In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met als doel de zorgelijke situatie van de kinderen te verbeteren. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er al jarenlang zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die beiden bij verschillende ouders wonen en weinig contact met elkaar hebben. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar hebben moeite om samen te werken en goede afspraken te maken over de opvoeding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie zorgelijk is en dat er een noodzaak is voor hulpverlening. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, met de verwachting dat de gecertificeerde instelling binnen drie weken na de beslissing een jeugdzorgwerker beschikbaar stelt. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders constructief samenwerken en dat er snel passende hulpverlening wordt ingezet om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregel onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.