde het verzoek van de vrouw (in de zaak C/02/410449 / FA RK 23-2694), voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad, aan haar vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende instemming van de man, om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 2] .
2.4
Bij voormelde brief van 10 augustus 2023 heeft mr. Van Haperen, namens de vrouw, samengevat, aangevoerd dat zij alles heeft gedaan wat er van haar mag worden verwacht om de man kennis te laten maken met haar huidige partner, de nieuwe woonomgeving en de nieuwe school die zij voor [minderjarige] op het oog heeft, maar dat de man hiervan geen gebruik heeft willen of kunnen maken en dat hij zich voornamelijk ‘verschuilt’ achter de korte termijn die de rechtbank aan partijen heeft gegeven. Ter onderbouwing hiervan heeft de vrouw een afschrift van een aantal e-mailberichten tussen partijen overgelegd. De vrouw vindt dan ook dat zij heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank om de man mee te nemen in de voorgenomen verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 2] , zoals neergelegd in de beschikking van 31 juli 2023, en dat zij (alsnog) heeft voldaan aan de informatie- en consultatieverplichting die zij op basis van artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft ten aanzien van de man met betrekking tot die verhuizing.
De vrouw stelt daarnaast dat partijen momenteel uitvoering geven aan de door de rechtbank bij voormelde beschikking bepaalde voorlopige omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] en dat zij momenteel constructieve mediationgesprekken voeren bij [mediator] over de vaststelling van de definitieve omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] . De door de man verzochte omgangsregeling, op basis waarvan hij en [minderjarige] tweewekelijks in het weekend en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar, is volgens de vrouw haalbaar wanneer [minderjarige] in [plaats 2] woont. De vrouw heeft ten slotte haar aanbod herhaald om het halen en brengen van [minderjarige] in het kader van die regeling voor haar rekening te nemen. De vrouw vindt dan ook dat zij de omgang tussen [minderjarige] en de man voldoende bevordert.
Gelet op het voorgaande handhaaft de vrouw haar verzoek om haar vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende instemming van de man, om met [minderjarige] naar [plaats 2] te verhuizen. Met het oog op het belang dat [minderjarige] voor de start van het nieuwe schooljaar duidelijkheid ervaart over haar woonplaats en school, verzoekt de vrouw om spoedig en schriftelijk op dit verzoek te beslissen. Daarnaast verzoekt de vrouw om de beslissing over de definitieve omgangsregeling aan te houden voor de duur van vier weken in afwachting van het verdere verloop en het resultaat van het mediationtraject dat partijen doorlopen en partijen te verwijzen naar zorg in het kader van het UHA, onder aanhouding van het verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag voor de duur van zes maanden (pro forma).
2.5
Bij voormeld F4-formulier van 15 augustus 2023 en in voormeld op 15 augustus 2023 ingekomen e-mailbericht heeft mr. Edelmann, namens de man, aangegeven dat partijen met elkaar in gesprek zijn en dat zij hopen dat zij die gesprekken in het komende weekend, te weten 19 en 20 augustus 2023, zullen afronden. Gelet hierop is namens de man verzocht om een nadere termijn te verlenen voor de duur van een week voor het geven van zijn standpunt. De man vindt het van belang dat partijen tot een gezamenlijk gedragen beslissing komen.
2.6
De rechtbank overweegt, gezien de (nader) overgelegde stukken, als volgt.
Vervangende toestemming verhuizing
2.7
De rechtbank overweegt dat zij in voormelde beschikking van 31 juli 2023 een duidelijke opdracht heeft geformuleerd richting partijen, namelijk dat de vrouw de man alsnog deugdelijk dient te informeren en te raadplegen over haar huidige partner, de nieuwe woonomgeving en de nieuwe school die zij voor [minderjarige] op het oog heeft. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat het aan de vrouw is om op heel korte termijn daartoe het initiatief te nemen en de man uit te nodigen voor een kennismaking met haar huidige partner in [plaats 2] , waarbij de man in de gelegenheid wordt gesteld om te bekijken wat een verhuizing voor [minderjarige] zou betekenen.
2.8
Uit de namens de vrouw overgelegde e-mailcorrespondentie tussen partijen blijkt dat de vrouw op 3 augustus 2023 een e-mailbericht aan de man heeft verstuurd waarin zij hem heeft voorgesteld om kennis te maken met haar huidige partner in [plaats 2] (bij wie de vrouw en [minderjarige] zullen intrekken), dan wel, met het oog op het vervoer van de man, in de woonplaats van de man. Daarnaast heeft de vrouw hem geïnformeerd over het woonadres van de huidige partner van de vrouw, de nieuwe woonomgeving, de in die omgeving beschikbare voorzieningen en faciliteiten en de mogelijkheden voor zwemles, sporten en hobby’s. Als bijlagen bij voormeld e-mailbericht heeft de vrouw een aantal foto’s gevoegd van de binnen- en buitenkant van de woning van haar huidige partner en de woonomgeving alsmede een afschrift van de schoolgids van de nieuwe school die zij voor [minderjarige] op het oog heeft. In daaropvolgende e-mailberichten van 7, 8 en 10 augustus 2023 heeft de vrouw aan de man verzocht om data en tijdstippen door te geven waarop de man zou kunnen kennismaken met de nieuwe woonomgeving en waarop hij en de huidige partner van de vrouw elkaar zouden kunnen ontmoeten, al dan niet in de avond of in het weekend. Daarnaast heeft de vrouw voorgesteld om haar huidige partner te laten aansluiten bij een mediationgesprek tussen partijen bij [mediator] , al dan niet voor langere duur.
2.9
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat de vrouw heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank om de man alsnog deugdelijk te informeren en te raadplegen over haar voornemen om te verhuizen met [minderjarige] . Zij heeft de man uitvoerig geïnformeerd, zowel op schrift als met foto’s, over haar huidige partner, de nieuwe woonomgeving en de nieuwe school die zij voor [minderjarige] op het oog heeft. Daarnaast heeft zij de man uitgenodigd om in de nieuwe woonomgeving te komen kijken en kennis te maken met haar huidige partner, in de woonplaats van de man of in het kader van het mediationtraject dat partijen momenteel doorlopen bij [mediator] . De vrouw heeft zich hierbij flexibel opgesteld door de man de keus te geven wanneer en hoe laat hij zou willen en kunnen bezichtigen en kennismaken.
2.1
De rechtbank overweegt dat de man om hem moverende redenen niet is ingegaan op de voorstellen van de vrouw om een dag en tijdstip te plannen voor een kennismaking met de nieuwe woonomgeving en de huidige partner van de vrouw. Hij wil, zo blijkt uit de namens de vrouw overgelegde e-mailcorrespondentie tussen partijen, eerst een uitvoerig(er) gesprek met de huidige partner van de vrouw over wat er in het verleden is gebeurd. Gelet op de voorstellen die de vrouw heeft gedaan en de flexibiliteit die zij hierbij heeft getoond, was het plannen van een dag en een tijdstip voor een bezichtiging en een kennismaking naar het oordeel van de rechtbank niet onmogelijk, ook al heeft zij partijen hiervoor een korte termijn gegund.
2.11
Hoewel partijen in het kader van het mediationtraject dat zij momenteel doorlopen nog met elkaar in gesprek zijn over de precieze omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] , heeft de vrouw aangegeven dat zij kan instemmen met de door de man verzochte omgangsregeling op basis waarvan hij en [minderjarige] tweewekelijks in het weekend gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar alsmede tijdens de helft van de vakanties en feestdagen. Daarnaast heeft de vrouw aangegeven bereid te zijn om het halen en brengen van [minderjarige] in het kader van die regeling voor haar rekening te nemen. Gelet hierop is de rechtbank voorts van oordeel dat de vrouw de omgang tussen de man en [minderjarige] voldoende bevordert.
2.12
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit de handelwijze van de man na de voormelde beschikking wordt afgeleid dat hij nog steeds weigert om in te stemmen met de verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 2] . Het verzoek van de vrouw ter verkrijging van vervangende toestemming voor die verhuizing ligt dan ook voor toewijzing gereed. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beslissing over de verhuiskwestie nog langer aan te houden. Voor zover er een diepgaand gesprek moet plaatsvinden tussen de man en de huidige partner van de vrouw over wat er in het verleden is gebeurd, vindt de rechtbank niet dat de omstandigheid dat dit gesprek nog niet heeft plaatsgevonden moet leiden tot (nader) uitstel van de verhuizing. Het belang van [minderjarige] om voor de start van het nieuwe schooljaar duidelijkheid te hebben over haar woonplaats en school prevaleert hierbij. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom toewijzen in die zin dat zij toestemming zal verlenen aan de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende instemming van de man, om met [minderjarige] naar [plaats 2] te verhuizen.
2.13
De rechtbank zal die beslissing, gelet op de aard daarvan en het belang dat [minderjarige] hierover duidelijkheid ervaart, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
Vaststelling omgangsregeling
2.14
Aangezien partijen in het kader van het mediationtraject dat zij doorlopen nog met elkaar in gesprek zijn over de definitieve omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] , zal de rechtbank het verzoek van de man om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen aanhouden voor de duur van vier weken, zoals is verzocht door de vrouw, tot hierna te noemen pro forma datum. De rechtbank verzoekt aan (de advocaten van) partijen om haar uiterlijk op hierna te noemen pro forma datum schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en daarbij hun standpunt aan te geven over het door hen gewenste verdere procesverloop van deze zaak.
Wijziging ouderlijk gezag; verwijzing naar zorg in het kader van het UHA in Oost-Brabant
2.15
De rechtbank overweegt dat het verlenen van vervangende toestemming aan de vrouw voor de verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 2] ertoe leidt dat partijen in het kader van het UHA verwezen dienen te worden naar de desbetreffende zorgregio in Oost-Brabant. Het is de rechtbank vooralsnog niet gelukt om deze verwijzing in gang te zetten. In de zorgregio Oost-Brabant wordt namelijk een andere werkwijze gehanteerd voor een aanmelding in het kader van het UHA. Anders dan bij een verwijzing naar de zorgregio’s in het arrondissement van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarvoor tijdens de mondelinge behandeling een formulier wordt ingevuld met daarop de te behalen resultaten, is het in de zorgregio Oost-Brabant gebruikelijk dat partijen tijdens de mondelinge behandeling met elkaar afspreken welk(e) zorgtraject(en) zij zullen doorlopen en welk(e) doel(en) daarbij behaald moeten worden. Vervolgens wordt er een proces-verbaal opgemaakt met daarin het/de zorgtraject(en) waar partijen naartoe willen worden verwezen en welk(e) doel(en) daarbij behaald moeten worden. Dit proces-verbaal wordt door partijen ondertekend. Aan de hand van dat ondertekende proces-verbaal, gaat de griffie van de rechtbank Oost-Brabant op zoek naar een passende hulpverleningsinstantie die de zorg zal inzetten. Die hulpverleningsinstantie moet vervolgens met naam en toenaam in de beschikking genoemd worden.
2.16
Nu tijdens de mondelinge behandeling niet is gesproken over welk(e) zorgtraject(en) zou(den) moeten worden ingezet en welk(e) doel(en) daarbij behaald moet(en) worden, zal de rechtbank partijen alsnog - via hun advocaten - in de gelegenheid stellen om hun standpunt daarover aan de rechtbank kenbaar te maken voor de hierna genoemde pro forma datum. Concreet worden partijen verzocht om aan te geven welk(e) nagenoemde zorgtraject(en) zij noodzakelijk achten en welk(e) doel(en) daarbij behaald moeten worden:
- Het traject Ouderschap Blijft, met als doel(en):
o Ouders maken keuzes die het conflict verminderen en dragen daar hun verantwoordelijkheid voor.
o Ouders dragen er zorg voor dat kinderen met beide ouders onbelast contact kunnen hebben.
o Ouders kunnen weer de regie nemen over hun ouderschap waarbij de behoeften en de noden van het kind centraal staan.
- Het traject Omgangsbegeleiding door professionals, met als doel(en):
o Er is weer contact tussen het kind/de kinderen en beide ouders.
o De ouder richt zich op zijn/haar eigen ouderschap en maakt afspraken over de communicatie met betrekking tot het welzijn van het kind/de kinderen.
o Het kind/de kinderen krijgt/krijgen de gelegenheid zijn/haar/hun ideeën, zorgen en wensen te delen met beide ouders.
o Een contactregeling is vastgesteld die alle partijen aanvaarden en nakomen.
- Het traject STOP, met als doel(en):
o Het verminderen van conflicten: het leggen van een basis om zelf goed om te gaan met en het voorkomen van conflicten.
o Het realiseren van individueel gescheiden ouderschap, het kind ontwikkelt zich optimaal in relatie met beide ouders passend bij de nieuwe opvoedsituatie.
o Ouders leren hun kinderen te ondersteunen in het omgaan met en het verwerken van de scheiding.
- Het traject ‘Kinderen uit de Knel’ (KUK), met als doel(en):
o De strijd tussen ouders wordt minder destructief.
o Er worden nieuwe wegen gevonden om met de conflictgebieden om te gaan.
o De kinderen voelen zich weer veilig en kunnen zich goed ontwikkelen.
- Het traject Omgangsbegeleiding door vrijwilligers, met als doel:
o Ouders komen tot een zelfstandige omgangsregeling.
Indien partijen vragen hebben over voormelde zorgtrajecten en/of doelen, kunnen zij wellicht contact opnemen met de Raad te Den Bosch voor nadere informatie en advies.
2.17
Naar aanleiding van de reacties van partijen, zal de rechtbank de gemaakte afspraken over het/de te doorlopen zorgtraject(en) en het/de te behalen doel(en) conform de werkwijze in Oost-Brabant vastleggen in een proces-verbaal. Vervolgens zal zij het proces-verbaal toesturen aan de advocaten met het verzoek aan partijen, indien zij met de inhoud daarvan instemmen, dit proces-verbaal te ondertekenen en aan de rechtbank terug te sturen. De rechtbank zal het ondertekende proces-verbaal vervolgens toesturen aan de griffie van de rechtbank Oost-Brabant die een passende zorgaanbieder in de desbetreffende zorgregio zal zoeken waar partijen het zorgtraject zullen doorlopen. De rechtbank zal de verwijzing ten slotte formaliseren in een beschikking.
2.18
De rechtbank zal de beslissing op het verzoek van de man tot wijziging van het ouderlijk gezag over [minderjarige] alsmede de daarbij horende verwijzing van partijen naar zorg in het kader van het UHA aldus aanhouden tot hierna te noemen pro forma datum.
Verwijzing naar de enkelvoudige kamer
2.19
Met het oog op de nog voorliggende verzoeken in deze zaak, zal de rechtbank de zaak in de stand waarin deze zich nu bevindt, verwijzen naar de enkelvoudige kamer van deze rechtbank voor verdere beoordeling van en beslissing op de resterende verzoeken.
2.2
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
verleent toestemming aan de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende instemming van de man, om met [minderjarige] naar [plaats 2] te verhuizen en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
3.2
verwijst deze zaak, in de stand waarin deze zich nu bevindt, naar de enkelvoudige kamer van deze rechtbank voor verdere beoordeling en beslissing op de resterende verzoeken;
3.3
houdt de beslissing op het verzoek over de (definitieve) omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] , het verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag alsmede de verwijzing van partijen in het kader van het UHA naar de desbetreffende zorgregio in Oost-Brabant aan tot
dinsdag 26 september 2023 PRO FORMA, in afwachting van schriftelijk verslag van partijen over het door hen gewenste verdere procesverloop van deze zaak, zoals hiervoor in rechtsoverwegingen 2.14, 2.16 en 2.17 is overwogen;
3.4
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023 door mr. De Graaf, voorzitter, mr. Van Leuven en mr. Toekoen, allen kinderrechters, bijgestaan door
mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.